| |
1788
Januari.
2 Januarij is onsen Bisschop andermael vertrokken na Brussel, alhier op 31 December lest, beneffens den heere Choordeken; gearriveert zijnde, de Bisschoppen, geensints hunne toestemming willen geven over het generael seminarie, hetwelk ingevolge de orders tegen 15 deser soude moeten plaets grijpen, op den voet, voorgeschreven door de depeche van 't gouvernement, toegesonden aen de faculteijt der godsgeleerdheijd van Loven en aen de Bisschoppen van den lande
| |
| |
den 3 November en door die van den voorgaenden 17 October daerbij aengehaelt, soo wel voor de wooning als regeltucht der seminaristen; op welken datum de seminaristen hun aldaer souden moeten laeten vinden, het gene nogtans niet sal geschieden, want niemand wil daermede te doen hebben. Onsen Bisschop heeft het woord aldaer seer wel gedaen, zijnde alhier wederom gearriveert 4 deser. Men sag vier depeches wegens het gouvernement generael deser Nederlanden, aengaende het generael seminarie tot Loven en andere samen raekende de universiteijt van Loven, de eerste aen de staeten van alle de Nederlandsche provintien, de dato van 4 deser; de tweede aen de Bisschoppen van 't land van den selven dato; de 3de aen de universiteijt van 28 December laest; en de 4de wederom aen de Bisschoppen van 't land van dato 5 Januarij.
9 Dito heeft onsen Bisschop de berechtinge gedaen van de cathedraele.
10 Dito heeft hij de 14 dagsche berechtinge van St Joris gedaen, na aldaer eerst de misse gecellebreert te hebben in venerabel capelle, onder sang der confreers, welke berechtinge seer luijsterlijk was.
11 Januarij smorgens, is sijne Doorl. Hoogw. onsen Bisschop na Mechelen vertrokken; onsen buijten-borgemeester en pensionaris zijn over eenige dagen na Vlaenderen vertrokken om inspectie te gaen nemen over de octroijen van den haring en den souten visch.
Vandaeg zijn de dekens bij malkanderen geweest over de nieuwigheden soo van de seminarien als van de broederschappen, alsoo den keijser alles wilt hebben gelijk op den 1 April 1787, uijtgenomen intendentien en nieuwe raden van eerste instantie.
| |
| |
12 deser, na middag, arriveerde onsen Bisschop wederom.
14 dito is er volk van Ligne van 't kasteel vertrokken na Mechelen. Op het kasteel bevind sig alnog den lieutenant-colonel De Solares met het 3de bataillon van 't regiment van Clairfaijt.
Vandaeg is wegens het magistraet van Loven geresolveert dat de uijtgedeijlde wapens wegens de selve aen degene van de vrije corpsen deser stad, aen het magistraet moeten wedergebrogt worden; en alhier blijft men dese alnog behouden.
15 Januarij. Vandaeg souden de seminaristen, uijt het seminarie deser stad, te Loven moeten zijn en de bischoppelijke seminarien gesloten, hetgene nogtans alhier niet geschied en is, niet eenen is er hier vertrokken of sal vertrekken. De selve theologie is tot Loven geopend, dog niemand begeeft sig aldaer, alhoewel de professors sig dagelijks presenteren op de vastgestelde uren om hunne lessen te geven.
Tot Loven is ook niets voorgevallen of gebeurt; den 8sten deser was er eene twiste voorgevallen onder het gemeijn, dog alles was haest gestild.
Men segt dat de Minderbroedersorder soude hebben wegens het gouvernement order gekregen, van sig na Loven te begeven.
De vier abten door den keijser benoemt zijn: den heere de Warlemont voor de edele abdije van St Gertrude tot Loven; Don Bruno Cloquette voor Villers; Don Joannes Beauclaire voor Ninove en Don Ignatius Le Boucq voor St Martin tot Doornik.
Men siet nogal patriotten uijt Holland alhier aenkomen te water en te land; de behoeftigen worden alhier en te Brussel geholpen en ondersteunt door sekere agenten of societijten. Men segt dat het getal der uijtgewekene langs dese
| |
| |
stad en quartieren tot heden soude beloopen wel 16 of 17 duisent personen, waervan er wel 900 (sic) worden geacht hun verblijf binnen dese stad te houden. Honderde zijn deser dagen over land, in rijtuigen en te voet, alsook ter schepe alnog binnen gekomen en bijna alle vertrokken na Brussel en Vrankrijk, dewelke besonderlijk officiers of ledemaeten waren van de gewapende vrijcorpsen en door den tegen patriotschen aenhang, ongenaedelijk worden gehandelt, selfs inde dorpen, alwaer de haetelijkheden soowel als in de steden heerschen.
18 Januarij vertrok onsen bisschop andermael na Brussel, aldaer beneffens de andere bisschoppen ontboden zijnde over het generael seminarie; is sanderdags wederom gearriveert.
Het leet der Hollandsche societijten aen de arme gevlugte hunner landslieden, quam eijndelijk te cesseren.
Den substituut procureur generael Van Gastele, binnen dese stad zijnde, en gelogeert zijnde in den Antonius op de Schoenmerkt, heeft verscheijde personen op 18 en 19 bij sig ontboden en onder eed ondervraegt wat sij nopens den keijser en het generael seminarie ten huijse van R.W. Ruijs, herbergier in den ‘Laurierboom’ in de Augustijnestraet bij St Andrieskerk geseijt hadden; welken Ruijs ook ontboden was om te seggen wie in sijne herberg dien avond geweest was en wat aldaer gepasseert was; hij had den knegt uijt het seminarie ook ontboden en gevraegt of hij het selve gesloten had, en vraegende verders nog kaligheden, hebbende waerschijnelijk sijne aenbrengers. Vele personen bleven om die reden uijt den Antonius. Den waerd, vreesende voor grootere schade en quade gevolgen, alsoo hij eene waerschouwing gekregen had ten dier opsigte die hij hem voorstelde, misschien ook bevreest wordende, op 21 deser na Brussel vertrokken is.
| |
| |
22 deser is 't breeden raed geweest, waerschijnelijk over het generael seminarie, immers over de saeken van den tijd, en hun is bevolen de albertine te doorlesen en sig stiptelijk te gedraegen na het reglement van 23 September 1757.
Tot Brussel waren eenige desorders voorgevallen tusschen de militaire en borgerije, dog is herstelt. Tot Loven is 't ook er op geweest met de militairen tegen malkanderen; de eene houdende het met den keijser, ende andere met de staeten; daer zijn er eenige dood gebleven.
24 Januarij zijn de corpsen der patriotten in de wapens geweest, of alhier misschien ook iets soude voorgevallen hebben.
28 Januarij is op 't stadhuijs gepubliceert de declaratie van den keijser, modifierende de ordonnantie van den 26 September 1785, raekende de publicatie der edicten, ten tijde van de Sondagsche parochiale misse, van den 17 December 1787. Door dese declaratie moeten in 't toekomende geene ordonnantien meer gepubliceert worden ten dien tijde, als degene, daervan het uijtdrukkelijk bevel medebrengend. Welke publicatie nog sal geordonneert worden voor criminele wetten. Maer nogtans sullen alle edicten en ordonnantien moeten geafficheert worden aen de deure van elke parochiale kerk, ten minsten 14 dagen.
Ten selven dage is alnog gepubliceert de ordonnantie additioneel aen degene van den 28 September 1768, raekende de inenting der kinderpokskens, van den 3 Januarij 1788.
Dog de declaratie van den keijser, raekende de edicten en ordonnantien dewelke gepubliceert waren op den eersten April 1787, van 17 December 1787, wird niet gepubliceert, alhoewel hun die benevens die twee voorgaende toegesonden was. Bij dese declaratie wird verklaert, onder andere als volgt:
| |
| |
dat alle edicten, ordonnantien, reglementen en andere souverijne dispositien, dewelke uijtgegeven en gedraegen waren op het tijdstip van den eersten April 1787, soowel in geestelijke materien, als in alle andere, moeten subsisteren en hunne volle ende geheele uijtwerksels hebben, voor sooveel aen de selve niet expresselijk gederogeert en is geweest sedert 21 September. Alle derogatien gedaen in dien tusschentijd van 1 April tot 21 September, behalve degene namentlijk zijn uijtgenomen bij den circulairen brief van 11 Septembris, die agter dese declaratie gevoegt was, welken brief toegesonden was aen de oppertribunalen van justitie der provintien, aen de raeden fiscaelen en aen de Bisschoppen.
Dese declaratie was door den raede van Brabant gerefuseert, waerover den minister hun eijgenhandig schreef op 22 Januarij 1788, dat ingeval die declaratie binnen twee uren niet geemaneert is, hij den raed zal doen omsingelen en met geweld, selfs door canons en bajonnetten hun daer toe sal dwingen en eijndelijk heeft den raed van Brabant snagts om één ure, dese declaratie aengenomen van te laeten publiceeren onder sekere restrictien en reserven deswegens genomen en is alsoo alom gepubliceert, uijtgenomen binnen dese stad, alwaer door de voorsienigheijd en standvastigheijd van 't magistraet, sulks nog geene plaets heeft gehad; en den raed is door krijgsvolken omsingeld geweest en het militair soude aldaer op 't vergaedert volk vuer gegeven hebben, waerdoor eenige zijn gedood en gequetst; en sedert bevind sig onder den raedhuijse tot Brussel eene militaire wagt en het canon staet aldaer geposteert.
29 Januarij zijn de gouverneurs generael deser Nederlanden savonds om 6 uren van Weenen weergekeert op hun buijtengoed van Schonberg en sanderdags in hun hof verschenen.
| |
| |
| |
Februari 1788.
6 Februarij is alhier in de Schelde eenen bruijnvisch geschoten, die sij voor een oord lieten sien langs de straeten.
9 deser is alhier op 't stadhuijs gepubliceert de declaratie van den keijser, vaststellende, maetregels om te beletten dan uijtvoer van de hoorne beesten; van den 31 December 1787.
Sondag 10 Februarij smorgens, heeft sijne Doorl. Hoogw. onsen Bisschop in de cathedraele voor de eerste reijse gepredikt, onder grooten toeloop van volk.
14 Februarij is er een decreet gekomen van Brussel aen 't magistraet deser stad, inhoudende dat, bijgevolg van eene goedgonstige dispositie zijner majesteijt, men voortaen sal mogen komen in alle de steden van dese landen, uijtgenomen Luxembourg en daer uijtgaen na het sluijten der poorten, sonder te sijn voorsien van billet; zijne majesteijt geordonneert hebbende, dat alle vernouwinge ophoude ten dien opsigte; waerover het collegie is geweest, dog sal geensints agtervolgt worden; den borgemeester Della Faille is aenstonts na Brussel vertrokken, ieder is nieuwsgierig om het insigt daervan te weten; ondertusschen onsen borgemeester is op 17 deser alhier wederom gearriveert.
19 Februarij smorgens, was 't breeden raed over de voorse nieuwgierigheijd van de poorten; dog deselve worden alnog volgens gewoonte, na 't ophouden der klok, gesloten, niemand uijt of in laetende sonder billet van den buijten-borgemeester na gewoonte; sig wijnig gelegen laetende aen die gunst van den keijser.
Vandaeg is Van Leempoels, door den raedsheer Dela Villense, rector gedeclareerd, tegen alle privilegien en wetten der universiteijt en tegen de constitutie van het vaderland.
| |
| |
20 Februarij is er voor de 3de reijse na den nieuwen spijker op de bakkers gerond en bij vele het brood te ligt bevonden, namentlijk het roggen; jae bij sommige wel een half pond; dog betaelen wederom geen boet, sig daer tegen stellende.
Het slijpen der seer kostelijke diamanten die de verwondering der kenners en liefhebbers heeft opgewekt, soo over de groote, schoonheijd, verschillende gedaenten, als om de menigte der steenen en van haer gewigt, komt te eijndigen. Dher Thierrij de Villedavraij, commissaris generael van de meubelen der kroon van Frankrijk, hebbende orders van den koning Ludovicus XVI ontfangen, om sijne diamanten, zijnde roosen van de oude orientale slijpers te doen slijpen in brillant en dit niet konnende doen volbrengen tot Parijs, heeft hij dit gedaen binnen dese stad, vermaerd door haere oude diamantslijperskamer. Het gouvernement generael der Nederlanden had daertoe besorgt de kamers en plaetsen van 't vernietigt klooster der Cathuijsers binnen dese stad, om de molens te stellen, die aldaer in gang zijn geweest, ten getalle van 23 en daertoe gegeven eene wagt van het kasteel voor de veijligheijd van dien schat, die aldaer was overgebrogt, waervan de onderneming was gegeven aen dher Martin Cuijlits, negotiant alhier, alsook aen de gebroeders Franciscus en Josephus Dargo, diamantslijpers, in hoedanigheijd van directeurs der werklieden. Het slijpen van die diamanten heeft geduert den tijd van negen maenden en dhr Ménière, juweelier des konings, was gesonden om het opsigt te hebben over die werkingen, dewelke komen te worden voleijndigt met dusdaenige goedkeuringe, dat dhr de Chantraine, gelast met de bewaernis der diamanten en met het bewind deser onderneming, alle degene daeraen aengewerkt en gedient hebben heeft edelmoediglijk geloont.
Dese sendelingen van den koning van Vrankrijk zijn den
| |
| |
24 deser van hier vertrokken met desen schat langs Brussel, alwaer sij den selven stonden te vertoonen aen hunne koninglijke Hoogheden de gouverneurs generael.
Saterdag 23 Februarij 1788 is de geheele universiteijt van Loven wederom geconvoceert geworden, als wanneer aen den nieuwen rector van Leempoel eenen vice rector, te weten den Eerw. heer de Raijmaeker, regent in de valk, heeft bijgevoegt.
26 Februarij is op 't stadhuijs gepubliceert de ordonnantie van den keijser, raekende de vaste wooninge der officiers, soo van justitie als van politie; van den 7 Februarij 1788. Dit is voor vele onmogelijk om te agtervolgen, want wijnige van die officien zijn er daer men op kan bestaen, soodat er sig geene buijten sullen begeven.
| |
Maart 1788.
Sondag 2 Meert, snoenens, vertrok het 3de bataillon van 't regiment van prins de Ligne, van 't kasteel alhier in garnisoen gelegen hebbende met hun spel, na Loven; alwaer van verscheijde andere steden alnog militairen, dragonders en voetvolk waren aengekomen, om de universiteijt met geweld te dwingen; daer was, door bevel van het gouvernement op 20 Februarij laest, voor rector magnifiek gestelt den docter in de medecijnen Van Leempoel; dog den Eerw. heere Henricus Clavers, regent der pedagogie het verken, zijnen tijd van rector magnifiek geeijndigte zijnde, is andermael ingekosen, welken keus geschied is in 't verken, de misse van dankbaerheijd over dese keus is geschied, dog niemand van degene in bedieninge der universiteijt waren, zijn aldaer gecompareert om allle desorders te vermeijden en alsook verboden. Den ingekosen rector Clavers, beneffens veele andere treffelijke mannen der universiteijt, ten getalle van 30, zijn sedert op de vlugt; en op 3 deser hebben alle de philosophen en vier pe- | |
| |
dagien, na het noenmael genomen te hebben, pak en sak gemaekt hebbende, deselve verlaeten, wederkerende na hunne ouders en vrienden; en zijnde aldus vertrokken, vreesende voor quade gevolgen en van met militair geweld gedwongen te worden om alsoo dese nieuwigheijd te doen aenvaerden, hebbende alsoo dese vermaerde universiteijt verlaeten; desgelijks hebben gedaen meest alle de studenten uijt het nieuw collegie der H. Drievuldigheijd op 4 en 5 dito, soodat aldaer wird aengeplakt een decreet wegens het gouvernement aen den rector van Leempoel gesonden, waerbij alle gevlugte wirden ingedaegt op pene van te vervallen van hunne borsen; en dat tegen 10 deser, als wanneer de lessen opnieuw sullen geopent worden. Dog niemand is van sin sig aldaer in die lessen te begeven. Ondertusschen wirden er soldaeten van Ligne in de pedagie het castrum op 2 deser ingeleijd, twee veldstukskens en ook canon op de merkt en aen de hoofdwagt gestelt nevens het stadhuijs; en den selven
dag, 2 Meert, wirden de wagten en patrouillen verdobbelt om te patrouilleren dag en nagt door geheel die stad.
Sedert het aenstellen wegens het gouvernement van Van Leempoel als rector magnifiek der universiteijt, zijn ontrent 30 amptbesitters der selve universiteijt en aldus ledemaeten der 5 facultijten, dewelke den rector niet willen erkennen, afblijvende van alle universiteijtsvergaederingen; het gouvernement daervan onderrigt send, bij depeche van 25 Februarij, aen Van Leempoel de laetste bedrijginge, ieder van hun teekenen gevende dat, nogmaels geroepen tot de universiteijts-vergaederinge en niet comparerende, de absenten van nu voor alsdan vervallen en berooft te zijn van alle hunne ampten en bedieningen, ten sij doende blijken van wettig beletsel. Alle de universiteijtspersoonen zijn aldus te Loven geroepen op 28 Februarij. Niemand van die heeren zijn gecompareert. Daer wird na 't gouvernement eene lijste gsonden, volgens
| |
| |
order, van alle dese absenten, met de ampten die sij bekleeden.
Vrijdag, 29 Februarij, gewoonen dag tot vergaedering of continueren van rector, verbod van vergaederinge der universiteijt, ten dien eijnde door het gouvernement, op pene van apprehentie en voordere straffe, vergaederinge van die particuliere heeren op een andere plaets als in de universiteijthallen; men kiest of continueert geenen rector, maer men protesteert tegen het gedaen verbod, penael als troubel. Tegen den avond van dien dag bekomen alle de soogemelde afgestelde heeren amptenaeren, hunne aenmelding dat het gouvernement hun verklaert vervallen te zijn van hunne ampten en bedieningen; en order aen den rector Van Leempoel en overige ven aen het gouvernement voor te stellen persoonen, bekwaem om tot dien tijd de vacante ampten te vervullen.
Alsoo siet men dese bloeijende schole eene wildernisse worden en waerdoor de promotie van dit jaer geeijndigt is, soodat er geenen primus sal zijn, hetgene nog noijt, immers seer wijnig gesien is.
Die van de gewesene nieuwe raeden van 1ste instantie alhier, hebben onlangs wederom een half jaer gagie bekomen, moetende het selve tot Brussel gaen of laeten ontfangen; dien trek komt gemakkelijk in voor hun.
7 Meert wirden de gebeden inde missen en loven binnen dese stad begonst, hetgene gister in sommige loven alreeds ingestelt was, dat den keijser den oorlog gedeclareert had aen de Turken; siet hier het mandement door sijne Doorl. Hoogw. ten dien eijnde uijtgegeven, luijdende aldus:
‘Cornelius Franciscus, etc., aen alle degene die dese sullen lesen, saligheijd in den heere.
Alsoo het aen sijne keijserlijke nde koninglijke majesteijt, onsen souvereijnen heere goed gedogt heeft den oorlog aen te kondigen aen de Turken, die algemeijne
| |
| |
en aloude vijanden van den christelijken naem, soo is 't dat wij, om te voldoen aen onse pligt en te saemen aen het versoek van hunne keijserlijke en koninglijke Hoogheden, de doorlugtigste generaele gouverneurs van desen lande, naer voorgaende advies van de seer Eerw. en Edele heeren dekens ende capittel van onse cathedraele kerke, aen alle, soo seculiere als reguliere priesters van onse diocese, inde landstreke onderworpen aen het keijserlijk en koninglijk gebied, bevelen en gebieden, van in elke misse bij te voegen de besonderste collecte die men vind inde misse “pro tempori belli”; ende inde loven ofte avonddiensten (alwaer sij geschieden) den LXXVIII psalm: Deus venerunt gentes in Hereditatem tuam, met de agtervolgende gebeden, gelijk het aengewesen staet inden professionale.
Wij twijfelen niet of alle de sielbestuurders sullen ter deser gelegenheijd, de geloovige aen hunne sorge toebetrouwt, met vlijt aenwakkeren, om af te smeeken den segen van den hemel over hunnen souvereijn, over de H. Kerk en over den Staet; ende om alle onheijlen die wij door onse sonden verdienen, van heel het christendom te verwijderen.
Aldus gegeven tot Antwerpen den VI Meert in 't jaer 1788.’ Was onderteekent Corn. Franciscus, Bisschop van Antwerpen. Ter ordonnantie van sijne Doorl. Hoogw., onderteekent A. Van Celst, secret.; ter sijde stont: locus † sigilli.
Vandaeg is alhier op 't stadhuijs gepubliceert het edict van den keijser, verbiedende de journaelen, geintituleert, den eenen ‘Journal historique et litteraire’, en den anderen: ‘Journal historique et politique des principaux évènements du temps présent’ ou ‘esprits de gazettes et journaux politiques de toute l'Europe’, van den 26 Januarij 1788.
| |
| |
10 Meert, gestelden laesten dag, volgens depeche van 't gouvernement en mandatum wegens de universiteijt, tot het frequenteren der lessen in theologie door de theologen ten deser universiteijt, op pene daerbij voorgedraegen, is geen eenen theologist geweest die sig na de lessen heeft begeven; zijnde de theologanten meest alle uijt die stad.
11 Meert heeft den cardinael artsbisschop van Mechelen den Eerwsten en Edelsten heere Joseph Frans. Baron de Waelmont, nieuwen abt der abdije van St Gertrudis tot Loven, inde abdije gemeijtert. Hij was op 25 Februarij geinstalleert, is gebortig van...... hebbende eerst 13 jaeren provisor geweest en sedert 1780 prior.
Volgens decreet wegens den keijser gegeven tot Brussel 7 deser, is door een mandatum van den rector der universiteijt der generaele studien tot Loven van 12 deser, de groote vacantie bepaeld op de maenden Julius en Augustus, hetwelk van dit jaer af moet plaets hebben, soo dat den oeffentijd sal eijndigen met de maend Junij en den nieuwen beginnen met primo September, in plaets van 1o October; dog hunne vacantie is van nu af al begonst, mits sij vandaer zijn vertrokken en sig met geene studie en bemoeijen, de universitijt aldus verlaeten hebbende, eene universitijt die den luijster geweest is der geheele wereld, waeruijt soovele geleerde mannen gesproten zijn, die geweest hebben als klaere lichten voor de kerk en den staet; dese siet men nu in soo eene gesteltenis. Den wettigen rector Clavers en alle andere goede mannen, lidmaeten der universitijt, zijn op de vlugt, niet willende gehoorsaemen aen het onwettig bevel van den ingedrongen rector; den wettigen rector en proffessores wirden criminelijk ingedaegt; met een woord alles is in de uijterste verroering en confusie.
| |
| |
16 Meert wird tot Loven wegens het magistraet eene ordonnantie gepubliceert, waerbij wird geboden aen eenigelijk, dewelke het verlede jaer wapens hadden ontfangen en met des daertoe behoort, de selve aen de cassen van 't magistraet weder te brengen binnen de 24 uren, op boete van 10 patacons, voor ieder die daeraen niet soude volkomen en diensvolgens hebben alle deselve die wapens ten stadhuijse weder gegeven.
20 Meert, Witten Donderdag, zijn de pelgrims wederom volgens oude gewoonte savonds seer treffelijk getracteert in St Juliaengasthuijs door die van 't broederschap der Lorrettanen, mits het selve wederom in wesen is gekomen, waerschijnlijk met dese tijdsgesteltenisse. De processie van 't H. Kruijs, van St Joris den kruijsweg omgaende, altijd vergeselt door dese, is nog agter gebleven. De tafel in St Juliaensgasthuijs was uijtnemende voorsien en verciert; sij hadden hun seer schoon ammelaeken ook wederom, dog was in 3 stukken gesneden, soodat sij het hebben moeten aen malkanderen setten; het hadde gekost over de f 200.
| |
April 1788.
2 April zijn er drij van de gene sedert de tumulte en plunderinge, alnog op het steen gevangen sittende, afgelaeten, hunnen advocaet J.C. Van Laeken ingebrogt en getoont hebbende, dat se niet wettelijk gevangen waren, moetende hun 24 uren vrijgelijde geven, alsoo sij sig gemakkelijk konnen wegmaken, sullende andersints wederom gevangen worden, dog het recht sal tegen hun altijd voortsgaen.
5 April waeren de dekens der ambachten, maekende het 3de lith deser stad, vergaedert op hunne hoofdkamers, om te geven hun advies, gevraegt zijnde door het magistraet, op seker ontwerp wegens het gouvernement aen de heeren staeten voorgedraegen bij circulairen brief van 29 Januarij lestleden,
| |
| |
om de in- en uijtgaende regten, mede degene van transit, te vernietigen, mits daertegens voorsien worde door eene altijdduerende remplacement hetgene de koninglijke schatkiste soude dekken tegens het verlies hetgene daeruijt soude spruijten; dog de dekens hebben dit in dese tijdsomstandigheden onnoodig geoordeelt. Dit advies is uijtnemende schoon, doende daerin sien hunnen iever voor het welsijn van het land, daerin aenhaelende alle de inbreuken aen de Blijde Inkomste, sedert het begin der regeering van Josephus II, onsen hertog, toegebrogt en waervan de herstellinge met eene gegronde reden verwagt en grootelijks door alle welprijsende verlangt word.
Sondag 6 April was 't kerkwijdinge in alle de kerken deser stad, ingevolge 's keijsers edict, dog men hoorde van geene kermissen spreken, keijserskermis aldus die noemende, de selve geensints agtende, alhoewel er verscheijde vauxhallen waren, onder andere op de saele, eertijds geweest hebbende de boven sodaliteijt der gewesen Jesuiten, alwaer, vóór de vernietiging der societeijt, geschied 1773, zoo menige schoone diensten en soo vele treffelijke sermoonen gedaen zijn; en nu siet men dese sael verandert in sulke gesteltenisse, alwaer die bijeenkomsten worden gehouden, daer hedendaegs soo schrikkelijk op gepredikt word. De benede sodaliteijt dient voor stallinge en remise van Sr Rom, koetsverhuurder alhier, die in een deel van 't voorse klooster woont op de Jesuitenplijn.
Den raed van Brabant is door seven nieuwe raeden, door sijne majesteijt aengestelt zijnde, vermeerdert; namelijk de heeren Merx, Arts, de Fierlant, Duchesne, Anthonis, Huijs du Bois St Jean, en de Villegas de Pellenberg; den selven is alsnu verdeelt in drij kamers in plaets van twee. Den grave Cornet d'Elsius is raed gejubilariseert; en den raed Robiano heeft bedankt voor sijn raedheerschap. Zijn in de eerste kamer de volgende negen leden: den canselier de Crumpipen, Viron,
| |
| |
Cuijlen, fiscael, Delmarmol, den baron d'Overschie, de Villegas de Pellenberg, Huijs du Bois St Jean en Anthonis.
In de tweede sijn seven leden: Van Assche, Van Velde, Arts, De Jonge, Duchesne, de Fierlant.
In de derde ook 7: De Villegas d'Estaimbourg, Van den Cruijce, Van Doorslaer, Strens, baron de Bartenstein, Aerts, Merx.
Wat dese nieuwigheijd in sig heeft is onbekent; dog men vertrouwt, dat de selve in conformiteijt van den eed, door hun op de onderhoudingen van de Blijde Inkomste gedaen, alle voordere verbrekingen daer aen toe te brengen, kloekmoedig sullen wederstaen.
Den keus der nieuwe weth, onlangs gemaekt en geformeert zijnde, na gewoonte, soo door 't magistraet en de schepene, als door de wijkmeesters en hunne hoofdlieden, leijde veel opspraek onder onse borgers, te weten, den genen door de wijkmeesters gemaekt; alsoo sij die welke van de nieuwe tribunaelen der eerste instantie geweest hadden, daer ingebrogt hadden. Men sag in 't ligt eenen praeltrijn of omgang op de wijkmeesters en sommige gewesen raeden der eerste instantie alhier gemaekt, zijnde ieder van hun aldaer op eene critieke en schandaleuse wijse verbeeld, hebbende elk een rijmken, en wird hun alsoo gedrukt toegesonden.
7 April waren de dekens, die ieverige mannen, andermael vergaedert en hebben een seer schoon request, ten opsigte van 't generael seminarie, en herstelling der universiteijt van Loven, aen 't magistraet gepresenteert, doende hunnen iever sooveel mogelijk blijken. Het zijn de eenigste seminarien binnen dese stad en Namen, alwaer lessen gegeven worden; in alle andere word niets verrigt. Alle die theologen zijn na hunne huijsen; jae 't is eenen droeven tijd voor de geestelijkheijd.
| |
| |
9 April is de trommel van den rammel af, voor slag van den toren der cathedraele, hermaekt zijnde; wegende in 't geheel over de 3000 ponden; na middag langs buijten op den selven opgetrokken tot aen de gaenderije en seer wel binnen gehaelt ten bijwesen van tresorier en bouwmeester, alsook van Sr Petrus van Hoof, horlogiemaker alhier, ondernemer van dit werk, hetgene binnen eenigen tijd in 't geheel sal herstelt wesen.
10 April sijn de capiteijns der wijken op 't stadhuijs ontboden en wegens het magistraet seer vrindelijk bedankt voor hunnen gedaenen dienst in patrouilleren bij nachte tot veijligheijd deser stad, konnende de fusieken tot sig nemen of laeten onder degene aen wie sij die hebben uijtgedeijlt, mits daervoor sorg draegende. Sommige capiteijns willen nog ronden en patrouilleren bij nachte, hetgene hun toegelaeten wird; eenige begonden te spreken om de lagrassen van vertegans, genaemt provosten van den hove, nu al langen tijd binnen dese stad behouden zijnde, uijt de selve te doen vertrekken, seggende in staet te zijn van de stad te beveijligen en, aengesien het seer groote kosten zijn voor de selve, want men rekent ieder wel op 30 stuijvers daegs, met de peerden; en daer zijn er wel in de dertig.
12 April zijn de resterende gevangenen, van in de plunderinge, op het steen geseten hebbende, ook afgelaeten om deselve redens als onwettig gepakt zijnde gelijk de andere, die sig ook uijt dese stad begaven, zijnde te saemen in 't geheel ten getalle van negen en zijn genaemt: Gerardus Raes, glasenmaeker; Franciscus Goossens, gewerkt hebbende ter vrijdagsmerkt alhier; Petrus Giné, behanger en schipper; Laurentius Hellendael, cattoen spinder en mosselkruijder; Antonius Adriaenssens Lorilliers; Thomas Commers, aschkruijder;
| |
| |
Nicolaus Bernaerts; Jan-Baptist de Donder en Petrus van Warnewijk; alle drij den diamantmolen draeijende.
14 April wird, bij waerschouwing wegens het magistraet deser stad bekent gemaekt en uijtgecondigt, alsoo den onderschouteth, bij depeche van 't gouvernement deser Nederlanden, in dato 11 deser, aen het magistraet deser stad bij copije, insgelijks toegekomen, belast is, publiekelijke uijt te condigen, dat er eene premie van duisent guldens sal betaelt worden aen den genen of degene dewelke aen den selven onderschoteth sullen konnen aenbrengen de autheurs, drukkers ofte uijtstroijers van den voorse praeltrijn.
15 April, na middag waren de dekens wederom bij malkanderen op hunne hoofdkamers.
16 April, smorgens, sag men op verscheijde plaetsen alwaer de voorse waerschouwing en proemie aengeplakt was, den voorsen praeltrijn, op de wijkmeesters on hoofdlieden gemaekt, nevens geplakt.
Nu sag men de kerk en klooster van 't Derde Order, in de lange Gasthuijsstraet afgebroken worden; eene kerk daer soo menige treffelijke diensten zijn verrigt en een klooster, daer soo vele gebeden gestort zijn; jae, tot die heilige schikkingen gebruijkt zijnde bij de 400 jaeren. sag men nu op eenen puijnhoop werpen; de kerken der 3 andere kloosters reeds verkogt zijnde zijn ook in droeve gesteltenisse; te weten: arme Clarissen, tot stalling; de Luijthaeagen verwoest, de Predikheeren tot een pakhuijs. Hae, het ging ons in 't hert, sulke verwoestingen te sien. Den toren wird op 2 Meij van de kerk ten dien eijnde losgesaegt zijnde, hetgene men sonder schroom niet kon aensien, met koorden getrokken; in 't vervolg wird er gegraven aen de fondamenten, om eenen nieuwen
| |
| |
bouw te stellen voor jonr Della Faille de Leverghem, waervan den eenen vleugel noordwaers, alwaer de kerk gestaen heeft, dit jaer nog gemaekt was, sullende dienen tot stallingen.
19 April wirden de voorse gevangenen, zijnde ten getalle van negen, voor de eerste reijse geproclameert om te compareren ter vierschaere, die sal gehouden worden in pleno collegio, Vrijdag 9 Meij van dit jaer 1783. Men segt dat er request na Brussel is om hun pardon te verkrijgen.
Sondag 20 April 1788 is den insteldag van 't Broederschap der 14 dagsche berechtinge te St Jacobs met de gewone plegt gevierd, hunnen gewoonelijken dag zijnde, den eersten Sondag in Meij viel op den genen van die van St Joris, dog zijn in 't minnelijk overeen gekomen en op vandaeg gestelt.
21 April is alhier op 't stadhuijs gepubliceert de verclaeringe van den 16 April 1788; doende bij provisie ophouden de ordonnantie van 10 Februarij 1775, raekende de inbrenginge van het vee, uijt de uijtgestrektheijd der twee meijlen van de grensen.
24 April waren de dekens andermael bij malkanderen op hunne hoofdkamers, hetgene wederom seer dikwijls geschiede.
26 April snagts waren op de straeten gestroijt en op sommige plaetsen aengeplakt dit volgende bericht, luijdende aldus:
Bericht aen 't Brabantsche volk.
‘Ieder aenmerkt den iever en prijst de manhaftigheijd met dewelke gij hebt afgekeert de vernieting uwer landsgrondwetten en den invoer der dwingelandije; dog de vernufte geesten beven voor de listen en lagen die men
| |
| |
u toebrengt; zij zijn gevaerlijker als het gesag en het geweld, alsoo bij dien middel uwe vijanden te sullen overwinnen sonder dat u het sult gewaer worden.
Men neemt informatie preparatoir tot last van d'een d'ander; 't is meer om den schrik aen de getuijgen en andere aen te jaegen, als aen degene tot wiens laste men veijnst te informeren; het bijsonder voornemen is, om de oneenigheijd tusschen het volk te brengen. Dus seijt allen standvastig; wagt u van te laeten misleijden; doet niets sonder voorgaenden raed van de raedslieden, degene openbaerlijk bekent zijn voor de voorstaenders der vaderlandsche rechten. Dat uwe saeken gedirigeert worden naer hunnen raed; dog het principaelste is van vereenigt te blijven als over een jaer. Zijt ook voorsigtig, gematigt, in alles standvastig, zijt dan versekert van te segenpraelen over uwe vijanden, want den monarch is rechtveerdig; hij begeert ook niet dat men tegen de Blijde Inkomste gaet en nog veel min tegen sijnen eed.’
Het selve wird in den morgent door de dienaers afgetrokken. De abdijen en kloosters hadden alreeds wederom verscheijde brieven om hunne novicen na Loven te senden en zijn even standvastig benevens de Bisschoppen gebleven.
Dese vermaerde universiteijt staet daer nog als eene wildernisse, verlaeten van alle geleerde en godvrugtige mannen. De gevlugte houden sig op, eenige in de abdije van St Truijen in 't land van Luijck, andere elders. 'T is een droefheijd dese hoogeschool in sulke gesteltenisse te sien; de collegien vervult met militairen in plaets van philosophen. O, wat veranderinge; eenige, omgeklapt zijnde door beloften en geld, hebben sig in 't seminarie en na de lessen begeven.
Desen namiddag zijn er eenige raedsleden van den raed van Brabant van Brussel binnen dese stad gekomen, na d'abdije van St Michiels, met versoek wegens het gouverne- | |
| |
ment om aldaer te logeeren, hetgene hun toegestaen is, zijnde eene geheele kamer. Ieder is verwondert over dese komsten, maer niemand weet er het recht van, want men segt dat sij het selfs niet weten.. Het zijn de heeren de Villegas d'Estrimbourg; Delmarmol Wirire als fiscael, Van Doerslaer, den baron van Overschie, Strens, Arts, den secretaris en den greffier L. Mosselman.
De lagrassen van vertegans, anders provosten van den hove, gelegen hebbende in 't Hessenhuijs, zijn alsnu herplaetst in de Tappesierspand, wordende het Hessenhuijs bereijd gemaekt voor een escadron dragonders van Arberg en eenige kloosters worden gereed gemaekt voor een bataillon voetvolk van Clairfaijt. Dit hadden hunne koninglijke hoogheden aen 't magistraet deser stad, bij decreet van 24 deser, te kennen gegeven en te gelijk belast, de noodige maetregels te nemen ten eijnde dat binnen dese stad, sonder prejudictie van desselfs privilegien, souden gelogeert worden een escadron dragonders en een bataillon voetvolk van sijne keijserlijke majesteijts-troupen; waertegens, door het magistraet, aen hunne koninglijke hoogheden een schriftelijk vertoog gedaen zijnde, dat het selve onnoodig is en onrust soude kunnen veroorsaeken, soo is wegens het gouvernement generael deser landen hun een naerder decreet toegekomen van dato 26 deser; behelsende, dat dese schikkinge geensints voor heeft eenige hindernisse toe te brengen aen de constitutie van den lande; dat het eenigste oogmerk deser is de veijligheijd van de geruste ingesetenen, het goed order ende onderhouding van de wetten te versekeren, ten welken eijnde de selve krijgsvolkeren de alderstrengste bevelen hebben ontfangen om niemand der borgers of inwoonders te misdoen ofte misseggen; dat, ware het saeke tegen alle verwagtinge eenige buijtensporigheden bedreven wirden tegen eenige militairen, de selve, niettegenstaende hunne bevelen van het goed order te handhaven, son- | |
| |
der iemand te misdoen, hun genoodsaekt souden vinden van afte weiren het geweld dat hun soude aengedaen worden, waeruijt onheijlen souden konnen spruijten.
Desen avond was het collegie op het stadhuijs, waerschijnelijk over dese veranderinge en nieuwigheijd.
Sondag 27 April wird den insteldag van 't broederschap der 14 dagsche berechtinge in St Andries met de gewoonelijke plegt gevierd.
Snoenens, ontrent 1 uur, arriveerde langs St Jorispoort alhier, een escadron dragonders van Artsberg, rijdende na 't Hessenhuijs, alsook den majoor Dujardin met een bataillon voetvolk van 't regiment van Clairfaijt met hunne bagagiewagens, canons en voordere krijgsbehoeftens, die sig op de Mechelsche pleijn verdeelde; eenige gingen na de Cathuijsers, een klooster alwaer nog geene militaire gelegen hadden; een tweede verdeelinge ging na 't klooster van St Joseph Nazareth, de leste verdeelinge namen ingang in 't klooster van de Spaansche Carmelitessen op den Rogier, een klooster, hetgene nog seer wel in staet was en nog niet gedient heeft voor logement van militaire dan alleenelijk in 1785 voor magasijn van meel, haver en hoeij; een klooster hetgene in de maend Julij 1787 reeds bereijd en gekuijscht was om wederom in staet gebrogt te worden voor de nonnekens; met een woord een klooster waer soo menige godtsvrugtige religieusen geleeft en God gedient hebben, jae een klooster daer de salige Anna a St Bartholemeo (medegeselle van de H. Theresia) hunne fondatersse en eerste overste, op 7 Junij 1626 gestorven is, wiens gebeente ten jaere 1783 na Vrankrijk over gevoerd zijn. Het scheen al of het uijtgesogt was om dit klooster ook te laeten schenden, gelijk de andere, alwaer soldaeten gelegen hebben, gestelt zijn, dewelke hun te slegt in staet waren; desen namiddag wird er nog al bagagie aengevoert.
| |
| |
Het was vandaeg wederom collegie over dese saeken en daer wird besloten te verbieden, ingevolge het voorse decreet, eenige officieren ofte soldaeten in eeniger maniere te misdoen, op pene van rigoureuselijk gestraft te worden, volgens gelegentheijd van saeken. En dat, soo wanneer iemand der militaire eenige desorders soude veroorsaeken, ofte insulte doen aen de borgers of ingesetenen, sullen dese hun instantelijk komen adresseren aen de wagt en voorts aen 't magistraet; hetgene 28 deser aengeplakt wird.
De raedsleden gelogeert zijnde in de abdije van St Michiels, hebben vandaeg bij sijne Doorl. Hoogw. onsen Bisschop het middagmael genomen.
28 April wird van savonds en voorts den geheelen nagt gepatrouilleert door de dragonders en door 't voetvolk, sullende aldus vervolgen.
29 April smorgens ontrent half 3, is de declaratie van 17 December 1787, raekende de edicten en ordonnantien, dewelke gepubliceert waren op den eersten April 1787, altijd standvastiglijk gewijgert zijnde door 't magistraet, ter puije van 't stadhuijs deser stad gepubliceert, ten bijwesen van den nieuwen substituut procureur generael: Carolus Schepenhaus, door den deurweerder De Vos, bij ordonnantie en ingevolge het decreet van den souvereijen raede van Brabant, agter op dese order geschreven, de dato 25 deser, gevolgt op de naerder requeste, door den substituet procureur generael de Leenheer, gepresenteert ten eijnde van decreteringe der pene gecommitteert bij decreet van 17 deser. Het stadhuijs was ten dien eijnde beset met lagrassen. Dese declaratie wird ook op de werve, borse en aen de stadspoorten geafficheert, onder het geleij en eene wagt van lagrassen en ten bijwesen van den nieuwen substituet procureur generael Schepmans, gebortig
| |
| |
deser stad, advocaet aen den souvereijnen raede te Brussel en verlede jaer, raed der eerste instantie tot Brussel.
Geheel de stad was aenstonds bedugt en nieuwsgierig over dese schielijke publicatie; daer was een groote opspraek onder het volk, dat van alle kanten na de merkt kwam om te sien wat daer gaende was. Ontrent den noen, sag men in de cathedraele alwaer seer veel volk in was, eene pasquille geplakt in 't portael van de groote kerkdeur der selve kerk, inhoudende, dat dese publicatie onwettig geschied was; dat niemand daeraen sig moet gedraegen en voorts seer schandeleus op den selven Schepmans sprak, dog wird haest afgetrokken. Het quart na twelf uren heeft den notaris G. De Quertenmont uijt den naem en van wegens het magistraet geprotesteert tegen die declaratie en tegen de gevolgen die daer uijt souden konnen spruijten, aen den deurwaerder Borrekens, als deelhebber in die publicatie.
30 April vond men briefkens gestroijt langs de straeten dat er desen morgent ten 9 uren een solemnele Misse sal geschieden bij de Eerw. Paters Minderbroeders alhier, tot stads en 's lands behoudenisse, alwaer seer grooten toeloop van volk was.
De lagrassen zijn uit den tappessierspand, en men segt dat se vandaeg uijt stadssolde zijn; sullende niet meer door dese stad betaelt worden; daer wird in de selve pand eene hoofdwagt der militairen gemaekt, beginnende aenstonds aen 't metsen; men segt dat dit geschied om den markgrave, sig alsnu ophoudende in de Schuttershofstraet, te beschermen en te beveijligen, die nog even seer in den haet is; zijnde onlangs alhier van Brussel gearriveert, hebbende sijn ampt sedert de plunderinge nog selfs niet bedient, maer sig te Brussel bij sijn vader den fiscael opgehouden.
| |
| |
| |
Mei 1788.
Primo Meij, wesende den feestdag van O.L. Heere Hemelvaert, om half 10 smorgens, dede de nieuwe weth den eed in 't collegie op 't stadhuijs na gewoonte. Nu siet men meest alle onse mannen die van den raed der eerste instantie geweest hebben en van ieder gehaet, in de hoogste bedieninge deser stad; den markgrave was aldaer tegenwoordig; daer was grooten toeloop van volk om dese weth te sien en ook om den markgrave, die nog evenseer in den haet der gemeijnte is, hetgene hem getoond wird, want als hij van 't stadhuijs kwam, de merkt vol volk staende, was er soo een gedrang, dat de koets, waerin hij geseten was, niet door konde als met groote moeite en wird op een schandaleuse wijse door het volk uitgesjouwt, rijdende alsoo weg met vier lagrassen te peerd voor sijne koets, tot zijne veijligheijd; hem, die waerschijnelijk vol vrees was, alsoo vergeleijdende tot in de Schuttershofstraet, onder grooten toeloop van volk, hebbende eenige van dese mannen in borgerskleederen in sijn huijs aldaer.
De weth is als volgt:
Borgemeester van buijten:
Jonr Petrus Franciscus Van Schorel de Wilrijck, verlede jaer eerste commissaris der intendentie, zijnde in seer slechte reputatie bij 't publiek.
Borgemeester van binnen:
Mr. Rumoldus J.M. Torfs, verlede jaer raed der eerste instantie alhier en ook in seer slegte reputatie.
Schepenen:
Jonr Joannes Baptista Cornelissen, een oude man die verscheijde maelen schepen en reeds in 1743, 44, 54 en 55 binnen borgemeester geweest is (obijt Januarij 1792).
Mr Cornelius Kannekens, obijt 1 Meij 1793.
Jonr Philippus Herrij.
| |
| |
Jonr Jacobus A. Della Faille, sedert '86 buijten borgemeester geweest hebbende, een deftig man en ook seer wel bemint van 't publiek; dog, soude ook al geerne ontslaegen zijn, maar kan sulks niet bekomen.
Jonr Joannes Carol. de Labistrate.
Mr Rumoldus J.M. Torfs, borgemeester qui supra.
Jonr Joannes Baptista Della Faille de Waerloos, soude ook al geerne ontslaegen zijn.
Jr Joannes Philippus de Hornes, die ook al tracht van den dienst te zijn.
Jonr Jacobus Jos. Hyac. Borrekens, ridder, wel bemind; dese heeft wederom sijne demissie versogt en alsnu bekomen in October 1788; dog moet in groote saeken nog altijd compareeren.
Jonr Joannes Steph. Corn. Grigis, was hoofdman der poorterije.
Mr Petrus Jos van Welhuijsen, raed der eerste instantie 't gepasseert jaer; geensints bemint.
Mr Carolus Monteyremar.
Mr Joannes Jacobus Van Cantfort, wijnig bemint van 't publiek.
Mr Constantinus M.V. Nanteuil, was ook hoofdman der poorterije en ook raed der eerste instantie, maer tot Lier, ook al in den haet van het publiek.
Mr Michael A. Van Henxthoven, niet gehaet;
Mr Jos. Herman, Bogaerts, wijkmeester der 2de wijk, wijnig bemint; den gepasseerden jaere, beijde raedsleden der 1ste instantie alhier.
Mr Joannes Bapt. Vereecken, ook raed der 1ste instantie tot Lier, wijnig bemint.
Jonr Joannes Frans. Vermoelen, heeft in 't vervolg ook al verscheijde mael sijne demissie versogt, dog niet konnen bekomen; hij word wel bemind van 't publiek.
Daer wird sterk gemurmureert over desen keus, te meer
| |
| |
omdat het van 't verlede jaer voorseijt was dat Schorel en Torfs borgemeesters souden geweest hebben; op de wijkmeesters wird seer gesproken, seggende dat se omgekogt waren om sulken keus te doen; selfs seijde men wat somme sij daer voor souden genoten hebben.
2 Meij smorgens vond men gedrukte briefkens, betrekkelijk op den keus, langs de straeten gestroijt en aengeplakt, waerop stond als volgt:
‘Aux Anversois.
Voyez l'authorité souveraine
et le magistrat brillant.
Voyez le sous-capitaine
et conseilleurs de l'intendent.
1 maij 1788.’
3 Meij 1788. Smorgens vond men wederom pasquillen alomme gestroijt langs de straeten, onderandere als volgt:
‘Proemie.
Aaengesien de borgers der stad Antwerpen gehoort hebben de misprijsingen der nieuwe gekose weth, soo is 't dat sij geraedig gevonden hebben te beloonen, gelijk sij beloven mits dese, een proemie van duijsent patacons wisselgeld, voor die dewelke eenige de minste deugden van de nieuw gekosen weth konnen aenwijsen, wel verstaende dat de ingekosene vernedert van plaets hier niet inbegrepen zijn.
N.B. Den naem des aenbrengers sal gesecreteert zijn.
Segt het voort.’
3 Meij; desen morgent sag men verscheijde pasquillen aen huijs en elders. Na middag is onsen Bisschop na Brussel gereden, seffens ontboden zijnd door een depeche van hare
| |
| |
K.H. alwaer de andere Bisschoppen, beneffens de prelaeten ook zijn; men segt over de saeken van 't generael seminarie.
4 Meij, Sondag voor Sincxen, wesende den gewoonelijken insteldag van 't broederschap der 14 dagsche Berechtinge te St Joris, de solemnele misse begonst om 11 uren, gedaen wordende door den Eerw. heere Beke, deservitor der parochie; na middag om half 4, de vesperen, gesongen door de priesters en confreers; om 5 uren word gepredikt door den Seer Eerw. heere Werbrouck, Choordeken dre cathedraele, eenen uijtmuntenden predikant; daerna het lof en reductie langs de kerk, wederom door den heere deservitor, alles onder schoon musiek en grooten toeloop van volk; den heere Bisschop soude de misse en het lof gedaen hebben, maer is gisteren seffens na Brussel moeten vertrekken, gelijk het verlede jaer ook geschied is.
Vandaeg is er eene solemnele misse gedaen bij de Eerw. Paters Beggaerden ook bij de Eerw. Paters Capucienen, tot stads en 's lands behoudenis.
5 Meij wird eene dergelijke misse gedaen bij de Eerwr Paters Minderbroeders, om de selve redens; dit selve was aengeplakt in 't portael dier kerk en wird door die van vertegans afgetrokken.
Desen avond, ontrent 10 uren, heeft den substituet procureur generael Schepmans met eenige lagrassen en twee deurweerders de ronde gedaen bij sommige boekdrukkers als bij Parijs, op den hoek van de Swertsustersstraet, inde Koeijpoortstraet bij Christiaen De Vos, inde Sirkstraet, om te sien of sij geene dingen van den tijd hadden; hebbende bij Parijs eenige boeken medegenomen. Desen Schepmans had eene kamer gevraegt op 't stadhuijs om te werken, die hem vergunt is, te weten de peijskamer, alwaer hij vaceert en voor hem doet compareren, degene die hij uijt sijnen naem doet dagen.
| |
| |
Men segt dat hij in het klooster der Carmelietessen logeert bij de soldaeten, seker om wel bewaert te zijn, alsoo iedereen op hem verbittert is.
6 Meijs, morgens om 9 uren, wird eene dergelijke misse gedaen bij de Eerwe Paters Predikheeren.
7 Meij om 9 uren deden de Eerwe Paters Augustijnen eene misse om de selve reden.
8 Meij eene diergelijke solemnele misse om de selve oorsaecke bij de Eerwe Paters Discaelen.
Vandaeg zijn de keusen der dekens en wijkmeesters voor het grootste gedeelte overgebrogt. Na middag arriveerde onsen Bisschop van Brussel wederom binnen dese stad; men segt dat alle voorstellen door 't gouvernement gedaen, afgeslaegen souden zijn.
10 Meij is er een diergelijke misse voor stads en landsbehoudenisse gedaen bij de Eerwe Paters Minimen.
11 Meij Sincxendag smorgens om 10 uren wirden de missen om de voorschreve redens andermael hernomen bij de Eerwe Paters Beggaerden en Capucienen, sullende op de voormelde wijse en order in de andere kloosters vervolgt worden.
12 Meij is den insteldag van de 14 dagsche Berechtinge in de borgt met groote plegt gevierd, op de wijse als die van St Joris; daer was een jubilaris van 50 jaeren onder het broederschap.
13 Meij was tot Loven het vonnis uijtgesproken tegen den Eerwe heere Henricus Clavers, priester rector magnifiek der universiteijt, door den ingedrongen rector Van Leempoel, waerbij sij verklaerden dat hij vervallen is van alle de ampten,
| |
| |
officien en bedieningen dewelke hij in die universiteijt heeft gehad en voor altijd onbequaem voor het toekomende in de selve te bedienen; bovendien uijt kragte van het decreet van 11 Meij 1788 moet hij binnen drij daegen uijt het Oostenrijksch Nederland, verbiedende aen de selve van binnen den termijn van 10 jaeren in het geseijt Nederland te komen.
16 Meij na middag, den Substituet procureur generael Schepmans, wandelende langs de werf met sijne susters en ......... Lambrechts, worden aldaer seer leelijk uijtgejouwt, waerdoor hij bevreest wird, vreesende voor quade gevolgen, uijt welke oorsaeke de militaire, soo te voet als te peerd, beneffens de lagrassen te peerd desen namiddag moesten patrouilleren langs de stad.
17 Meij is er request gepresenteert aen het magistraet door de wijken over de desorders die den substituet procureur generael Schepmans veroorsaekt door het daegen van verscheijde persoonen, en hoe men sig moet gedraegen, door hem gedaegt zijnde, of men moet compareren; had op 15 deser onder andere verscheijde patriotten van 't groene corps gedaegt en gevraegt met wiens authoriteijt sij hunne vendels gekogt hadden en vraegende meer andere sulke kaligheden, waerdoor hij hoe langer, hoe meer in den haet komt, het was gedurig dat er uijt sijnen naem en voor hem op de peijskamer gedaegt wirden, hetgene groote opspraek leijd en groote desorders en quade gevolgen soude veroorsaeken. Dhr J.N.J. Van Essen hadde aen de advocaeten J.C. Gerardi, F.A. Eeckelaers en Jacq. Jos Van Paesschen gevraegt of den procureur generael van Brabant of sijne substituten alhier binnen Antwerpen eenen borger en ingesetene der selve stad mogen doen daegen om te compareren ten raedhuijse alhier voor commissarissen uijt den raede van Brabant voor hun of andere persoonen, als
| |
| |
die van de magistraet deser stad, om de borgers en ingesetenen der selve stad aldaer te ondervraegen en te doen antwoorden onder eede, om hun selve ofte eenige andere borgers en ingesetenen van alhier te beswaren. Het advies gedraegt dat sulks aen den voorsegden procureur generael en sijne substituten geensints toegelaeten is, noijt toegelaeten is geworden, als contraire aen de costuijmen en privilegien deser stad.
19 Meij, kermis Maendag, sag men militaire patrouilleren alvroeg, soo te voet als te peerd langs dese stad gaen; dog men kan de redens van dese onnoodige patrouillen niet begrijpen. Desen morgent ontrent 4 uren, waren er eenige op de groote Merkt, de marche van de patriotten spelende in turks musiek; de patrouille aenkomende, wilde hun beletten en sij daertegen eenige woorden maekende, wirden met hun medegenomen na de hoofdwagt in de Tappesierspand en van daer getransporteert in den amigo onder het stadhuijs, maer wirden ontrent den noen losgelaeten.
21 Meij heeft sijne Doorl. Hoogw. onsen Bisschop de schoone Berechtinge der cathedraele, Noordquartier, gedaen, dog sal de andere berechtingen, die op die wijse en met sooveel luijster als 't gepasseert jaer sullen geschieden, niet kunnen doen, want, morgent moet hij na Brussel vertrekken.
22 Meij, wesende H. Sacramentsdag, heeft onsen Bisschop den dienst in de cathedrael gedaen en het Venerabel in de processie gedraegen, dewelke seer luijsterlijk was, op de wijse als 't gepasseert jaer en ook met uijtnemend veel licht vergeseld; om half acht desen avond, de diensten gedaen hebbende, is hij vertrokken na Brussel om inde algemeijne staeten vergaedering te zijn, die aldaer sal gehouden worden 23 deser
| |
| |
en alwaer onsen borgemeester en pensionaris alreeds na toe zijn vertrokken.
Nu sal men waerschijnelijk wederom veel nieuwigheden hooren van welke bijeenkomste van onse staeten men den goeden en gewenschten uijtval verwagt.
26 Meij verhuijsden soldaeten uijt het klooster der Spinsters en gingen na dit van Ter Sieken. Na middag arriveerden er wederom ontrent 50 van Mechelen; intrek nemende in 't klooster der carmelietessen; bij sig hebbende vier karren gelaeden met tenten; wat sij van sin zijn moet men afwagten.
Desen namiddag had den meer gemelden Schepmans er wederom eenige voor hem op't stadhuijs doen compareren, als wanneer er eenige borgers op de Merkt vergaedert waren, dewelke als hij af quam hem volgden, gaende langs de Korenmerkt, Schoenmerkt, Schrijnwerkersstraet, Groendalstraet en Huijdevettersstraet naer de pand, daer hij in de hoofdwagt kwam, altijd opgevolgt zijnde door eene groote menigte van volk; aenstonds sag men de militaire patrouilles, soo te voet als te peerd, alsook de lagrassen te peerd langs de stad gaen, men hadde seer gevreest voor tumulte en desorders.
28 Meij smorgens was 't collegie op 't stadhuijs alwaer den borgemeester Van Schorel en pensionaris Bom, van Brussl uijt de staetsvergaedering gearriveert zijnde, tegenwoordig waren. Men sag in 't ligt eene depeche van 't gouvernement van 27 deser, aen de staeten toegesonden, wegens het gouvernement, nadat sij de gewone subsidien in de algemeijne vergaederinge hadden toegestaen.
29 Meij smorgens waren de nieuwe dekens voor de eerste reijse bij malkanderen en na middag andermael.
| |
| |
30 Meij smorgens en na middag waeren de leden wederom bij malkanderen over de imposten, dewelke de wijkmeesters desen morgent hadden afgeslagen; maer siende dat het door allen geconsenteert was, hebben desen namiddag hun consent ook gegeven, waermede den borgemeester spoedig is na Brussel vertrokken.
De nieuwe wijkmeesters zijn als volgt:
Hoofdlieden der poorterije:
Mr Joannes Jos. Van Dun en Dominicus Diercxsens, oude schepenen.
Mr Coopal (obijt 28 Junij 1788 en in sijne plaets is gekosen Mr J.M. Tunck, notaris) en Mr Joannes Bom.
Op 30 Meij hadden onse dekens nog een request aen de stad gepresenteert, bijsonderlijk ten opsigte der universiteijt van Loven.
31 Meij hadden de gecommitteerde dekens request gepresenteert aen de weth deser stad over de verscheijde saeken en omstandigheden van het land, namentlijk over het verbod aen hun gedaen van hunne grieven en de doleantien openlijk en liberlijk te seggen daer des behoort en ook ten opsigte der raedsheeren, binnen dese stad gedelegeert zijnde, om de selve ter kennisse te draegen van de hallen.
Den meergemelden Schepmans is eijndelijk uijt dese stad vertrokken, hebbende sig seer in den haet gebracht, doende niet als verscheijde persoonen dagen voor kaligheden en slegte redenen, hebbende sijne aenbrengers, die, men segt, overvloedig te zijn binnen dese stad, en die men noemt 10 stuijversgasten, waerschijnelijk niet als om den schrik onder onse ingesetenen te brengen, gelijk de waerschouwing ons meld, alhier op 26 April laest gestroijt en geplakt. 'T Was tijd
| |
| |
dat hij vertrok want, 't soude niet welvergaen hebben, gelijk hij op 16 en 26 deser alreeds geproeft en ondervonden had; hij was gelogeert geweest bij de militairen in 't klooster der Carmelietessen op den Rogier. Onsen markgrave Cuijlen, siende dat hij van niemand geacht en in den haet der gemeijnte bleef, is sedert eenige dagen ook vertrokken na Brussel.
| |
Juni 1788.
8 en 9 Junij savonds is er groote rusie en gevegt geweest in sekere herberg ontrent de stadwage, bij de Minderbroeders, genaemt het geestenhuijs; eenige keijsersgesiende en onbedagte menschen, de patriotten verwijtende dat se diefleijers en galgeplanters waeren, daer nogtans dese en andere van die aensienlijkste persoonen ten verlede jaere met soo grooten iever hebben medegewerkt, en door welkers getrouwe diensten vele buijtensporigheden en onheijlen alsdan zijn afgekeert; maer nu worden gevonden dewelke, door hun gedrag, niet anders schijnen te soeken als de publieke ruste te storen, verschillende gesindheden te kweeken, den eenen borger tegen den anderen op te hitsen, bijeenrottingen te maeken. De dragonders en lagrassen zijn er bijgekomen, hebbende een jongen gequetst.
10 Junij savonds zijn de voorse geschillen in de selve herberg wederom begonst, alwaer andermael sterck gevogten wird, eene menigte van jongens waren daer ontrent gekomen en vergaedert. De dragonders meijnden daer tusschen te komen, maer wirden seer leelijk uijtgejouwd; eenige der jongens zijn gekapt, waerdoor de anderen soo verbitterd wirden, dat sij liepen om steenen, soodat de dragonders de vlugt namen.
11 Junij smorgens zijn die van de committé der patriotten en kapiteijns der wijken op 't stadhuijs geweest en tegen het magistraet gaen klagten doen over de desorders die spruijten uijt het patrouilleren der militairen; seggende dat sij in
| |
| |
staet waren van de stad te beveijligen, gelijk sij het verlede jaer getoont hebben; en vervolgens dat het onnoodig is en selfs tegenstrijdig, dat hier bij nagte militaire langs de stad patrouilleren.
Desen namiddag waren d'heeren van 't magistraet andermael boven, alwaer verscheijde ontboden waren, klagten doende over dese desorders.
Desen avond om 8 uren kwamen er wederom wel 60 dragonders in langs St Jorispoort van Mechelen, rijdende na Tappesierspand, alwaer de hoofdwagt desen avond uijtnemende sterk was; desen avond en nagt is alles wel vergaen.
Donderdag 12 Junij is er extraordinairen maendagschen raede gehouden, alwaer geresolveert is te statueren: ‘Dat eeniegelijk sig sal hebben te onthouden van alle hetgene eenige oorsaeke soude konnen geven tot stoornisse van de publieke ruste, wordende wel bijsonderlijk verboden bij desen van eenige bijeenrottingen ofte attroupperingen te maeken, ofte sig tot de selve te voegen, gelijk ook, bij dese, scherpelijk verboden word, den eenen den anderen te beschimpen, te bespotten, verwijtingen toe te brengen, naer te roepen, uijt te jouwen, uijt te fluijten, den eenen den anderen, van wat staet of conditie hij moge wesen, verbiedende mijne heeren ten strengste pasquillen ofte andere schimpschriften te maeken, aen te plakken ofte uijt te stroijen, ofte den eenen den anderen te misdoen met woorden, met werken ofte met schriften op pene van aensien te worden als stoorder der publieke ruste ende als dusdanige, criminelelijk te worden vervolgt ofte andersints gestraft ende gcorrigeert te worden naer eijsch van saeken.
Waerschouwende voorders mijne heeren eenieder, dat het edikt van sijn koninglijke majesteijt van 22 November 1787, verbiedende te maeken, drukken, uijt te stroijen:
| |
| |
libellen, schimpende, eerschendende, schandaleuse ofte oproerige schriften, alhier gepubliceerrt den 22 December 1787, op het stipste sal agtervolgt worden.’
Daer zijn eenige gecommitteerden uijt het magistraet na Brussel vertrokken om over dese saeken, voorgevallen 8, 9 en 10 deser en ook over de militaire, als zijnde tegenstrijdig, alwaer den heere schepen Borrekens, een treffelijk man, seer wel het woord heeft gedaen.
13 Junij savonds om 10 uren is onsen Bisschop binnen dese stad gearriveert, hebbende sig sterk gestelt, soo men segt tegen het vernietigde van den derden staet, waervan men aldaer segt gehandelt te zijn.
14 Junij, tusschen eenen slagregen, een onweder opkomende, is eenen schetterenden dorderslag, om half 6 na middag, gevallen op den meulen van de weduwe Janssens, buijten de roode poort, naest den dam; den bliksem de bovenste roede afgeslaegen hebbende en daer langs afloopende; den brand slaegde aen het uijteijnde van het as, en daernevens, een gat, daerdoor vallende op het eijserwerk van het rondsel, heeft den kop van eenen swaeren bout afgesmolten en weggeslaegen; van dit werk vallende onder den ijseren band, aen het boveneijnde van den standaert, heeft daervan een swaer deel uijtgespolkt en doorsluijpende nederwaerts, wird den bak en de goot verbrijselt en onvindbaer weggeslaegen, waerschijnelijk langs de deur, alsook binnen den meulen aen reepen en touwen die versengt zijn; dog den brand heeft geen voorder uijtwerksel gehad, zijnde den blikseem weggeslingert waerschijnelijk langs henen den standaert nederwaerts, den selven daer bijna half wegslaegende met de banden, een deel der omliggende steunbalken en een hoek van een teirling.
De schade maekt den meulen bouwvallig; den oudsten
| |
| |
meuldersknegt is dood geslaegen, den welken nalaet een bedroefde weduwe; alsook een jongman op de catoendrukkerije op den Dam werkende, ook ten deel gebrand, een gat is gesmolten uijt de kas van sijne horlogie, waervan de kettinge ook gesmolten is. Den jongsten meuldersknegt lag tegen een teerlink, over rug, aen het hoofd bloedende en sterk gewond door een stuk hout of ijser, dog geeft hope van genesing.
Op desen tijd wird de Blauwhandsche ruije aen de Faconsplijn seer hermaekt, die sterk vervallen was.
16 Junij is alhier op 't stadhuijs op de gewoonelijke maniere gepubliceert, de naerdere ordonnantie van den keijser van 20 Meij 1788, raekende de libellen, schimp-, oproerige en schandaleuse schriften, alsmede van printen of teekeningen ende questaerdige proposten van die soorte. Wordende dit alles op eene strengste wijse verboden; dog wird op de dorpen niet gepubliceert, alsoo de selve niet gesonden wird, men liet sig niet veel aen dese gelegen.
Vandaeg hebben de gecommitteerde dekens andermael request gepresenteert aen het magistraet waerbij sij specialijk repeteren, het protest tegen alle het gene den buijten borgemeester en pensionaris deser stad in hunne naemen ter generaele vergaederinge der staeten gedaen hebben. Alsoo het openlijk schijnt, dat men inconstitutionelijk wilt afschaffen, immers de gewoonelijke petitien wilt voorbijgaen, soo is 't dat sij daerbij wel specialijk protesteerden tegen alle gewoonelijke betaelinge over desen jaere 1788, uijt den ontfang der daertoe gedestineerde middelen, sonder dat daertoe alvorens het consent inde gewoonelijke forme sal wesen gedraegen.
Den actuelen eersten hoofdman der poorterije J.J. Van Dun, dede ten selven dage insgelijks een vertoog aen de weth
| |
| |
over de verbreking onser constitutien om de selve ter kennisse van de heeren staeten te brengen.
17 Junij, smorgens, 't quart na 5 uren, vertrokken het voorse half escadron dragonders uijt dese stad langs St Jorispoort, wederom na Mechelen; hier geweest hebbende sedert 11 deser.
Op 20 Junij wird het beeld van den H. Norbertus, gestaen hebbende boven de poort van het hof der abdije van St Michiels te Beerschot, onder de heerlijkheid van het Kiel, geplaetst boven den nieuwen ingang der selve abdije inde Cloosterstraet.
Dese nieuwe poort of ingang, was onlangs gebouwt; de oude ten dien eijnde afgebroken zijnde, nu reeds 200 jaeren gestaen hadde, gelijk ons de inscripten, daerop staende, te kennen geven; dese poort was eenige voeten binnenwaerts, hetwelk eenen hoek maekte, maer is nu met de straet gelijk gemaekt. Met dese gelegenheijd wird het huijs hier nevens suijdwaerts, gants verandert; zijnde seer oud, hebbende verscheijde ronde torentjes en seer oude vensters, gebouwt met groote en eene ongemeijne soort van kareelsteenen; scheijnende als eene capelle geweest te hebben.
23 Junij smorgens zijn er wederom dragonders vertrokken.
25 Junij is alhier op 't stadhuijs gepubliceert de ordonnantie van den keijser, mede brengende pardoon generael voor de deserteurs der troupen van sijne majesteijt voor de Nederlande van sijne dominatie, van den 26 Meij 1788.
28 Junij na middag waren die der committé der corpsen wijken op 't stadhuijs; zijnde alsdan ook collegie; en 't
| |
| |
schijnt dat de patriotten en wijken souden versogt worden van te patrouilleren, alsoo de militairen staen te vertrekken.
29 Junij waren de committés andermael op 't stadhuijs hetgene bijna dagelijks gebeurde.
30 Junij sag men geene hoofdwagt meer aen de Tapessierspand en de bagagie der militaire wird aen de kloosters opgelaeden en ingepakt om weggevoert te worden.
| |
Juli 1788.
1 Julij smorgens vroeg vertrok den major Dujardin, lieut. colonel geworden zijnde, met sijn bataillon van 't regiment van Clairfaijt, binnen dese stad gelegen hebbende sedert 27 April lest, na Gend, ten dien eijnde overgeset wordende aen 't Bierhoofd. Het escadron dragonders van Arberg vertrok langs St Jorispoort na Mechelen, hadde hier geweest sedert 5 Junij; geduerende den tijd dat sij in dese stad gelegen hebben, zijn er wel in de vijftig gedeserteert; sij hadden nog alle nagten soo te voet als te peerd gepatrouilleert; hetgene soo noodig was als hunne logeringe alhier.
7 Julij was 't collegie over de wagten en patrouilles om bij nagte te ronden; de lagrassen hadden desen nagt gerond; het magistraet wilde alnog lagrassen in dienst nemen, buijten degene in stadsdienst waren sedert de nieuwe bestueringe van den algemeijnen armen ten jaere 1779. De committé der patriotten en wijken waeren aensogt van te ronden, maer hebben het geweijgert, of moesten geauthoriseert worden door den maendagschen raede, hetgene sij niet geaccepteert hebben.
10 Julij was 't breeden raed en waerschijnelijk collegie, men geloofde over den 3en staet; daer was inde laeste vergaederinge te Brussel seer gewerkt om den selven te vernietigen;
| |
| |
dog is hun mislukt, tot ons geluk, want andersints souden sij gemakkelijk konnen bekomen hetgene sij willen; want 't is desen het sterkste zijnde, die hun het meest tegenhoud; het zijn de dekens der drij hoofdsteden, die het meest met de geestelijke verrigten en aen wie wij het meest verplicht zijn. Het bijeenkomen was hun verboden, waerover het alsnu seer spande, namentlijk tegen den borgemeester Van Schorel, omdat hij hun de permissie van te vergaederen niet had willen geven.
De gecommitteerde wegens deser stadsambachten, maekende het 3de lith der selve, hadden in dato 11 Junij lest een schoon request gepresenteert aen het magistraet alhier, over den staet der saeken van 't land, opdat sij souden willen betragten de herstellingen der constitutien en het stutten van voordere te doene verbrekingen, en eens eijndelijk de volle ruste en vrede van dit land te besorgen.
De selve gecommitteerde (die zijn J.I. Van Bortel en A. Engels van de schippers, Petrus C. Anthonij, deken der peltiers en Cornel. J.J. Mens, van de Meerschen, A.H.J. Van Wamel en Egid. Verbiest van de bereijders) hadden versogt aen den borgemeester deser stad om hunne onderhoorige leden te mogen vergaederen op hunne respectieve kamers der hoofdambachten, ten eijnde van te confereren ende te dolleren over alsulke appostille als door hunne K.K.H.H. is verleent, op sekere requeste door de heeren staeten van Brabant op 31 Meij lestleden aen hun geepresenteert, betreffende de universiteijt van Loven ende der selver lidmaeten, welke representatie van de staeten hun geensints is gecommitteert; hetgene hun is geweijgert, bij apostille op hunne plaise gevolgt, luijdende aldus: ‘Mijne Heeren die Borgemeesteren, rijpelijk geexamineert hebben het bovenstaende versoek, verklaeren dat sij, opsigtelijk tot het selve, sig verbonden vinden door den 5 art. van het reglement politiek, in dato 23 Decembris
| |
| |
1659, gevoegt bij de ordonnantie albertine. Actum 10 Junij 1788 A. Du Bois dit Van den Bossche.’
De oud-schepenen Josephus Van Praet en Jacobus Legrelle, immers twee van dit corpus en dus lidmaeten van een deser stadsleden, uijtmaekende den breeden raed der selve, hadden in hunne voorse qualiteijt op 12 Junij lest aen borgemeester ook eene plaise gepresenteert ten eijnde dat de kamer der oude schepenen soude vergaedert worden om te dolleren de voorgemelde apostille van 't gouvernement generael, op de requeste der staeten van 31 Meij 1788, opsigtelijk de universiteijt van Loven en desselfs lidmaeten; op welke plaise de borgemeester hebben geappostilleert het volgende: ‘Mijne Heeren die Borgemeester rijpelijk gelet op den inhoud deser, verklaeren, (sonder de supplianten nogtans daermede te willen herkennen, als representerende het corpus der oude schepenen) verbonden te zijn aen den 5 artikel van het reglement in dato 29 Decembris 1659, gevoegt tot de ordonnantie albertine; actum 19 Junij 1788.
Sij hadden ook een schoon request gepresenteert aen de wethouderen deser stad, in dato 23 Junij 1788, over de universiteijt van Loven, alle onse voorrechten treffelijk voorstaende.
11 Julij vertrokken er eenige schepenen, gecommitteert zijnde in 't magistraet, na Brussel; men weet de reden niet waerom, men gelooft over den derden staet; en men hoopt dat den selven niet vernietigt sal geraeken.
14 Julij arriveerden de gecommitteerde van 't magistraet alhier van Brussel; en de dekens vergaederden, alwaer misschien het verrigte tot Brussel hun gecommuniceert wird. De dekens hadden onlangs volle procuratie verleden op den no- | |
| |
taris De Lincé, om in hunne absentie over de landssaeken te handelen met de goede mannen van Brussel en Loven.
17 Julij hoorde men alhier dat er tot Loven eene tumulte hadde geweest onder de borgers; de gelaesen van sommige in den haet en hun al te veel met dese nieuwigheden bemoeijende inslaegende; de militairen zijn daer tusschen gekomen, daer sij sig tegen stelden; dog is haest gestild. Daer waren in allen spoed drij gecommitteerde van onse patriotten na dese stad vertrokken, te weten: Christoffel Devos van de groene, Cornelis Deckers van de roode en Louis Ruquier van de swerte, om te sien wat daer gaende was.
19 Julij resolveert het collegie over de uijthaelinge van sekeren persoon uijt sijne kamer in eene herberge, door 't geestelijk hof, sonder assistentie van schepenen.
Snoenens begonst den rammel of voorslag op den toren der cathedraele kerke alhier wederom te rammelen, stil geweest hebbende sedert 14 Meij 1782; zijnde seer fraij en wel in staet gebrogt door Sr Petrus Van Hoof, die de horlogie ook gemaekt heeft.
Desen morgent vond men hier langs de straeten verscheijde gedrukte briefjes gestroijt, ten eijnde van de wapens op te nemen en met gewelt te beginnen, om aldus een eijnde te maeken van de nieuwigheden en verdrukkingen.
21 Julij smorgens was 't collegie op 't stadhuijs, hetgene bijna dagelijks was. De verdrukte borgers en ingesetenen deser stad, met verwonderinge vernomen hebbende, dat er wederom militaire binnen dese stad quamen, de redens of oorsaeke van dese nieuwigheijd niet kennende of konnende inbeelden, meijnden aen het magistraet daerover request te presenteren ten eijnde de heeren souden medewerken tot behoudenis der
| |
| |
privilegien en om de militairen uijt de stad te houden, hetgene tegenstrijdig is aen de selve, of anders geene lasten te sullen betaelen, waertoe sij in dit geval niet gehouden zijn. Maer den binnen borgemeester Torfs scheijde het collegie, waerdoor het selve niet konde ingedient worden. De groote Merkt was vol volk, dat men er nauwelijks door konde, omdat de spraek ging dat de depeche van 't gouvernement, die onsen Bisschop gekregen hadde, om binnen de tweemael 24 uren het seminarie alhier te sluijten, gepubliceert soude worden; hetgene eenieder versloeg, dog daer is geene publicatie geweest; die van de weth, wijnig na elf uren voornoen, scheijdende, en van 't stadhuijs komende, zijn stil weggegaen; maer den voorse borgemeester Torfs, konnende soo spoedig niet gaen door het fleurissijn waermede hij bijna altijd gekwelt was, wird nageset en vlugte langs de Handschoenmerkt inde cathedraele kerke; een groote menigte volks volgde hem agternaer en wird in de kamer der capelmeesters van venerabelcapelle gelaeten en aldaer bewaert, tot dat het volk vandaer verschoven was, want soude andersints waerschijnelijk met hem niet wel vergaen zijn; het was eene verschrikkelijke confusie, desordre en rumoer inde kerke; het scheen aldaer als een gare merkt te zijn, door het geschreeuw van het volk voor de capelle staende, die aenstonds gesloten wird. De gemeijnte was seer verbittert op sommige uijt de weth en nu bijsonder op den borgemeester, omdat de spraek ging dat het op hun versoek was, dat de militaire wederom binnen dese stad kwamen; en daertoe geene redens konden denken van die onnoodige komste; maer wird gedogt het seminarie te sluijten en hunne voordere nieuwigheden in te dringen met geweld.
Men sag in druk onder het volk eene aenmoediging om het land en religie te beschermen en voor te staen; niet te swijgen, maer openhertig de ware religie te belijden; diergelijke dingen vond men wederom seer veel gestroijt.
| |
| |
Desen namiddag om 1 ure is den borgemeester Torfs na huijs geraekt met eenen trijn jongens agter die hem gevolgt zijn tot inde Cloosterstraet aen zijn woonhuijs ontrent St Michielskerk, welke straet vol volk stond.
Na middag was 't andermael collegie, alswanneer de borgers het voorse request, door hun in seer groot getal onderteekent zijnde, ten eijnde van de militairen uijt dese stad te houden, hebben ingedient, waermede den secretaris G. Van Setter, benevens eenige raedsleden, waeronder den fiscael Wirix uijt de abdije van St Michiels om 7 uren in allen spoed zijn na Brussel vertrokken, schikkende morgen vroeg om 4 uren alhier wederom te arriveren.
Men sag desen avond alreeds eenige militairen binnen dese stad komen en ingang nemen binnen de cloosters, om de schikkingen aldaer te maeken voor de anderen, die morgen staen te arriveren.
22 Julij snoenens arriveerden den lieut. colonel Dujardin met het bataillon colonel en een divisie van 't 1ste bataillon van Clairfaijt, over het Vlaems hoofd, komende van Gend, vernagt hebbende te St Nicolaes, lande van Waes, bij sig hebbende hunne veldstukken en bagagie; gaende na de cloosters der Cathuijsers, Ter Sieken en Carmelietessen; in elke der selve twee compagnien, saemen ontrent de 1500 man; de hoofdwagt wird wederom gemaekt inde Tapessierspand en desen nagt begonden sij al te patrouilleren langs dese stad, hebbende uijt dese stad geweest sedert 1 Julij lest leden; den lieut. colonel logeert in Ter Sieken.
23 Julij zijn uijtgesproken wegens het gouvernement ende rector Van Leempoel, de vonnissen ten laste der 19 overige leeraers docters over dese gevlugte catholique heeren deser unisiteijt, wordende voor 10 jaeren ballingschap veroordeelt.
| |
| |
Dit jaer is tot Loven geene promotie, gebeurtenis sonder voorbeeld van soolang de universiteijt heeft bestaen, ingesteld zijnde door Joannes IV. Zijnde niet eenen philosooph wedergekeert na hunne pedagogien sedert hun laetste vertrek.
24 Julij waren de committés der patriotten en wijken op 't stadhuijs ontboden.
Vandaeg is alhier door den deurwaerder Petrus S. Borrekens gepubliceert en ter gewoonelijke plaetsen geafficheert, het decreet gegeven in den souvereijnen raede van Brabant, den 19 Julij 1788, op de requeste van den substituut procureur generael Cuijlen, tenderende tot verclaeringe van het libbel, geintituleert: ‘Guide fidèle pour toute étendue du Duché de Brabant, Pais de Limbourg et le Marquisat d'Anvers, avec une esquisse de la constitution de la province et moyens de la conserver. Dedié aux états de Brabant par un ami de la Patrie. A Londres 1788’, is attentatoir aen de souvereijniteijt van sijne majesteijt en dat, alvolgens hetselve stuk, publikelijk sal worden verbrand door beuls handen.
Bij het voorse decreet wird geordonneert het selve publiekelijk te doen verbranden door handen van den scherprechter op een schavot, ten dien eijnde te stellen op de Nedermerkt to Brussel, ter plaetse, alwaer, volgens gewoonte, vonnissen wegen den raede ter executie gestelt worden.
Welke executie vandaeg aldaer is volbrogt op de Nedermerkt.
25 Julij waren de raedsleden van den raede van Brabant uijt de abdije van St Michiels verhuijst, alwaer sij gelogeert hadden sedert 26 April lest leden; eenige van hun zijn gelogeert in ‘den Beer’ op de Meer; andere bij particuliere binnen dese stad als bij den seer Eerw. heer De Vries, canonik gradueel der cathedraele; bij den Eerw. heere A. Seerwart,
| |
| |
plebaen van 't suijdquartier der cathedraele. Niemand kent de oorsaek van dit verblijf binnen dese stad.
26 Julij na middag was 't collegie op 't stadhuijs, hetgene den alhier vermaerden substituet procureur generael Schepmans, wederom binnen dese stad gearriveert zijnde, heeft doen bijeenkomen, zijnde alsnu gelogeert in 't clooster van Ter Sieken, bij de militairen.
Bij eene verclaeringe van den keijser van 26 Julij, wird den uijtvoer der granen toegelaeten, hetgene verboden hadde geweest bij verclaeringe van 27 September 1787.
28 Julij smorgens was 't andermael collegie, over de versoeken die, men segt, dat Schepmans aldaer soude gevraegt hebben, te weten: eene kamer op 't stadhuijs; twee schepenen ten sijnen keuse aen sijne orders; de veijligheijd van sijnen persoon; en de hoofdwagt onder het stadhuijs te maeken; hetgene hem alle is afgewesen; want niet eenen schepenen sogt desen last op hem te nemen. Men sag wederom eene aenmoediging in druk, ten eijnde van de privilegien voor te staen en middel te soeken om deselve te behouden; ook was er eene pasquille op dien Schepmans.
30 Julij, smorgens vertrok onsen Bisschop na Brussel die, men segt, aldaer ontboden te zijn.
| |
Augusti 1788.
2 Augustus is onsen Bisschop wederom binnen dese stad gearriveert. Men sag op de vesten van de stad eenige canons na dese stad gestelt, al of sij de selve soude willen in gruijs schieten, hetgene onder sommige inwoonders groote verbaesdheijd veroorsaekte.
4 Augustus ging de spraek alhier dat het seminarie soude gesloten worden; jae, den morgent sag men verscheijde jongens de kasseijden op vele plaetsen van de Schoenmerkt uijt doen.
| |
| |
Ontrent één ure smiddags verschenen de militaire, gewapent in dese stad, liggende in de cloosters en marcheerden. met twee veldstukskens canon en brandende lonten inde hand, na de Meer, plaetsende aldaer het canon wederseijds het cruijs, besettende deselve plaets, gaende voorts na de Schoenmerkt, die insgelijks ontrent het Bisdom en het seminarie beset wird. De militaire dewelke langs de Cloosterstraet kwamen, gingen na de groote Merkt tot voor 't stadhuijs, alwaer het magistraet van smorgens om 9 uren was vergaedert, die uijt hun collegie, het voorse bekent gemaekt zijnde, gedeputeert hadden den schepenen Grigis en den pensionaris Cuijlen tot den commandant, om dese beweging te stutten, dog vrugteloos; niettegenstaende dit, de militaire nauwelijks op de merkt zijnde, gaven vuer op de borgers hun gevolgt zijnde uijt nieuwsgierigheijd; het uijtwerksel van dese schielijke beweging, waervan er aenstonts verschillige, beneffens eenige voorbijgaende lieden, die, vermits het bij half 2 was, na hun werk gingen, of voor hunne affaires moesten daer zijn, wirden gedood, en seer vele gekwetst; waervan er 21, soo mans- als vrouwspersoonen, na 't gasthuijs zijn gedraegen; jae, verscheijde inwoonders op de Merkt, sijn in hunne huijsen en winkels, aen hun werk, doodelijk gekwetst geworden, als onder andere Sr Van den Bergh, op den hoek van de Silverstraet en Brandewijnstraet, die verscheijdende wonden heeft gehad en in groot gevaer ligt; want kogels vlogen in menigte ten allen kanten van de merkt, bijsonder op de hoeken in de huijsen en door de gelaesen, soo boven als beneden, inde mueren en selfs in de Hoogstraet, jae tot in de Wijngaerdstraet, waervan de teekens genoegsaem gesien worden. Niemand wetende uijt wat oorsaeke sij in dese stad gekomen zijn, alsoo er geene reden en waren, nog niemand konde peijnsen, dat sij soo tiranniglijk en sonder vermaeninge of waerschouwinge op onse borgers en inwoonders sulke
vreedheden souden
| |
| |
uijtgewerkt hebben, selfs hunne fusielen gelaeden zijnde met schroij, denkt eens wat moorddadige en onvergetelijke vreedheijd; het was eene droefheijd, gejammer en verbaesdheijd onder de inwoonders van geheel de stad; namentlijk op de Merkt die, besonder aen den kant der Maelderijstraet, met bloed begoten en met dooden en gekwetsten bestroijd lag, die al kermende en al beswijkende van de kwetsuren, soo ondere het stadhuijs als in de bijliggende huijsen en bij de chirurgijns gedraegen wirden, vermaekt wordende en de laeste H.H. Sacramenten bedient wirden, soo door de borgt als cathedraele. Verscheijde stirven aenstonts van de quetsuren. Men rekent het getal van dese ongelukkigen, soo doode als gekwetste seer groot; 21, soo mans- als vrouwpersoonen zijn reeds in 't gasthuijs gedraegen; jae het moet wel over de hondert beloopen. Onder de doode bevind sig eenen vremden koopman, die op de Merkt meijnde eenen wisselbrief te gaen ontfangen; alsook Sr Bescheij, vader en soon bleven aldaer onnoosel dood; is 't niet verschrikkelijk op dusdaenige maniere het leven te verliesen! De straeten daer dese ongelukkige menschen langs gedraegen wirden, waren bedrupt met hun onnoosel bloed; denkt eens wat verbaesdheijd voor die sulks aensaegen, die als besweken van droefheijd en medelijden.
De straeten als ontrent het kasteel, den Eekhof, Mechelsche plijn, Rogier, Drijhoek, Meer, Schoenmerkt en groote Merkt, sijn beset gebleven met militaire wagten tot ontrent alf 8 uren savonds, als wanneer sij met hun canon van de Meer na hunne logementen zijn getrokken, hunne vrome daeden op onse onnoosele en ongewaepende borgers werpende; onse borgers vlugten sonder eenigen tegenweer te hebben betoont; vlugten, seg ik, hetgene de quetsure van vele, genoegsaem uijtwijsen, als sijnde in den rugge en agter in de beenen geschoten; jae men segt dat er eenige met hunne bajonnetten gesteken hebben, hen toeloopende en selfs geraekt hebbende.
| |
| |
Het magistraet, na de noodige informatien van desen voorval genomen te hebben, hebben goed gevonden tot het gouvernement deser Nederlanden eene deputatie te senden en kennisse van dese saeken te geven en klagten te doen, aensoekende een iegelijk van sig aen gene onheijlen te exponeren, alwaer sij ongetwijfeld wijnig gehoor hebben gehad.
De committé der wagten binnen dese stad is vandaeg, bijeen geroepen zijnde, door het magistraet bedankt, soo segt men.
Dese gebeurtenis van 4 Augustus 1788, dag die uijt de geheugenis van onse ingesetenen noijt sal vergaen; dag op den welken men heeft zien vloeien, het onnoosel bloed van soo vele ongelukkige ingesetenen en vremdelingen van allen ouderdom en slag, die bij geval, uijt noodsakelijkheijd, geoorloofd tijdverdrijf, ofte eenvoudige nieuwsgierigheijd, hun bevonden op de Merkt, daerbij sij geensints sulke verdagtende ende een als het te moeten geslagt wirden aen de rasernije van geheijme moorders, gedekt met het krijgsgewaed en wapens, die wij hun betaelden.
5 Augustus smorgens zijn er dragonders ingekomen langs St Jorispoort. Desen noen om 12 uren sag men de militairen wederom verscheijnen als gister, besettende deselve straeten, bij degene na de Schoenmerkt gaende, was den vermaerden substituet procureur generael Schepmans, die sig in 't Bisdom bij sijne Doorl. Hoogw. begaf en aldaer na 't seminarie, aldaer aen den president sijne commissie voorlesende tot sluijting van 't selve, laetende soldaeten voor 't selve en besettende de geheele Schoenmerkt, houdende den Bisschop in civiel arrest. De notaris Emmanuel J. De Quertemont soude uijt den naem en van wegens onsen Bisschop tegen dit sluijten protest gedaen hebben; maer wird door hun aen 't seminarie vast genomen en voorbij sijn wooning, in de Kerhofstraet,
| |
| |
bij de Schoenmerkt, geladen en, langs de Meer, met een groote militaire wagt, na 't casteel gebrogt en aldaer in den calbas geset in een grouwsaem en donker kot, niet hebbende voor geselschap als grijse ratten; en alwaer Frans Martin Mens van 't groen genoodschap, koopman in sijde stoffen, wijnig te voren, sonder eenig agterdenken, passerende op de Meer, door hun vastgegrepen zijnde, ook was getransporteert, onder de sorgen van den lieut. colonel de Solares.
Het canon, met nog twee stukken vermeerdert sijnde, was wederom op de Meer gestelt, die andermael beset was met militairen.
Dujardin had order om, gesaementlijk met den substituet procr generael Schepmans, 5 persoonen deser stad te leveren en op 't casteel te setten. Den Bisschop wird in arrest gehouden in de stad; van de 5 voorse persoonen, zijn maer 2 gevonden, te weten: de Quertemont en Mens; maer de andere, misschien: Pater Tombé, de advocaet De Visser en den notaris De Lincé, zijn niet gevonden.
Daer waren ontrent den noen, soldaeten gegaen na 't clooster der Victorinnen, alsdan binnen dese stad gekomen zijnde; het was den major Vogelsang van Brussel, met eene devisie van Clairfaijt van Mechelen, met een escadron dragonders.
De stadsboden waren gaen aenseggen, uijt den naem van 't magistraet aen de kerkmeesters der parochien, van geene klokken te roeren; diensvolgens hoorde men, nog poortklok, nog wagtklok luijden, selfs geen bedeklok sloeg er.
Na middag, om 4 uren, zijn de militaire wederom na casteel en kloosters vertrokken met hun vier stukken canon, laetende de Schoenmerkt, voor 't Bisdom, agter, voor en aen 't Seminarie, beset met groote wagt, die savonds om half 9 uren insgelijks zijn afgetrokken, laetende onsen iverigen Bisschop in volle vrijheijd.
| |
| |
Sij hadden nog al gesogt na verscheijde andere inwoonders, namentlijk na den Eerw. Pater Jos Tombé, Beggaerd, vermaerden en treffelijken predikant; na den advocaet De Visser, die ook onse privilegien voorstond, maer hadden sig in tijds weggemaekt, gelijk vele andere goede borgers, waeronder den notaris De Lincé dese dekens bedienden en Jos Somers, knaep van de Meersch, die uijt dese stad gevlugt waren om in sulke ...... handen niet te vallen. Seer vele patriotten en capiteijns der wijken begaven sig op de vlugt, want de spraek ging, dat alle de patriotten souden opgeligt worden.
Het grauw was raesend op de patriotten en nogtans sonder reden; dat is nu voor hunnen loon, daer sij nogtans soo medegewerkt hebben om dese stad te beveijligen en tot ruste te brengen, waerom hunnen iever altijd van alle welpreijsende sal gepresen worden en in de geheugenis van alle goede borgers en ingesetenen sal vereeuwigt worden.
Nu siet men onse goede borgers en ingesetenen buijten recht en tegen de wetten, door vremde rechters behandelen, tot nadeel van onse privilegien. Nu konnen sij met geweld gaen nemen, en indringen met militaire magt, hetgene hun, met recht en rede, geweijgert word; nu sien sij dat sij de overmagt hebben behaelt op onse onnoosele borgers.
Desen avond was 't wederom collegie op 't stadhuijs.
6 Augusti was 't andermael collegie op 't stadhuijs en aldaer wird gepubliceert en geplakt de volgende waerschouwinge:
‘Mijne Heeren van 't Magistraet hebben van hunne plicht geacht van het publiek te onderrichten van den brief van den heer commandant der militairen, sig binnen dese stad bevindende, inhoudende de bevelen van hooger hand hem toegekomen, uijtgedrukt bij den selven brief, in der voegen als volgt:
| |
| |
Bij extract getranslateert.
Ik ben belast van Ul. te seggen, mijne heeren, dat ik met kracht moet wederstaen aen alle tumulten, dewelke nog souden konnen voorkomen, waervan ik verplicht ben geweest op gisteren eenige teekens te laeten, dat ik me niet verplicht vinde om Ul. op dit point eenig voorder advies te geven, en dat ik order heb van in diergelijke gevallen door het canon in den grond te schieten dusdanig huijs, uijt hetwelk maer eenen steen soude geworpen worden op de militairen.
Ik ben belast Ul. te seggen, dat mijne canons in alle mijne uijtgangen sullen gelaeden zijn met schroij; dat sijne Excellentie ten selven tijde verhoopt, dat men mij niet sal verplichten van gebruijk te maeken van soo vreede middelen, en dat deselve sijne excellentie ten selven tijde wenscht, mijne heeren, dat Ul. aen het volk, van dese resolutie, kennis soude geven, sonder inmiddels naer te laeten, de geruste en eerlijke inwoonders te versekeren, dat sij mogen staet maeken op alle bescherminge der wapens van sijne majesteijt.
Diensvolgens ordonneren mijne voorse heeren aen eeniegelijk, van sig te onthouden van alle hetgene eenige stoornisse aen de publieke ruste soude konnen toebrengen; 't sij door bijeenrottingen, insulten, worpen van steenen, uijtjouwingen, of op welkdaenige maniere het soude konnen wesen, soo met woorden als met werken, om langs dien middel, soo tot eijge veijligheijd als van medeborgers en ingesetenen, sig aen geen minste quade gevolgen bloot te stellen.
Ten selven tijde ordonneren mijne gemelde heeren aen eenieder, wie het sij, sig exactelijk te gedraegen, aen alle andere waerschouwinge en ordonnantien tot behoudenis van het goed order en van de publieke ruste.
| |
| |
Actum in pleno collegio 6 Augusti 1788; geparapheert Torfs, onder.: P. Van Setter.’
Men sag ook eenen herderlijken brief in druk van den Heere Bisschop van 5 deser.
Desen avond zijn er eenige soldaeten met een stuk canon na Mechelen vertrokken; om half negen uren s'avonds zijn de soldaeten van de Schoenmerkt voor 't Bisdom en seminarie afgetrokken.
7 Augusti. Smorgens om 10 uren wird eene misse van Requiem gedaen in de kerke der Eerw. Paters Predikheeren, tot laefenisse der sielen van die ongelukkigen, op 4 deser soo vreeselijk geschoten zijnde, door de militairen, op de Merkt. De ander kloosters sullen dese Missen vervolgen op dese order, telkens ten 10 uren:
Vrijdag 8 deser bij de Eerwe Paters Minderbroeders, |
Saterdag 9 deser bij de Eerwe Paters Augustijnen, |
Maendag 11 deser bij de Eerwe Paters Minimen, |
Dijnsdag 12 deser bij de Eerwe Paters L.V. Broeders, |
Woensdag 13 deser bij de Eerwe Paters Discalsen, |
Donderdag 14 deser bij de Eerwe Paters Beggaerden, |
Saterdag 16 deser bij de Eerwe Paters Capucienen. |
De kerken waren opgehoopt met menschen en men sag tranen storten van droefheijd over dese ongelukkigen.
De kloosters vervolgden ook nog altijd op de order, hier vore gemeld, de Missen tot slants welvaeren; hetgene in de kerk der abdije van St Michiels alle Sondaegen verrigt word en alle Dijnsdaegen in de kerk der Engelsche Carmelietessen in 't Hopland, die op dien dag ook 't lof doen ten 4 uren.
Hopende door dien middel het geluk en welvaert over onse stad en land van den almogenden af te smeeken.
Daer waren verscheijde personen die, soo ten dien eijnde als om hunne weduwen en kinders te helpen, om aelmoessen
| |
| |
gingen langs dese stad, waervoor verscheijde rijken sig seer liberael hebben getoont.
8 Augusti heeft onsen Bisschop de siekenen en ongelukkige gekwetsten, in 't gasthuijs liggende, gaen besoeken en de selve vertroostende vermaeningen gegeven; 't was niets als droefheijd dat men er aen sag; want daer is te vreesen dat er wijnigen sullen doorkomen.
Alles was nu wederom stil; de hoofdwagt was wel dobbel aen de pand en met peerdevolk voorsien; op de casteelplijn was ook een militaire wagt, het canon op de vesten van 't' kasteel aldaer nog geplaetst.
Na middaga was 't collegie op 't stadhuijs en daer wird 't quart na 4 uren uijt het selve eene deputatie met de prepratoiren over de schandaleuse desordres op 4 deser door de militairen alhier op de merkt gedaen en over de twee borgers door hun gevangen op 't' casteel sittende, na Brussel gesonden, Jonr Jac. Della Faille en Jonr Joan. Frans Vermoelen, schepenen, beijde seer bemint van de gemeijnte; den borgemeester Van Schorel en den pensionaris Bom waren over dese saeke ook na Brussel.
Vandaeg hebben soldaeten tot Loven de vier commissarissen dier stad: Janssens uijt de Koeijstraet, Janssens uijt den gaffelmolen, Janssens an de vaert en den tingieter Charlis meijnen van hun bedde te haelen, maer sij hebben maer eenen konnen medenemen, te weten Janssens aen de vaert, omdat hun de andere ontsnapt waren; desen selven nagt hebben sij ook te Brussel de advocaeten Van der Noot en Goffin meijnen te ligten, maer is hun minder gelukt.
9 Augustus smorgens op het kasteel deser stad van Loven gebrogt, met eene wacht dragonders, sekeren borger en inwoonder van die stad, genaemt Guillielmus Janssens, woonen- | |
| |
de ontrent de vaert aldaer, en aenstonts in 't calbas geset, waer uijt dhr Mens en den notaris De Quertemont eijndelijk door goede voorspraek zijn gelaeten en aldaer eene kamer voor gevangenisse hebben bekomen; dog niemand mag alsnu bij hen komen; moet men hun iets laten weten, dit geschied met open brieven, eerst gevidimeert door Schepmans, gelijk met hunne brieven ook geschied.
In den morgent, ontrent 11 uren, ging den substituet proc. generael Schepmans na 't stadhuijs agter sig hebbende eenige corporaels, opgevolgt wordende door eene groote militaire wagt, om hem te beveijligen, dewelke sig posteerden voor het stadhuijs, tot hij afkwam; het schijnt dat hij eenen brief heeft bestelt aen de raedsheeren van den raede van Brabant, sig eenigen tijd in dese stad bevindende, gelijk nog geseijd is, en aldaer dagelijks op de staetekamer, sedert 4 deser, hunne affairen verrigten; en is alsdan wederom afgetrokken met dese lijfwagt.
Den vermaerden advocaet Jonr Hendrik Van der Noot, advocaet der natien tot Brussel, die door sijne geleerde schriften, als waeruijt blijkt sijne seer schoone en vermaerde ‘Memorie over de rechten van 't Brabants volk’ in dato 23 April 1787, seer veel en sterk medegewerkt heeft tot behoudenisse van onse rechten en privilegien, is alsnu, beneffens andere, ook op de vlugt, om inde militaire handen niet te vallen, die alreeds na hem beneffens na de advocaet Goffin, gesogt hebben.
Sondag 10 Augustus hoorde onsen Bisschop het lof inde kerk van het gasthuijs en ging alsdan die ongelukkige gequetste andermael besoeken en vertroosten, waervan er wederom verscheijde overleden waren; en welk getal, soo van doode als gequetste, men begroot op 107.
11 Augustus is alhier, op de casteelplijn, de revue gedaen
| |
| |
der militairen, soo in de cloosters binnen dese stad liggende, als die van 't casteel; en ook der dragonders, alhier zijnde.
Men sag eene depeche van den minister, geteekent te Brussel 8 deser, en geadresseert aen de staeten van Brabant of hunne gedeputeerde, zijnde vol valschheden; men leest daerin onder andere: ‘En ingevolge dies van orders te geven, om vast te grijpen, die selfs, welke de openbaere wereldkundigheid van over langen tijd heeft aengewesen om te zijn de opperhoofden, den oorspronk ende bestierders van dit complot ofte samenrottinge, soo hier als tot Loven en tot Antwerpen; ende hun doen te geleijden als gevangenen van staet na het casteel deser laestgenoemde stad, alwaer sig reeds bevinden, de soogenaemde Mens en Quertemont, vastgegrepen op het dadelijk feijt van oproerige samenrottingen, welke daer geweest zijn, om hun vervolgens hun proces te worden aengedaen, achtervolgens de ordonnantien.’
13 Augustus smorgens, was onsen Hermandus Schepmans wederom op 't stadhuijs gekomen, maer met geene wagt meer, dan alleenlijk vier corporaels; hebbende den baes uijt ‘den Draek’ in de Suerstraet, alwaer veele patriotten vaderlanders in compagnie kwamen en alwaer veel nieuws vertelt wird; en dien uijt ‘de Croon’ aen de borse gedaegt; en hun ondervraegt nopens hetgene in hunne herbergen verrigt en geseijt is en word, aengaende den tijd.
De weth nam nogal informatien van den voorval, van 4 deser, door de militairen veroorsaekt; sullende de schaede, aen de huijsen en meubelen geleden, van stadswegen betaelt worden, soo men seijde.
14 Augustus verscheen Schepmans wederom op 't stadhuijs met sijne corporaels agter sig.
| |
| |
15 Augustus, wesende den feestdag van O.L.V. Hemelvaert, heeft men, wegens de cathedraele, solemnele en generaele processie gehouden na 't eijndigen der plegtige misse, met ronddraegen van het H. Sacrament des Autaers door den heere Bisschop deser stad, om den almogende God eenparelijk te bedanken, soo omdat Hij onse stad, in 't jaer 1529, heeft gelieve te verlossen van de soogenaemde sweetende siekte, alswel omdat Hij ten jaere 1585 onse stad onder de gehoorsaemheijd van haeren wettigen souvereijn en koning heeft gelieven weder te brengen en herstelt in haeren vorigen en ouden catholieken godsdienst.
Dese processie is ingestelt op St Michielsdag 1529, ter oorsaeke van die siekte, genoemt wordende de sweetende siekte en is alsoo op desen feestdag onderhouden geweest tot 1751, alswanneer dien feestdag is afgestelt; en dese processie gestelt op den Sondag daervoor; en alsnu vernietigt, bij edict van den keijser van 10 Meij 1786, alhier gepubliceert 29 Meij. Van dese siet de ‘Antw. Cronijke’ page 31.
16 Augustus, voor en na middag, was Schepmans wederom boven en werkt op de peijskamer aldaer, alwaer hij wederom vele borgers daegt en op eed ondervraegt aengaende hetgene sij geseijd hebben en ook over het request, hetgene vele geteekent hebben op 21 Julij lestleden, van geene lasten of 20ste penningen te betaelen, soo lange als de militaire in dese stad liggen. Sij waren seer tegen de committé der papatrouilles en wagten, waervan den notaris de Quertemont den auditeur was, dewelke bestont in ontrent 20 persoonen, waeronder patriotten en andere treffelijke borgers en capiteijns der wijken; niet anders in sin gehad hebbende als de vrijwillige patrouilles der patriotten en wijken te reguleren, om dese stad te beveijligen, op aggreatie van 't magistraet, komende dikwijls bij malkanderen op de wagtkamer op 't stadhuijs, waeronder alle de corpsen en wijken schuijlden,
| |
| |
door de weth geaggreeert zijnde, aen de wagtkamer alhier. Van dese committé waren er verscheijdene buijten dese stad op de vlugt geloopen; sij waren op dese seer verbittert, omdat sij meijnden dat dese eene conspiratie souden gemaekt hebben met die van Brussel en Loven, hetgene nogtans valsch is.
18 Augustus ontfing onsen Bisschop eene depeche van het gouvernement, ten eijnde van te doen ophouden de missen voor 's lands behoudenis en gestaedige ruste, die in de kloosters binnen dese stad dagelijks bij beurt geschieden, als hiervore gemeld; vóórgevende, dat hierdoor het volk te seer ontrust word; welke missen door vele godvrugtige bijgewoond wirden; en diensvolgens is dese misse op Dijnsdag 19 deser bij de Eerwe Paters Predikheeren, wiens beurt het was, niet geschied, tot verwondering van ons godtvrugtige ingesetenen. Dat soo een werk moet afgebroken worden; als denkende, dat het gebed den eenigsten middel alnog is om alle onheijlen van ons en van onse stad en land af te weren, alsoo geene rechtveerdige vertoogen meer en gelden en de overige vrugteloos zijn geweest en men het geweld ziet proedomineren, tot nadeel van onse rechten, vrijheden en privilegien!
Verleden jaer was de biddag ook gestaekt door het gouvernement.
19 Augustus is alhier gepubliceert door den deurweerder Petrus S. Borrekens, het decreet, gegeven in den souvereijnen raede van Brabant, 12 deser en wird niet alleenelijk op de gewoonelijke plaetsen geafficheert maer op vele andere plaetsen deser stad, en luijd als volgt:
‘Decreet gegeven in den souvereijnen raede van Brabant den 12 Augustus 1788.
Op de requeste van den substituet procureur generael De Leenheer, tegen de drij vertoogen aen het magistraet der stad Antwerpen ende aen de heeren staeten van
| |
| |
Brabant, respectievelijk gepresenteert op den naem der dekens, soo der hoofdambachten als der voordere ambachten der stad Antwerpen, in dato 10, 14 ende 15 Julij 1788, raekende de pretense gerechtigheden der selve dekens en de meer andere buijtensporigheden inde selve vervat.
Rapport gedaen in den raede, ter interventie van het officie fiscael; 't hof verklaert de requesten, gedateert, 10, 14 en 15 Julij lestleden ten desen vermelt; attentatoir aen de souvereijniteijt van sijne majesteijt, diffamatoir behelsende verscheijde stellingen, strekkende om het volk te ontrusten ende tot oproer te wekken; mitsgaeders verscheijde uijtdrukkingen, directelijk contrarie aen de constitutien van desen lande, permitteert dit decreet te doen drukken en te afficheren alomme daer des behoort. Ordonneert aen den substituet procr generael De Leenheer te doen daeghen voor de commissarissen in saeke te deputeren, de persoonen, dewelke die gemelde drij requesten hebben onderteekent, om de selve gehoort, voorders gedisponeert te worden.
Actum 12 Augusti 1788. Was geparapheert As vt.; ondert. F. Lanné; loco Mosselman; onder stont: publicatio et affictio facta hoc 19 Augusti 1788. Ondert. P.S. Borrekens.’
20 Augustis om 10 uren smorgens zijn de soldaeten uijt het clooster der Victorinnen, wesende twee compagnien, na Mechelen vertrokken, gaende langs de veste na St Jorispoort.
22 Augustus wird van stadswegen gepubliceert, dat de ordonnantie, verbiedende het verblijf in de herbergen, caffehuijsen en diergelijke plaetsen, na het verlaeten der wachtklok ten half 11 ds avonds, alsmede degene verbiedende te worpen met steenen, bedelen, vueren op de straeten te stoken, schieten
| |
| |
met hunne kannonnekens enz. stiptelijk sullen agtervolgt worden.
Ten selven daege, wird wegens de universiteijt van Loven uijtgecondigt, dat ingevolge een decreet van 't gouvernement van 10 deser, den nieuwen cours voor de facultijten van het recht, medecijnen en philosophie moet beginnen tot Brussel in het Teresiaenscollegie, ten dien eijnde bereijd gemaekt, met 1o October; en dat den cours der theologie sal beginnen tot Loven 15 October toekomende.
Denk eens in wat gevaer de ouders hunne kinderen sullen stellen, ingevalle sij de selve na de bedorvene stad van Brussel senden; eene stad daer de buijtensporigheden soo groot zijn en aen eenieder bekent; maer men peijnst dat sij wijser sullen zijn.
Alsnu begonst de wagtklok 'savonds ten half elf en smorgens ten 3 uren wederom te luijden, alsook de poortklok, die men sedert 4 deser nog niet gehoort had, mits er den klepel uijtgedaen was en men eene andere klok gebruijkte. De poortklok is de oudste van den toren, volgens de inscripten met seer oude gottieke letters, op de selve staende, luijdend aldus:
Or rida: vocor + magister ieradus: de leodio me:
fecit: anno domini MCCCXVI (1316).
Op de wachtklok staet:
Guillielmus Witloockx me fudit Antverpiae anno 1730.
Onder de wapens deser stad staet:
Ick ben onrust alsoo ick alle nachten
de borgers drijft van straet, de waekers tot het wachten,
d'herbergen sluijt ik toe, vermaen door mijn geluijt
een ieder tot de rust en alle onrust uijt.
Clock en bijaertgieter, Antwerpen.
24 Augustus smorgens om half negen uren, is sijne Doorl.
| |
| |
Hoogw. onsen Bisschop, na om 7 ure het H. Sacrificie der Misse gecelebreert te hebben, na Brussel vertrokken, hadde gisteren namiddag ten dien eijnde eenen courier gehad, waerop hij sijnen secretaris den seer Eerw. heere Antonius Van Celst, canonik der cathedraele deser stad, na Brussel heeft gesonden, die desen morgent om 4 uren alhier wederom gearriveert is, medebrengende dat sijne Doorl. Hoogw. self moest komen, waerop alnog eenen courier is gevolgt; sijne Doorl. Hoogw. hadde sijnen secretaris gesonden opdat hij de misse en lof in de cathedraele voor 't sluijten der feest van O.L.V. Hemelvaert soude gedaen hebben en morgen en volgende dagen op verscheijde dorpen moeste vormen. Dog is desen avond om half 10 alnog gearriveert, soodat hij op de voorsegde dorpen sal konnen vormen, gelijk hij vandaeg, 25 Augustus tot Eeckeren gedaen heeft.
26 Augustus, ordonnantie van den haring en van de haringrookerijen, alhier opgerecht.
27 Augustus was den vermaerden Schepmans wederom op 't stadhuijs, hetgene maer dagelijks geschiede, doende wederom seer vele van onse inwoonders daegen, om voor hem te compareren, soo geestelijke als wereldlijke; hij hadde onder andere den prior der Eerwe Paters Predikheeren gedaegt en meer andere treffelijke persoonen, de selve ondervraegende onder eed en bevelende van niet het minste voort te zeggen van hetgene aldaer verhandelt word, waerdoor men niet het minste of wijnig kon agterhaelen van hetgene hij hun voorstelt. Hij komt nog altijd met sijne vier corporaels, die op de puije van 't stadhuijs blijven wandelen, soo lang als hij op de peijskamer blijft, alwaer hij schrijft met sijnen klerk.
Men segt dat onsen Bisschop na Weenen soude ontboden zijn en dat hij op 15 October soude vertrekken.
| |
| |
Het stadhuijs van agter en ter seijde, seer vervallen zijnde, wird grootelijks gerepareert; den marmer daer van komende, wird met arduinsteen vervult. Den trap van de veste, tegenover de Meerstege, was ook hermaekt seer vervallen zijnde; desen was gemaekt ten jaere 1624, volgens de inscripten op den selven te lesen, luijdende aldus: Cornelis De Clerck, Engelbert Borrekens, bouwmeesters; na een der seijden: anno 1624. Den anderen trap over de Bonte Mantelstraet, wird vernietigt.
30 Augustus in den morgent, wijnig na 9 uren, wird sekeren borger en ingesetenen deser stad, met naeme Joannes Kindermans, hebbende van 't swert corps der patriotten geweest, woonende in de Boekstege, op den hoek van de Beukeleerstraet suijdwaerts, door de militaire aen sijn huijs vastgegrepen en door hun na het klooster van Ter Sieken gebrogt; eene groote wagt soldaeten in de wapens stond aen den hoek van de Lepelstraet, ongetwijfeld tot assistentie of er eenigen tegenstand gedaen wird. Hij is op 31 Augustus of 1 October op het casteel geset bij de andere, tot welkers verlossinge alle middelen worden gebruijkt, dog te vergeefs, want geene requesten of representatien en helpen, maer zijn vrugteloos. Schepmans was op 29 deser na Brussel vertrokken met eene menigte papieren, waerschijnelijk sijne genomen preparatoiren.
Dit onvoorsiens vastgrijpen heeft wederom schrik gebrogt in sommige van onse goede borgers; namentlijk onder eenige van 't committé der wagten, waervan er wederom verscheijde sig buijten de stad begeven hebben en nog niet wederom zijn gekomen; uijt vreese van aldus ook te vaeren.
De fusielen degene de capiteijns der wijken sedert de troubels ten onderen hadden, wirden wederom gehaelt, hebbende ten dien eijnde eene quittantie van de wagtkamer bekomen,
| |
| |
dat sij die niet gebruijkt hebben tegen den keijser, maer alleenlijk voor de veijligheijd en publieke ruste deser stad.
| |
September 1788.
Primo September, smorgens om half 9, wird in de kerk der Eerwe Paters Augustijnen alhier gesongen een solemnele misse om door de selve te versoeken de gratie van Godt den H. Geest voor alle de jonkheijd, dewelke wederom hernemen en beginnen hunne studien der godtsvrugtigheijd, latijnsche taelen en voordere vereijschte wetenschappen. Moetende de studien alsnu beginnen, door order van 't gouvernement, met 1o Septembris, in plaets van 1 October gelijk het altijd geweest hadde. Diergelijke misse wird ook in 't koninklijk collegie, op 3 deser, gedaen, alwaer geene eerste schole meer gedoceert wird, ten welken eijnde men sedert eenige dagen in 't ligt sag het volgende:
‘Sijne Majesteijt hebbende besloten den oeffentijd der studie scholen in alle de koninglijke collegien der Nederlanden te brengen op vijf klassen; voorkomt men het publiek dat, door dese souvereijne dispositie, de sesde klasse, geseijt kleijne figuer of tyrocinium, van nu af word vernietigt en geene plaets sal hebben in het naaste oeffenjaer. Het sal dus behooren, dat de ouders, die hunne kinderen willen laeten studeren, hun doen onderwijsen inde grondbeginselen der studiescholen, 't sij door besondere meesters, in voege te gaen, in de groote figuer, waermede de oeffentijd der studiescholen sal beginnen.’
Bij de Eerwe Paters Augustijnen, wird de eerste schole alnog gelijk te voren gedoceert; dog den nomber van student verminderde, van jaer tot jaer, door alle de nieuwigheden, die nogtans wijnig profijt konnen bijbrengen, want nu moeten de ouders, willen sij hunne kinders laten studeren, in eenig collegie eerst de eerste school laeten leeren, 't zijn wederom kosten en redens om de gemeijnte van de studie te houden,
| |
| |
die nogtans dikwijls soo veel iever tot de selve hebben als de rijken.
Ingevolge het voorse decreet van den souvereijnen raede van Brabant, van 12 dser, zijn onlangs alhier gedaegt 1o den opperdeken van de chirurgijns, J.H. Dumoulin; 2o Petrus Ombelet en M. Braeckeniers, dekens der saegers; 3o Cornel. Deckers, deken der leemplakkers, om op 3 deser maend September tot Brussel te compareren, volgens het selve decreet; welke vier dekens ten dien eijnde op 2 deser zijn vertrokken; J.H. Dumoulin is selfs in persoon voor de commissarissen gecompareert, waerover de andere en die van de chirurgijnskamer, seer wijnig content waren; maer de drij andere hebben, na verscheijde adviesen, ten dien eijnde genomen te hebben, eenen procureur van den raed gesonden; de voorse requesten wirden voorgelesen, waervan de procureur een copije en een dag versogt, om tegen te antwoorden.
Sij hadden verscheijde adviesen genomen of sijn ingevolge het voorse decreet, in persoon moeten compareren ofte niet; sij wilden den voorsen procureur bijna niet aenveerden of hooren spreken; die sig alsdan daer tegen stelden; sullende, soo 't schijnt, de andere ook gedaegt worden.
Men segt dat den keijser heeft besloten, voortaen geene abdissen van vrouwenabdijen te benoemen, ten sij degene die pensionaeten of openbaere leerscholen sullen houden, op de wijse gelijk hun sal voorgeschreven worden; dog wat heeft het houden van scholen aen de kloosters deser stad geholpen; sij sijn daerom wel vernietigd geworden.
11 Septembris. Smorgens om 10 uren vertrokken de soldaeten uijt het clooster der Carmelietessen op den Rogier, bestaende uijt 2 compagnien, langs St Jorispoort na Mechelen; hunne bagagie was gisteren, ingepakt zijnde, vertrokken.
Den markgrave is wederom alhier gearriveert; woonende
| |
| |
inde Schuttershofstraet in seker kleijn huijs, toebehoorende aen sijne familie; en het schijnt alsof hij nu in dese stad soude blijven.
De voorse dekens, onlangs gedaegt zijnde, en op 3 deser tot Brussel niet persoonelijk gecompareert zijnde, hebben order ontfangen, van sig spoedig andermael na Brussel te begeven om in persoon te compareren voor de voorse commissarissen.
12 Septembris kwam er eene compagnie soldaeten uijt het klooster van Ter Sieken na dit der Carmelietessen, daer die gister uijt vertrokken waren.
27 Septembris savonds om 6 uren is den notaris E.J. De Quertemont eijndelijk, na alle moeijte aengewende te hebben, uijt sijne ongelukkige gevangenis door ordre van 't gouvernement verlost zijnde, door sijnen broeder en clerk met eene koets van 't casteel gehaelt, vergeselt zijnde door Schepmans, die aen 't clooster van Ter Sieken uijtging en zijn afscheijd nam. De Schoenmerkt, ontrent zijn woonhuijs, nues over de Schrijnwerkersstraet, stond vol volk; zijn vrouw en kinderen, de gebueren en allle ware vaderlanders waren vol blijdschap als sij hem sagen aenkomen. Niemand, noch familie noch vrienden, hadden bij hem nog bij de andere gevangenen mogen komen, sedert dat sij op de kamers waren geset, hetwelk groot droefheijd voor hun veroorsaekte.
In dese maend September is de kamer van den raede van Brabant, binnen dese stad geweest hebbende sedert 26 April lest leden, tot Brussel ingeroepen zijnde, van hier vertrokken. Wat de oorsaek van dit verblijf geweest is, is onbekent; dog daer waeren seer treffelijke mannen onder, van wien men niet anders kan seggen als lof.
Wegens het gouvernement wirden in September de geraemten en andere doode lichamen, sedert langen tijd bewaert
| |
| |
geweest hebbende in de anatomische kamer der vermaerde universiteijt van Loven, beneffens de bloemen, de boomen en andere inlandsche en uijtlandsche kruijden en gewassen uijt den botaniken hof aldaer, mitsgaeders de schoone instrumenten uijt het Ficum, gevoert na Brussel, na het Theresiaenscollegie; welke uijtvoerige scherlijk geen goed kan doen aen dese rariteijten, die men soo uijt sinnelijkheijd moet sien wegslijpen, tot ruime van die wijtvermaerde ende geheele wereld door bekende universiteijt; sij vervoerden niet alleen de instrumenten die tot vervaerdiginge der konsten van philosophie en medecijnen moesten dienen, maer ook het houtwerk, dienende tot versiersel der mueren, en de balcons, alsook de brandspuijt der universiteijt. De boeken der bibliotheek en banken van de hal, wirden ook al opgelaeden en na Brussel gevoert; jae gingen te werk alsof de beroemde universiteijt voor altijd hare geboorteplaets moest verlaeten; daer men nogtans integendeel hoopt, de selve in haeren glans, binnen korten tijd tot Loven te sullen sien herleven, tot welsijn van onsen lande.
| |
October 1788.
2 October is de installatie der faculteijten van de rechten, medecijnen en philosophie, van Loven overgebracht zijnde na Brussel, aldaer geschied; in de parochiale kerke van Couwenberg wird, ten dien eijnde eene plegtige Misse gedaen, gevolgt door den Veni Creator. Den rector Van Leempoel en leden der drij facultijten waren daer tegenwoordig en hebben sig daernaer vervoegt aen het Theresiaenscollegie, welkers bouwen zijn toegepast voor het gebruijk der voortgebrochte facultijten. Den minister, grave van Trantmansdorff, heeft terstont daernaer sig vervoegt na het geseijt collegie, wordende aldaer onthaelt en gecomplimenteert door den rector, aen 't hoofd der drij facultijten. Na het vertrek van den minister wirden de drij facultijten vergaedert, om de voorlesing van
| |
| |
de depeches en der instructien te doen, die aen hun waren toegeschikt geweest wegens het gouvernement. Sanderdags wirden de eerste lessen gegeven; dog van dese stad en hebben hun aldaer geene begeven. En alsoo den cours alsnu soude tot Brussel moeten in gang komen en de facultijten der rechten, medecijnen en philosophie afgesneden zijn van de universiteijt, zijn daer toe alle saeken, soo van het Ficum, anatomiesael, pedagogien bibliotheek als andersints, uijt Loven na Brussel door keijserlijke wagens in September laest vervoert, en op 17 September is den studieloop tot Loven voor de klijne scholen in 't nieuw collegie der H. Drievuldigheijd heropend, gelijk ook de cours in 't soogenaemt generael seminarie; de theologanten aldaer in seer klijn getalle zijn.
Alsoo siet men dien grooten luijster der stad Loven verdooft, door het verplaetsen der besonderste facultijten. Den magistraet, omden ondergang van de stad Loven te voorkomen, indien de universiteijt verplaetst wird, hadde op 9 Augusti seer grootmoedige vertoogen gedaen aen 't gouvernement, waerop hun geantwoord is, bij depeche van 15 Augustus, gegeven tot Brussel onderteekent, Marie en Albert, onder andere, dat de orders van sijne majesteijt ter verplaetsing der selven van de drij facultijten deser universiteijt; te weten die der rechten, medecijnen en philosophie in dese stad, te uijtdrukkelijk en te volstrekt zijn, om ter uijtwerking dier, éénen oogenblik uijtstel te konnen verkrijgen; soodat hun vertoogen vrugteloos zijn geweest.
In het seminarie deser stad zijn geen nieuwe aenveerd; er worden geene lessen gegeven aen de Hollanders, de anderen sullen allen, uijtgenomen eenen die aldaer 4 jaeren heeft gewoond, na Douaij gaen, om in die universiteijt voort te studeeren, om alsoo tot het priesterschap te geraeken, siende hier geene kans meer, aengesien onsen Bisschop niet mag wijden als degene hunne theologie hebben gehoort in generael smi- | |
| |
narie tot Loven; soodat er verscheijde studenten ledig loopen en afwagten of er geene veranderinge sal komen, sullende andersints verscheijde hun gedagt tot dien voorgemelden staet moeten verlaeten, en andere saeken, om den kost te winnen, ter hand trekken; vele ouders sijn bevreest hunne kinders tot de studie te schikken, om reden dat se vreesen dat er geene promotie voor hun is; met een woord, het is een bedroefden tijd; 't ware te wenschen dat er in 't kort eene goede veranderinge kwam.
Men hoort niet waer onsen Bisschop soude zijn; dan hoort men dat hij te Lier is; dan in de hoeven van den Ouden Bosch, sijne heerlijkheijd; op sijn speelgoed, hetwelk bij aldaer bouwt; en het schijnt dat hij sig aldaer ophoud, alsof hij in ballingschap was; nogtans men hoopt niet dat desen jaerigen man sijnen moed sal laeten sinken, maer integendeel altijd standvastig sal blijven. Hij heeft aldaer de permissie bekomen, soo van den prins van Oranje als van de staeten van Holland, om aldaer eene capelle te bouwen en den godsdienst te verrigten.
De lessen der chirurgie worden tot Brussel gegeven door hr Kok, L.J.M. en stadsdoctor alhier, alsook der vroedschool en anathomia; is aldaer voor professor der vroedkunde gekosen, om welke redens alhier eenen nieuwen professor moet gekosen worden, welke keus was vastgesteld tegen 16 deser, maer daer is verbod gekomen wegens 't gouvernement aen 't magistraet deser stad, van geenen keus te doen en dat degene die sig daertoe presenteert, eerst te Brussel moet geexamineert worden, soodat er voor de lessen alhier op 't chirurgijns-colgie, boven de waeghe gegeven wordende, te vreesen is; want moeten de chirurgijnsgasten na Brussel gaen, om de lessen bij te woonen, dan sijn se queijt, want hoeveel sijn er die sulke kosten konnen betaelen? Wederom al nadeel voor ons land.
| |
| |
Ten selven dage zijn door het magistraet twee nieuwe stadsdocters gekosen, te weten dheeren en Mrs J.P. Hoijlaerts en Ludov. D. Le Roij, inplaets van den voorsen Mr Kok en van wijlen dhr De Vaddere.
Onlangs zijn er wederom eenige dekens gedaegt om tot Brussel te compareeren, ingevolge het voorse decreet van den raede van Brabant van 12 Augustus; zijnde ten getalle van 6. Wesende de 2de daeginge en, hebbende van geene voordere meer vernomen, soodat ik geloof dat alles is agtergebleven.
25 October, smorgens zijn er eenige dragonders uijt dese stad vertrokken na Mechelen en soo voort na Loven.
27 October zijn de andere dragonders hun gevolgt.
Desen morgent was 't collegie en men segt dat sommige heeren van 't magistraet de militaire wel souden willen behouden binnen dese stad en andere niet en dat, ingevalle deselve binnen dese stad blijven liggen, willen sij de cloosters in staet stellen, 't gene seer veel soude kosten en hetgene men voorgeeft wel op 20.000 gls.; siet eens wat somme voor soo eene onnoodige saek. Hebbende breeden raed geweest, soo ik meijne.
28 October, smorgens en na middag was het wederom collegie.
29 October na middag om 4 uren heeft het gebrand inde Keijserstraet, in 't huijs genaemt het nonneken, dog, wird haest geblust, doordien het met den dag geschiede; want andersints soude het met den gantschen terlink konnen gedaen geweest hebben, aengesien er geene klokken mogen geroert worden om te stormen, welk verbod nog duert sedert de desorders van 4 Augustus laetst; daer wird als na gewoonte
| |
| |
eene wagt van keurlingen bijgestelt, waerbij sig voegde eene militaire wagt.
Ten selven daege wird alhier van stadswegen gepubliceert en gewaerschouwt onder andere, dat de ordonnantie van 30 Augusti 1779, aengaende het bedelen, stiptelijk sal agtervolgt worden, gelijk ook degene van 28 Januarij 1783, verbiedende met eenige loterijen, rafelbandekens, terlingspelen voor te te staen of te laeten spelen, op de penen en confiscatien daerin vervat. Voorders, verbiedende aen de ingesetenen deser stad, van eenige vremde en onbekende persoonen, eenige huijsen, kamers, solders enz. te verhuren of te besorgen op pene van 50 gls. Sullende het magistraet om het bedelen er uijt te houden, nog verscheijde sergeanten aennemen.
30 October was 't andermael collegie; het had breeden raed geweest over de hofhoudinge, imposten, subsidien enz.; alle hetgene door de leden gelijkelijk was afgeslaegen.
Men segt dat de volgende artikelen onlangs souden afgeslaegen zijn, dewelke souden bestaen als volgt: dat er 8000 à 9000 glds., voor 't paert deser stad, in de marcheringe deser troupen soude gevraegt zijn, en van op kosten deser stad de bouwen der kloosters in staet te brengen, waerop soude geseijt zijn, dat sij sulks niet noodig hebben.
Ook soude gevraegt zijn van een dak te maeken aen de Tappesierspand, alwaer de hoofdwagt is, om droog te zijn, waerop soude geantwoord zijn, dat de pand groot genoeg was, dat sij konden binnen blijven. Soodat er niets geconsenteert is, maer alles afgeslaegen.
Die van de domeijnen zijn alsnu belast geworden om de bestellinge te doen voor de instaetstellinge der cloosters, soodat de militairen den ganschen winter alhier sullen blijven.
| |
| |
| |
November 1788.
1 November, feestdag van alle heijligen en gewoonelijke dag die sijne Doorl. Hoogw. heeft gekosen, beneffens Paesschen, tot het geven der pauselijke benedictie, dog men heeft van Sijne Doorl. Hoogw. niets vernomen; hij soude op 4 deser, wesende den feestdag van St Carolus Borremeus, patroon der gewesene Jesuitenkerk en beschermer dr christelijke leeringe voor de bejaerde menschen deser stad, ten jaere 1779 opgeregt, aldaer de Misse gedaen hebben, gelijk alreeds bij de placcaert bekent gemaekt was; dog men heeft van hem wederom niets vernomen; men weet niet wat daervan te maeken; men segt dat hij soude siek liggen bij den pastoor in de hoeven, ontrent den ouden Bosch; maer verscheijde zijn van een ander gepeijs, al of hij niet in de stad soude mogen komen voor en aleer hij na Weenen soude geweest zijn; wat er van zij, is onbekent; men heeft gehoort dat hij aldaer ontboden soude geweest hebben van in Augusti lest.
5 November was het andermael breeden raed over de selve saeken en is wederom niet doorgegaen.
Frans M. Mens, op 't casteel alnog gevangen sittende, sedert 5 Augusti laest, was desen avond om 7 uren uijt sijne gevangenisse ontsnapt, de venster uijtgesprongen zijnde en soo langs den vensterkant, maer agtervolgt wordende door den schildwagt en tot aen de kerk gekomen zijnde, aenhebbende een mantel, alwaer hij door sijn loopen, waerschijnelijk door verbaesdheijd gekent zijnde, door eenen corporael aengehouden wird en is aenstonts wederom door hun in de gemelde gevangenis gestelt, wordende aldaer veel nauwer bewaert dan te voren, moetende de gevangenisse ten dien eijnde seer voorsien worden.
6 November was het wederom breeden raed over de subsidien, hofhoudinge, imposten; dog is wederom niet geconsenteert.
| |
| |
7 November was den breeden raed andermael vergaedert over de selve saeken; dog is weder afgeslagen en niet geconsenteert.
8 November was het wederom breeden raed over de selve saeken, te weten: hofhouding, subsidien, imposten, enz., dog is wederom afgeslaegen; en het consent gewijgert zijnde, heeft den pensionaris, wegens den buijten-borgemeester, eijndelijk de goede mannen na gewoonte bedankt, voor hunne gedaene moeite en devoiren; soodat de breede raeden over dese saeken waerschijnelijk sullen komen op te houden, waervore de leden 7 mael hebben moeten compareren. Ondertusschen, men moet den ijver en de standvastigheijd van onse goede mannen prijsen in 't wijgeren van dese saeken, alsoo sij geene redens vinden om te consenteren. Altijd wirden de staeten eerst over dese saeken geroepen en nu vraegt men eerst 't consent van den 3den staet.
De leden der steden van Brussel en Loven hebben ook geen consent gegeven, maer alles kloekmoedig gewijgert. Onse staeten zijn eijndelijk geconvoceert tegen 21 deser.
14 November smorgens om half 8 is den voorsen Frans M. Mens uijt sijne gevangenisse of civiel arrest gehaeld en gevangen genomen uijt den naem en van wegens den keijser als hertog van Brabant, ingevolge decreet van den souvereijnen raede van Brabant en is met een escort van ontrent 25 dragonders en eenige soldaeten voetvolk, dewelke de koets, waerin hij geseten was, vergeselt door provosten van vertegans, omringden, langs de poort van secours na Brussel gevoert, gevolgt door den alhier vermaerden substituet procureur generael Schepmans; door Berchem gepasseert zijnde, zijn de soldaeten weder na de stad gekeert.
Denk eens wat droefheijd voor sijne huijsvrouw, die be- | |
| |
nevens sijne moeder na Brussel is vertrokken, om nog voordere moeijte tot sijne verlossinge te doen; hebbende benevens sijne familie en vrinden, tot nog toe vrugteloos alle moeijte ten dien eijnde aengewend.
Bijna alle de preparatoiren die den voorsen Schepmans, alhier genomen heeft, hadden betrek op desen F.M. Mens, die eenen waren patriot was, een voorstaender van het land. Onlangs hadde Schepmans nog eenige borgers gedaegt en in 't clooster van Ter Sieken doen compareren, alsoo hij op 't stadhuijs niet meer en verschijnt; en ondervraegt nopens den geseijden Mens, aengaende eenige papieren, daer hij mede soude rondloopen zijn, op de borse en elders, om te laeten teekenen tegen de majesteijt, waerop sij niet konden antwoorden; jae sij gingen daermede te werk en hielen hem of hij eenen grooten muijtmaeker was; siet maer eens, hoe hij geschildert word; beneffens den Nots en De Quertemont, in de depeche van den minister van 8 Augusti lest, hiervore gemeld, hetgene wij seker weten valsch te zijn. (Sij wilden op hem werpen, als of hij het request van 21 Julij lest, ten opsigte van geene 20e penning te betaelen, soolang de militaire inde stad zijn, soude rondgegaen hebben om te onderteekenen).
De andere twee te weten: Joannes Kindermans en Janssens, blijven nog altijd aldaer sitten en men hoort alnog van gene verlossinge.
17 November is er van stadswegen gepubliceert: als de dekens van 't hoofdambacht van de Meersche, bij requeste gepresenteert inden Maendagschen raede, te kennen hebben gegeven, dat tot onderhoud van hunne behoeftige supposten bij voorgaende ordonnantien, selfs met parate excentie, ingevolge acte collegiael, in dato 28 Januarij 1726, boven de jaerkosten was toegestaen voor doodsschuld van ieder
| |
| |
suppost van 't Meerscheambacht, de somme van 4 guldens, dertien stuijvers; en diergelijke somme voor doodschuld van desselfs vrouw, welkers invoorderinge niet alleenelijk aen verscheijde moeilijkheden onderworpen was, maer ook niet vergenoegde tot het bereijken van dit oogmerk dier instellinge, waerdoor dit hoofdambagt te sijnen grooten agterdeele belast is geworden en nog jaerlijks merkelijk beswaert soude worden, versoekende om dit nadeel te voorkomen, de betaelinge der geseijde doodschulden te niet te doen en bij andere middelen te besorgen, den gewoonelijken onderhoud der behoeftige supposten; soo is bij wethouderen, naer voorgaende ondersoek, soo van de tegenwoordige gesteltenisse van het hoofdambacht der Meersche als van de bestieringe van de proveniers, in de huijsen op St Nicolaesplaets, aen dit ambacht competerende, ten koste van 't selve onderhouden wordende, goedgevonden te ordonneren en te statueren onder andere als volgt:
| |
I
Dat alle supposten, ressorteerende onder het hoofdambagt van de Meersche, nu sijnde en bij tijde wesende, sullen zijn en blijven ontslaen aen de betaelinge van f 4, 13 voor de doodschuld; soo van hun als van hunne huijsvrouwen; sullende alleenelijk ingevordert moeten worden de soogenaemde levende schulden, waeraen onderworpen sullen blijven degene, dewelke in hun leven het Meerschambacht verlaeten of uijt hunne neringe scheijden.
| |
II
Daer alsoo de gewoonelijke inkoomgelden niet vergenoegen tot den onvermijdelijken onderhoud en noodsaekelijk bekostigen van de lasten, daer dit ambacht mede beswaert is, soo sal eenieder, die naer de publicatie deser, onder de Meersche aenveerd wilt worden, voor inkomgeld aen de- | |
| |
selve moeten betaelen acht en veertig guldens; de meerscheniers kinderen, nu sijnde en bij tijde wesende sullen gestaen met 24 guldens.
| |
III
De supposten der onderhoorige ambachten, onder de Meersch resorterende, als tin- en loodgieters, mandemaekers, handschoenmaekers, wasmaekers, peperkoekbakkers, lijn- en twijnwevers, kanmaekers, sullen insgelijks voor inkomgeld aen de Meersch moeten betaelen f 48, sullende hunne kinderen gestaen met f 24 boven de gewoonelijke opschrijf en proefgelden aen hunne respectieve ambachten competerende, bij vorige ordonnantien uijtgedrukt.
| |
IV
Van dit inkomgeld van f 48, sal het ambacht der Meersche genieten f 30 en de resterende f 18 sullen moeten gekeert worden, tot onderhoud der behoeftige supposten op St Nicolaesplaetse; van het half inkomgeld sal het ambacht der Meersche genieten f 15 en de resterende f 9 sullen moeten gekeert worden tot onderhoud der voorse behoeftigen.
18 November is er eene amestatie in faveur van den voorsen M. Mens; zijnde onderteekent door meer als 300 persoonen en treffelijke borgers deser stad, ten dien eijnde op de borse en elders rondgegeven, na Brussel opgesonden, behelsende, dat hij altijd bekend is geweest voor een eerlijk man en van deugdsaem gedrag en treffelijk fabrikeur in sijde stoffen, bij wie vele gemeijne ambachtslieden hunnen kost winnen, dat hij seer veel gedaen heeft tot handhaevinge der publieke ruste deser stad, hebbende sijnen overmoijden ijver genoegsaem getoont, in de tumultens ten verleden jaere, tot herstellinge der gemeijne ruste. Dit geschiedde om niet na te laeten alle mid- | |
| |
delen te werk te stellen, tot het bekomen van sijne verlossinge, die men soo seer verlangde. Ondertusschen heeft men vernomen dat hij op de Hallepoort binnen de stad Brussel in gevangenisse is gestelt. 't Was te wenschen dat men hem haest herstelt sag; wat plaisir soude het niet zijn voor onse stad en besonder voor sijne vrouw en familie, die beneffens alle onse goede borgers in groot verlangen en agterdenken zijn, hoe het met hem sal afloopen.
Sedert 21 November was het staetevergaederinge tot Brussel, waervan men verneemt dat den heere Prelaet van Ste Bernaerts, Benedictus Neefs, eenen seer ieverigen voorstaender van 's lands gerechtigheden voor ordinairen gedeputeerden gekosen is.
Onsen choordeken Jos. Frans. Engelb. Werbrouck, heeft in die vergaederinge tegenwoordig geweest soo men segt, in plaets van onsen Bisschop, die, men segt, seer onpasselijk is, sig nog altijd ophoudt in de Hoeven.
De gewone imposten, subsidien, hofhoudinge zijn aldaer geconsenteert geworden; dog grootelijks tegen dank van eenige treffelijke mannen, die geensints hun toestemminge gegeven hebben; hebbende seer lang gehapert en gebalanceert, eer het is doorgegaen. Men segt dat er van de geestelijken staet deselve souden gewijgert hebben: den Aertsbisschop van Mechelen, den prelaet van Affligem, den prelaet van Ste Bernaerts en nog twee andere prelaeten; ses andere prelaeten souden geconsenteert hebben; van de edelen zijn er elf stemmen geweest die deselve kloekmoedig hebben gerefuseert en 13 andere hebben geconsenteert.
Sedert eenige daegen is het wederom toegelaeten te stormen ende trommel te slaen als het brand; hetgene belet hadde geweest sedert de militaire furie van 4 Augustus lest, soodat de vreese, waerom dit verboden is geweest, verdwenen is;
| |
| |
waermede men onse oude poortklok wederom sal gaen hooren, die tot nogtoe, sedert de militaire furie van 4 Augustus sonder klepel gehangen heeft.
Sondag 30 November, na middag, was het collegie op 't stadhuijs over de imposten, subsidien, hofhouding; (den pensionaris Bom, gister van Brussel gearriveert zijnde, sal alsnu eersten pensionaris zijn, mits het overlijden van Jonr Michiel Thomas Van Essen op 23 deser) hetgene waerschijnlijk aenstonts geconsenteert is geworden.
| |
December 1788.
Maendag 1 December was het breeden raed over de voorse dingen, dog wird door dese soohaest niet geconsenteert, wird uijtgestelt op morgen.
2 December waren de leden andermael vergaedert en is wederom door ons goede mannen afgeslaegen, alhoewel het magistraet soo spoedig geconsenteert had; en is gestelt op morgen.
3 December was 't andermael breeden raed, maer het consent is soo min als gister gevolgt, zijnde gestelt op 5 deser.
4 December, feestdag van de H. Barbara, zijn voor aelmoesseniers gekosen Dheer Solvyns en Carolus De Wael.
Ondertusschen wirden de imposten op het accijs bij provisie ingevordert; men segt dat hierover interpretatie was gevraegt, dog sullende, in cas van geen consent, het ingevorderde wederom gegeven worden, wordende ten dien eijnde de naemen op een anderen boek gestelt; over dese invorderinge waren op het accijsrecht eenige moeilijkheden voorgevallen, sommige sig daer tegen stellende; alsoo de betaelinge op het plat land geen plaets meer hadden.
| |
| |
5 December waren de leden andermael vergaedert, wesende de vierde mael breeden raed over deselve saeken; dog was soo veel als d'eerste reijse; zijnde onse goede mannen nog altijd even standvastig en ieverig voor 's lands welvaeren en gemeijne best, voorstaende, sooveel mogelijk, de gerechtigheden en privilegien van den lande, gelijk ook de oude schepenen, die seer neerstig zijn in het behertigen van het algemeijn welzijn.
6 December was het voor de 5de reijse breeden raed en is andermael gewijgert en gestelt op 9 deser.
9 December, wederom breeden raed, dog is wederom gewijgert en deselve worden sedert vandaeg niet meer ingevordert op het accijs, want vele die sig daer tegen hadden gestelt, namentlijk de tappers, seggende waerom sij meer gehouden waren dit te betaelen als op 't plat land.
10 December, andermael breeden raed over deselve dingen; en men segt dat er gisteren eenen brief of depeche wegens het gouvernement aen het magistraet gekomen soude zijn, ten eijnde sij de leden souden aenmoedigen tot het geven van hun consent, om te voorkomen aen de droeve gevolgen die er uijt konnen spruijten; hetgene hun gewaerschouwt wird. Dog hebben hetselve wederom even standvastig gewijgert, mits sij volgens hun gemoed geen redens vinden tot het geven van het consent.
11 December was 't wederom breeden raed over deselve saeken, voor de laetste mael, wesende de 8ste reijse; hetgene hun gewaerschouwt was door den pensionaris; hebbende hun seer aengemoedigt tot het geven van het consent; dog is we- | |
| |
derom met den grootsten iever gewijgert; en zijn eijndelijk bedankt geworden als na gewoonte; en wij mogen en moeten hun ook bedanken voor hunnen grooten iever voor het vaderland, dien sij in alles hun mogelijk hebben getoont en nog toonen tot het gemeijne best. De leden van Loven en Brussel zijn mede even standvastig in alle de landssaeken, hebbende ook geensints hun consent gegeven; wat gevolgen er nu staen te komen, moet men sien.
't Is evenwel aen dese goede mannen der 3 hoofdsteden toe te schrijven dat men het meest heeft bekomen; want andersints soude sonder moijte alles genoegsaem doorgaen, soo men aen de manieren wel bemerkt.
13 December, smorgens om half 10 uren is Sr Kindermans (sedert 5 Augusti laetst nog altijd op 't casteel gevangen geseten hebbende) eijndelijk op vrije voeten, kosteloos en schadeloos gestelt zijnde, (zijnde den vermaerden substituet proc. generael Schepmans ten dien eijnde alhier gearriveert) met eene koets na huijs gehaelt, tot groote blijdschap van sijne huijsvrouwe en van alle welprijsende borgers en ingesetenen deser stad.
Sr Janssens, borger van Loven, ook op 't kasteel deser stad geseten hebbende sedert 30 Augustus laaetst, is gister avond om half 9 ook uijt dese ongelukkige gevangenis verlost; en vrij gestelt zijnde, met eene koets na sijn swagers huijs (Dhr Hoijlaerts alhier die met sijne suster getrouwt is) gehaelt en aldaer met groote blijdschap ontfangen; en voorts verwillekomt door verscheijde van onse goede borgers en patriotten.
Nu begint men te hopen dat onsen patriot Dhr Frans M. Mens, dien ieveraer voor het vaderland, ook welhaest uijt
| |
| |
sijne gevangenis op de Hallepoort tot Brussel sal verlost worden, tot onse groote blijdschap.
De koude sedert 3 weken seer fel geworden zijnde en nu bijna onverdraegelijk, heeft sedert 15 deser savonds de Schelde, door de menigte van ijs voor de werve, sig beginnen vast te setten; en soodanig dat men er desen morgent, 16 December al eenige, dog niet sonder gevaer sag overloopen na de Vlaemsche wal; en met schetsen rijden; daer waeren reeds bruggen op de werf en aen de kanten gemaekt, om gemakkelijk over te gaen; jea begonnen reeds kraemkens daerop te stellen; dog de vreugde duerde niet lang; want in den agternoen om 4 u. à half 5, het water opkomende, geraekte aen het drijven door de straffe tijde, waerdoor er vele in groot gevaer waren; 13 dreven er weg op een ijsvloed die nogtans allen gelukkiglijk zijn gered van die drijvende ijsschollen, bij middel van eene schuijte, leeders en touwen, soodat er tot nogtoe geen ongelukken zijn geschied. Volgens dat men segt is den vorst en koude strenger geweest dan in Januarij 1740 en 1776, wanneer men nogtans meijnt het koudste geweest te zijn van dese eeuw.
17 December in den morgent was de Schelde andermael eenigsints vastgevrosen, soodanig dat er wederom eenige bestonden, sig er op te begeven, dog geraekte haest aen 't drijven, dog allen die er op kwamen zijn het perijkel ontkomen; tegen den avond begonst het andermael te stroppen, soodat er wederom eenige overkwamen.
18 December is het vonnis uijtgesproken tegen de negen persoonen en ingesetenen deser stad die ten hoogsten befaemt en supect zijn, van sig plichtig gemaekt te hebben aen de desorders en plunderingen binnen dese stad voorgevallen in
| |
| |
de maend Junij 1787 en vlugtig zijnde sedert 2 en 12 April lestleden, gelijk alsdan geseijt is en sedert verscheijde mael ingeroepen en geproclameert; zijnde de saeken en advies gehouden op 20 Junij lestleden en alsnu geseijt in collegie op dese wijse: vier zijn gebannen voor altijd, twee voor 25 jaeren, eenen voor 15 jaeren en twee zijn soldaet geworden. Niemand hadde sulke vonnissen verwagt; men hadde gepeijnst dat alles dood soude gebleven hebben, mits de saeke in advies waren gekomen.
Door de aenhoudende en bijna onverdraeglijke koude, begonst de bedelarije als in voege te komen, alhoewel in verscheijde quartieren deser stad geld, torven, sargien en andere noodsaekelijkheden waren uijtgedeijlt aen de behoeftigen, door mildaedigheijd van sommige particulieren; en ook niettegenstaende de buijtengewoone uijtdeijlingen door de commissarissen van den armen in hunne respectieve quartieren deser stad; het scheen dat dese aelmoessen misbruijkt wirden door eenige; de sargien en andere effecten uijtgedeijlt, terstont verkogten, waerom van stadswegen op heden 18 deser gepubliceert wird, dat de pene van 6 gls. gecommitteert bij den 2en artikel der ordonnantie van 30 Augustus 1779 tot laste dergene die aelmoessen sullen geven, op het alderstrengste sal agtervolgt worden; voorts wird eenieder gewaerschouwt, dat degene die de voorse goederen verkogt of verset hebben sullen gestraft worden volgens inhoud der ordonnantie en dat de verkogte of versette goederen terstond van stadswegen sullen uijtgehaelt en gereclameert worden bij de persoonen dewelke deselve ten anderen sullen hebben.
19 December is den jaerelijkschen spijker der graenen voor de chijnsen omgestelt als volgt: terwe f6,4; haver f 2,10; gerst f 3,12; boekweij f 3,1; evene 3,4; evie f 1,14; witte boonen f 7; erwten f 5,15; peerdeboonen f 3,3; somersloor- | |
| |
saed f 6,18; wintersloorsaed f 7,5; sparie f 2,18; raepsaed f 6,19; kempsaed f 6; spelt f 2,14; vlassaed f 5,10.
Ondertusschen vernam men dat er eene seer nadeelige depeche wegens het gouvernement aen het magistraet gekomen was, ten opsigte van het bakkersambacht; en het schijnt dat hun bij de selve eenigen tijd word gegeven om te delibereren of sij sullen op den spijker bakken ofdat het ambacht wegens het gouvernement soude worden opengestelt.
De stad schijnt genegen te zijn ovens te stellen en aldaer volgens den spijker te bakken, om hetselve alsdan ten prijse als bij ordonnantie uijt te laeten verkoopen.
20 deser was het wegens het gouvernement bij depeche aen het magistraet deser stad, nogtans te vorens kenbaer gemaekt zijnde, aen ieder toegelaeten was van sig te komen warmen in de plaetsen daertoe geschikt binnen dese stad en waervoor ten eersten verkosen is, het klooster van Ter Sieken, alwaer ten dien eijnde in 't midden van die kerk een groot olievuer gestookt wird, op een ijseren rooster aldaer gestelt, waerboven eene houte schouwe was getimmert, leijdende den rook langs eene venster uijt, daerbij waren eenige soldaeten gestelt, van degene in 't gemeld klooster liggende, als toesigt.
Dit geschiedde op het voorstel van den lieutenant colonel Dujardin, die ook voorstelde van 1000 portien brood aen de armen uijt te deijlen dags; voorgevende dat die weldaed van de militaire uijt den naem van den keijser, het volk meer genegenheijd soude voor hun krijgen; maer dit voorstel van 1000 portien is niet gevolgt, 't was hun te schaedelijk.
Sondag 21 December was de kerk van de Spaensche Carmelietessen ook open ten dien eijnde; zijnde aldaer gister seer spoedig te midden der selve, op deselve wijse den rooster gestelt, waerop vandaeg niet alleenelijk vuer gestookt wird,
| |
| |
maer selfs tegen den muer in dese kerk, ook alles onder toesigt der soldaeten uijt dit klooster, die de vueren stookten. In dese kerken kan eenieder sig van smorgens tot savonds elf uren komen warmen, 't sij mans, vrouwen, kinderen, jongens en meijskens, sonder eenige onderscheijd en dat onder treffelijk toesigt der soldaeten, denkt eens wat daer van sal komen. O! Hoe kan het geschieden dat men die H.H. plaetsen, die schoone kerken tot sulke voorwendsels moest sien gebruijken; door alle welke schikkingen het gouvernement ons doet sien hunne eerbiedigheijd voor die H.H. plaetsen, jae, men schroomde sig van het huijs Godts in dusdaenige gesteltenis te sien.
Alhoewel de strenge vorst sedert 18 deser scheen te veranderen, bleef de Schelde ontrent Hoboken vastgevrosen; tot dat het ijs snagts, tusschen 21 en 22 deser, door den vloed wird opgebroken bij verrassing, soodat meer dan een ijsvlot voor- en namiddag kwam nederwaerts gedreven met tenten van riet daerop gestelt en alnog voorsien van eenige huijsraed en gerief van tappers en schenkers; dog men hoort van geene verongelukte menschen.
22 December wirden in de kloosters van de Cathuijsers en St Joseph Nasareth geseijt Spinsters publiek verkogt: eene groote partije marmeren steenen, wit en swert, gelegen hebbende in de schoone kerke van de Cathuijsers en Tersieken, groot 8 à 10 duijm vierkant; dese verkoopinge begonst smorgens om half 10, in den pand van het klooster der Cathuijsers, alwaer ten selven tijde alnog verkogt wirden eenen serk met 36 swerte steenen van 2 voet vierkant, en na middag, om half drij in het klooster van St Joseph Nasareth, alwaer nog verkogt wirden twee serken, gelegen hebbend in de kerk van Ter Sieken, met eenige dorpels.
| |
| |
Desen namiddag begon het wederom te vriesen, dog den volgenden nagt wederom te doeijen.
Sedert 27 December begonst de vorts wederom te hernemen met bijgevallen sneeuw en noordenwind en is snagts van 29 tot 30 deser geklommen tot den graed aen en boven het jaer 1740, volgens dat men segt, soodat de Schelde opnieuw vast vroos, waerop 31 deser, wederom met schetsen gereden wird; dog geraekte met de tijde wederom haest aen 't drijven.
Sedert 24 December waren de warmplaetsen in de voorse kerken gesloten en het ware te wenschen dat dese voor altijd gesloten bleven; het is den choordeken der cathedraele, den Eerwen heer Jos. Frans. Werbrouck die, men segt, kragtige moijte heeft aengewend om dit te beletten. Deselve zijn sedert niet meer geopent, tot groote blijdschap van alle godvrugtige menschen.
De gouverneurs generael hebben aen de magistraeten aengemelt, soo van Brussel, Antwerpen als Loven, van aelmoessen te geven, dewelke souden bepaelt zijn op f 3000, welke aen de respective magistraeten souden worden behandigd uijt de religiekasse. Dog men segt dat ons magistraet hun daerover heeft bedankt, want het is gemakkelijk aelmoessen te doen met het geld van een ander, en daerenboven eene somme van f 3000 kan in eene groote stad wat maeken.
- EINDE VAN HET TWEEDE DEEL. -
|
|