Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)
(1955)–Simon Stijl– Auteursrechtelijk beschermdZesde toneel
schijnvroom, veinsaart, dweepziek, fijnzugt en vroomaart
schijnvroom
Dag Broeder Ouderling! Weest broederlijk gegroet,
280[regelnummer]
Door mij, uit aller naam, die 't woord verrichten moet.
vroomaart
Wel, Broeders, die mij met uw bijzijn komt vereren,
Weest nederig gegroet! Neemt plaats, geleerde Heren!
Ik noem u welkoom, met een glaasje lekkre wijn!
Wat zal er verder van Ued.Ga naar voetnoot1) begeerte zijn?
schijnvroom
Ik spreek uit aller naam. Wij zijn tot u gezonden,
En presenterēnGa naar voetnoot2) in uw huis nu al dē monden
Der Consistorie, of der ganse Kerkenraad!
Gij, die alreeds voorlang bij ons getekend staat
Als een tē los, tē wulps, en veel tē dertel Christen,
290[regelnummer]
Gij dwingt al meer en meer ons, om met u te twisten;
Daartoe is uw gedrag zodanig ingericht,
Dat gij het vromē volk, en ook u zelf ontsticht.
En tot vermeerdering van uwē snode daden,
Brengt gij u op eenmaal in 's Hemels ongenaden.
Gij die een Ouderling van deez' Gemeente zijt,
| |
[pagina 108]
| |
In plaats dat gij den mens van 't zondig pad afleidt,
Zo wandelt gij met hem in alle dertelheden!
Schoon dat uw dochter in het huwelijk ging treden,
Het paste u daarom niet tē danse' een Menuet,
300[regelnummer]
Ja zelf niet, dat gij op die iedelheden let.
Gij hoordē die zulks deed, Godvruchtig tē bestraffen,
Hem aan tē klagen, en met ons dan raad tē schaffen.
Maar gij, wel ver van dit, gij schept daarin vermaak,
Gij doet heel vrolijk meed', in zo een slechtē zaak.
Dit heeft dē Kerkenraad nu en voorlang vernomen,
En daarom zijne wij nu in uw huis gēkomen,
Om u uw waarde straf te brengen onder 't oog.
Och, of mijn mond nu nog uw zorgloos hart bewoog,
Om nog op dezē dag uw zuivre plicht te leren,
310[regelnummer]
En u dit ogenblik voor ons nog tē bēkeren!
Hier is een boek dat ons de Consistorie gaf.
Gij danste...! Leest hieruit nu uw verdiendē straf.
Gij moet het voorrecht van het Christendom ontberen;
Wij komen, blijft gij zo, u hier nu censureren.
Gij legt onder den Ban, wij deden onzē plicht.
vroomaart
Gij zijt wat driftig in hetgeen gij hier verricht.
Zou deze straf niet wel wat te verzachten wezen,
Eerwaarde Heren? 'k Heb die wetten nooit gelezen.
Mijn misdaad deed ik zonder voorbedachte list,
320[regelnummer]
Omdat ik waarlijk niets van deze wetten wist.
Dus vraag ik nederig, wilt mij ditmaal vergeven!
Ik zal in het vervolg de wet mij voorgeschreven,
Getrouw opvolgen, als een waardig leek behoort;
Geleerde Heren! Dit beloof ik op mijn woord!
schijnvroom
Hoort, Broeder, 't zij gij 't wist, of niet en hebt geweten,
Uw plicht als Ouderling die hebt gij gans vergeten.
Voorts wachten wij geen tegenspraak meer van u af:
Gij hebt gedanst, dit is genoeg, gij weet uw straf.
| |
[pagina 109]
| |
vroomaart
Ik hoorde met geduld ulieder strenge reden.
330[regelnummer]
Hadt gij nu met verdrag mij uw bevel ontleden,Ga naar voetnoot1)
Ik zoude ook vriendlijk zijn, als ware Christnen past;
Maar wijl gij onverhoord, mij streng hebt aangetast,
Zal ik ook mijn gezag als Ouderling u tonen.
Ik zoek mij geenszins in mijn misdrijf te verschonen;
Neen, ik zal deze straf gewillig ondergaan,
Doch ik geloof gewis, dat gij verbaasd zult staan,
Wanneer ik u de straf, die gij mij hebt beschoren,
Om even sterke reên,Ga naar voetnoot2) ook even streng doe horen;
Gij regelt dan uw straf, na 't voorschrift van dit boek;
340[regelnummer]
Dit 's wel: 'k zal ook zo doen; weest eens zo goed en zoek
Op bladzij zoveel, onder Letter P: Paruiken...
Ziet hier, mijn Heren! Leest, gij moogt die niet gebruiken;
Veel min die grote, die gij op uw schedels draagt,
Daar al de waereld, zo men zegt, als van gewaagt.
Weest dan zo goed van die terstond hier af te leggen,
Of ik moet door het ambt van Ouderling u zeggen,
Dat ik u censureer!... Dus zijn wij altemaal
Gestraft voor ons misdrijf... Wat dunkt u van die taal?
Nu, Broeders! Verder heb ik u niets meer te ontdekken;
350[regelnummer]
Gij kunt met deze troost nu wel vanhier vertrekken.
schijnvroom
Maar Broeder Ouderling! Gij zijt zo driftig, denkt!...
vroomaart
'k Heb niets te denken; we hebben onze plicht gekrenkt,
En daarvoor onze straf na uwe wet ontvangen.
schijnvroom
Ja, maar de ganse Raad deed ons die wet erlangen.
| |
[pagina 110]
| |
vroomaart
Hoort! 't Raakt mij niet, hoe gij de zaak ook draait of keert;
Ik hou mij aan die wet, die mij uw wetboek leert!
Wilt nu maar gaan, want gij begint mij te vervelen.
schijnvroom
Zacht, Broeder, weest bedaard, het kan u niets verschelen;
Bevredigen wij ons,Ga naar voetnoot1) tot een gezegend slot,
360[regelnummer]
Eer dat de waereld ons, en al ons doen bespot.
vroomaart
Hoe, Broeders! Gij begint een andre toon te zingen,
Een toon, oneigen aan Voetséus' gunstelingen,
Die niets gewoon zijn, dan door één verwaand gezag
Te doemen, al wie niet met hen van één gedrag
Of Kerkdienst zijn, gelijk gij meer dan eens liet blijken.
Doch 'k wil ulieden door geen schaamte doen bezwijken,
Omdat wij leden van één Kerkgemeente zijn.
Wees voorts dan wat voorzichtiger, en leert van mijn,
Niet weer zo los, zo dwaas, op uw gezag te roemen,
370[regelnummer]
En zonder recht of reên uw evenmens te doemen,
Eer dat u groter smaad of schande overkoomt.
Ik vergenoeg mij dat uw drift wat is betoomd.
Nu kunt gij welgetroost na uwe woning treden;
'k Moet schrijven, gij studeren, dus wens ik u vreden.
schijnvroom
Ten volle overtuigd van uw bescheidenheid,Ga naar voetnoot2)
Zijn wij uw dienaars, en tot uwen dienst bereid.
Dag waarde Broeder! Wij wensen u zo veel zegen,
Als ooit een Ouderling bestendig heeft verkregen.
vroomaart
Ik dank u, Broeders, voor de wens die gij mij doet;
380[regelnummer]
Weest allen ook van mij zeer nederig gegroet.
|
|