Luimige poëzy(1827)–Nicolaas Jeremias Storm van 's-Gravesande– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Het toppunt der kunst. Eens speelde men in zeekre stad, waarvan Ik nu den naam mij niet herinnren kan, Een stuk, waar in een maagd zich met een dolk Doorsteken moest; - ten schouwburg kwam al 't volk Uit heel de stad; want dat wou ieder zien. Tot groot vermaak van oude en jonge liên, Gelukt de coup, en, als een lijk zoo bleek, Viel 't meisjen neêr, zoo daadlijk na den steek. ‘Dat's heerlijk mooi;’ zoo roept nu ieder: ‘zoo Zag ik 't nog nooit; wat is 't een mooie dôo.’ Het daavrend handgeklap vervult het huis, Tot driemaal toe, met schrikkelijk gedruis, En toen 't geraas gedaan was, roept terstond Het gantsch publiek, als 't ware uit éénen mond: ‘Da Capo!’ en tot vreugd van klein en groot Herrijst de maagd en - steekt nog eens zich dood. Vorige Volgende