bizarre vorm opgeofferd. Zo schreef Jacob van Lennep (1802-1868) een E-legende, waarin de E de enig voorkomende klinker was. Prof. J. Bosscha (1797-1874) schiep in 1841 de destijds spraakmakende A-saga. Aan de eerste letter van het alfabet is ook Van Lennep's Gastmaal aan 't Strand, Abacadabra gewijd, dat in het Hollands Jaarboek van 1855 werd gepubliceerd. Geïnspireerd door Van Lennep's E-legende schreef Abraham des Amorie van der Hoeven jr. (1821-1848) Colholms Roos: O - Sprook. De Rotterdamse dominee Jacob Jongeneel (1831-1887) wrocht een I-dicht' dat later in het Letterkundig Bijblad van de NRC werd afgedrukt (17 januari 1925). Jongeneel, vanaf 1877 predikant in Heerlen, heeft daar onder meer nog een studie over het Heerlense dialect geschreven. In 1880 vertoonde ook B.H. van Breemen een I-dicht, naast een IJ-rijm. Toen zijn klinkerverzen opzien baarden, werd in het negentiende-eeuws letterkundig tijdschrift Braga de verzuchting geslaakt, dat in de rij van klankdichten alleen het U-prul nog ontbrak. Oppertaalgrapper Battus heeft daar in 1950 in voorzien met zijn eigen U-prul, en daar later nog een U-klucht (‘Turk Drusus kust Ruth ruw...’) aan toegevoegd.
Ook uit de zeventiende eeuw zijn kostelijke voorbeelden te vinden. Op het Muiderslot werden dichtwedstrijden gehouden. Eens luidde de opgave, ‘het kortste gedicht’ te schrijven. Constantijn Huygens bracht, in de finale, te berde: ‘Ick tick’ en hij raakte een arm van Joost van den Vondel. Vondel wees naar P.C. Hooft en riep gevat: ‘U nu!’. Hooft was sprakeloos en Vondel de winnaar.
In de jaren 1980 maakte Hugo Brandt Corstius -die zich van zo'n zestig pseudoniemen bediende als Piet Grijs en Battus- grillig-komisch geconstrueerde dichtsels en proza, evenals dichters als Gerrit Komrij en Drandus (een ander grappig pseudoniem van Drs P., drs (Hein) P(oltzer). Er ontstond een rage van neo-rederijkerij waarbij de dolste, ingewikkeldste en meest onverwachte rijmschema's en woordformaties werden gedemonstreerd. In 1981 kwam Brandt Corstius' langverwachte standaardwerk voor liefhebbers van zulke taalkunstigheden uit: Battus, Opperlandse taal-en letterkunde (Amsterdam, Querido). Battus schreef een straf systematisch boek, waarin hij aan gangbare woord- en taalvormen en -wetten sleutelde, ze door nieuwe verving en bovendien nog een schat aan voorbeelden bedacht. Battus stond met zijn palindromen niet alleen ‘pal in droomland’, hij schiep zelf royaal, inventariseerde bezeten en benoemde onder anderen Rudy Kousbroek, Toon Hermans en Jan Hanlo tot ‘Opperlanders’.
Wat later kwam van Ivo de Wijs, Drs. P, Jean Pierre Rawie en Driek van Wissen het boekje Dartele Dactylus: Ollekebollekes. Nieuwste verzameling (Amsterdam, Bert Bakker, 1984). Het ‘Ollekebolleke’ is een versvorm die door Drs. P. is bedacht, gebaseerd op de dactylus, een versvoet van één beklemtoonde en twee onbeklemtoonde lettergrepen. Het versje bestaat