Luimige poëzy(1827)–Nicolaas Jeremias Storm van 's-Gravesande– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Goede raad. Hans was naar stad geweest, om daar het vlas te koopen, Waarvan zijn knappe jonge vrouw, Voor manliefs hemden, zelf het garen spinnen zou. Hij maakt verheugd het pakjen open, En roept met zelfvoldoening uit: ‘Wat treft ons telkens toch een zegen! Wie heeft er beterkoop nog immer vlas gekregen?’ ‘Wel foei!’ zegt nu de vrouw: ‘Heet gij dat vlas? 't is snuit, Moet uit zoo korten bocht ik hemdengaren spinnen? Hoe kondt ge 't ook zoo dom verzinnen!’ ‘Sus, wijfjen lief!’ hervat de man: ‘Wat is er aan verbeurd? Kom, kom, wil maar bedaren: 't Is waar, 't is wel wat kort, maar, spin er dan maar garen Voor kinderhemdtjens van.’ Vorige Volgende