Lijdensgevoel om vrome ziel te verkwikken
Een vroeg zestiende-eeuws gebedenboekje dat best curieus, maar in zijn soort niet zeldzaam is. Het is getiteld: Dit zijn die neghen couden. Met meer andere devoot(e) oeffeninghen vander Passien Jesu Christi, Ende met veel suyverlycke ghebedekens. Een sober bandje, wit met gespikkeld roze, thans bewaard in de Jezuïetencollectie van de Universiteitsbibliotheek Maastricht. Het in zwart en helderrood gedrukt werkje, rijk met houtsneden verlucht, werd in 1544 ‘Gheprent tot Delft in Holland / Bi die Vismarct / Bimi (door mij) Symonians, Boeckdrucker’.
De anonieme schrijver heeft oefeningen, overpeinzingen, gebeden en verzuchtingen over het lijden van Jezus verzameld, gerangschikt en ze mogelijk ook bewerkt en met eigen ‘ghebedekens’ aangevuld. De bedoeling is religieus: dat door tot het gevoel sprekende, medelijden opwekkende teksten en afbeeldingen de lezer zich zal bezinnen op Jezus' lijden en sterven, om zo tot een Gode welgevalliger levenswandel te komen en inniger met Hem verbonden te worden.
De sfeer is goed getroffen in een zin als deze: ‘Och, och, och, hoe bitter, hoe sware en hoe hart was die doot Jesu <voor> die gebenedyde moeder (Maria) die dat swaert der droefheyt door haer reyne hert sneet’. Het relaas eindigt met de aansporing zoveel ‘Paternostere en Ave Marias’ (Onze Vaders en Weesgegroetjes) te bidden. De houtsneden maken een nogal onbeholpen indruk: er is geprobeerd zóveel lijdensdetails bij elkaar te zetten dat het zoekplaatjes geworden zijn.
De in de titel genoemde ‘coude’ heeft betrekking op een negental smartelijk geschilderde voorbeelden van koude-beproevingen die Jezus in zijn leven heeft ondergaan. De ‘koude-overdenkingen’ zijn verdeeld over de dagen van de week. Ze gaan over ‘de coude die onse Heere leedt’ in de kribbe in Bethlehem, in ‘dat arme huyseke’, geplaagd door bar weer. Ook de geseling aan de ‘coude steene cal-one’ (de geselpaal of ‘kolom’), de martelingen die hij onderging van de ‘v<er>maledide Jod<en>’ en de kou doorstaan tijdens de kruisdood zelf zijn even zovele kapstokken voor een vroom verhaal.
Soortgelijke oefeningen zijn vastgeknoopt aan de banden die Jezus tijdens zijn leven letterlijk of figuurlijk knelden. De lezer wordt opgeroepen zijn banden met de zonde te verbreken. Een gewetensonderzoek -aanbevolen door zekere ‘cancelier van Parijs’, -vermoedelijk de theoloog Jean Gerson- stelt de vraag: ‘versaeckt u alle ketterie, wichelie, toverie, ongelove en al dat door de heylige kerck verbiet te geloven?’ Ook de ‘vergeten zonden’ moeten worden berouwd en opgebiecht. De kracht van het gebed blijkt uit het verhaal dat een lijdende paus op zijn sterfbed zijn privé-kapelaan voor hem liet bidden, waarna de kerkvorst plotsklaps geheel zonder pijnen was.