De torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap Batrachia
(1975)–Simon Stijl– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
1. Simon StijlSimon Stijl werd op 25 februari 1731 geboren te Harlingen. Zijn vader, Jelle Stijl, verloor zijn echtgenote, Epke Hylkes Hanekuyk, vrij snel na de geboorte van Simon, hun eerste kind. Jelle Stijl was een vooraanstaand en welgesteld handelaar in bont. Hij had van de welvaart die er in de zeventiende en ook nog in het eerste kwart van de achttiende eeuw in Harlingen te bespeuren viel, zijn deel gehad. Als havenstad had Harlingen vanzelfsprekend geprofiteerd van de grote welvaart, die voortvloeide uit het feit, dat wij in die dagen tot de grote zeevarende naties behoorden. Behalve bontreders vond men er ‘rolreederijenGa naar voetnoot1.), weverijen van trijpenGa naar voetnoot2.) en bombazijnenGa naar voetnoot3.), zoutketen, pan- en estrikwerkenGa naar voetnoot4.), steenplateelbakkerijenGa naar voetnoot5.) en kalkbranderijen, papier- en houtzaagmolens, en zeepziederijen’, zoals Simon Stijl ons later zelf schrijftGa naar voetnoot6.). Het is goed te begrijpen dat de jonge Stijl van zijn vader alle kansen kreeg om in de wereld vooruit te komen. Hij bezocht de Latijnse School in zijn woonplaats, maar ging al spoedig, op dertienjarige leeftijd, naar de Hogeschool van Franeker. Hij kreeg in vele vakken les van bekende hoogleraren, zoals b.v. van de bekende Valckenaar in de Latijnse en Griekse taal. In Franeker is het ook dat Simon samen met zijn vriend Ernst HigtGa naar voetnoot7.) met dichten begon, toen hij nog maar nauwelijks achttien jaar oud was. Na een jaar of vier hier gestudeerd te hebben, kwam hij voor de beslissing te staan een beroep te kiezen. Na enige tijd geaarzeld te hebben tussen het vak van predikant en geneesheer, koos hij uiteindelijk voor het laatste; een keuze waarvan hij, volgens zijn levensbeschrijver ScheltemaGa naar voetnoot8.), later nooit enige spijt zou hebben gehad. Enige tijd volgde hij in Franeker colleges bij de hoogleraar Ouwens, maar tenslotte kwam hij | |
[pagina 9]
| |
bij de professoren Gaubius en Albinus in Leiden terecht. In het jaar 1754 promoveerde hij echter weer te Franeker tot doctor in de geneeskunde met als dissertatie ‘De motibus musculorum automaticis’Ga naar voetnoot9.). In de laatste jaren voor zijn promotie had hij behalve voor de studie, ook tijd gevonden tot dichten en schrijven. In 1753 verschijnt er van zijn hand de klucht: ‘De vrijer naar de kunst’, in 1754 zijn bekendste klucht: ‘Krispijn Philosooph’. Stijl verborg in die tijd zijn naam en plaatste onder de stukken zijn lijfspreuk, gekozen naar zijn initialen S.S.: ‘Sensim Scandendo’Ga naar voetnoot10.). Hij opende, na zijn akademische loopbaan, in zijn geboorteplaats Harlingen een praktijk en bleef zijn beroep en woonplaats, op slechts twee korte onderbrekingen na, trouw tot aan zijn dood. Toch onderhield Simon Stijl voortdurend kontakt met het westen van het land. Zestien jaar lang is hij de steller der vragen en de eerste beoordelaar geweest van het medische genootschap ‘Servandis Civibus’Ga naar voetnoot11.), waaruit tevens moge blijken dat hij zijn vak met liefde en kundigheid beoefende. Ook zijn reis met Ds. Cornelis van Engelen naar Utrecht in 1757Ga naar voetnoot12.) is bekend. Ondanks zijn drukke werkzaamheden vond hij tijd om zich met zeer veel andere dingen bezig te houden. Hij stelde zich op de hoogte van de Franse, Duitse, Engelse en Italiaanse literatuur; zijn bibliotheek bevatte vele boeken uit de klassieke tijd, uit zijn vakgebied en uit nog vele andere interessesferen. De kunst van het beeldhouwen en tekenen beoefende hij samen met zijn vriend, de kunstenaar Jacob Norel. Zijn handschriften, die soms met schetsen zijn geïllustreerd, laten ons zijn kundigheid op dit terrein zien. In 1762 kwam hij tot het oprichten van een toneelgezelschap, met medewerking van enige andere Harlinger toneelamateurs. Hij kreeg een spottende aanval op zijn liefhebberijtoneel te verduren, opgesteld door een schrijver van een brief in het blad ‘De Denker’, waarop hij in een ‘tegendenker’ reageerde. Zijn mening over het toneel vinden we overigens vooral terug in ‘Het leven van Jan Punt’Ga naar voetnoot13.), dat later van zijn hand | |
[pagina 10]
| |
verscheen. Hij doet zich hierin kennen als een aanhanger en vertegenwoordiger van de oude klassieke toneelstijl, die nog uit de zeventiende eeuw stamde. Deze werd onder andere gekenmerkt door een zangerige, sterk ritmische voordracht. Marten Corver, een leerling en later concurrent van Jan Punt, reageerde heftig op dit aanvankelijk anoniem uitgegeven werkje, omdat hij geloofde in een nieuwe meer spreektoonachtige voordracht en een meer ‘moderne’ aanpakGa naar voetnoot14.). Vele toneelstukken deed hij in de volgende jaren het licht zien, zoals ‘De Mityleners’ in 1768 en ‘Brikkekiks’ in 1787. Toch heeft Stijl zijn bekendheid vooral te danken aan zijn geschiedkundig werk ‘De opkomst en bloei van de republiek der Verenigde Nederlanden’ (1774). In dit werk was het hem, als een echt verlicht geschiedschrijver, niet zo zeer te doen om een zeer nauwkeurige beschrijving van de historie zelf te geven, als wel om de lessen, de algemene stelregels, die uit de geschiedenis af te leiden zijn, voor de lezer er uit te halen. Een omvangrijke en door vindplaatsen gestaafde geschiedsbeschrijving is het dan ook niet geworden; het ligt voor de hand dat één niet al te dik deeltje voldoende was, om vooral die gebeurtenissen die voor hem aanleiding waren te moraliseren, naar voren te halen. Dat er nog lang voor zulk een geschiedenisboek belangstelling bestond, bewijst wel het feit, dat het vooral in het zuiden nog als schoolboek werd gebruikt tot in het midden van de negentiende eeuw. Zeer vele gedichten die ofwel aansloten op de politieke situatie (b.v. ‘Ter gelegenheid van de zeeslag op Doggersbank’, 1781), ofwel lofdichten waren op personen of zaken (b.v. ‘Lijkzang op Johannes Stinstra’, 1791), hielden zijn roem staande. Vele tientallen gedichten zijn er van hem bewaard gebleven. Toen in de tijd van de Franse revolutie een geheel andere regeringsvorm van land, gewest en stad kwam, - de ambten van stadhouden en raadpensionaris werden afgeschaft; de standenvertegenwoordiging verdween en alleen de Staten-Generaal bleef, zij het dan uit andere personen samengesteld - toen werd Stijl in 1795 lid van de vergadering van provisionele volksrepresentanten te Leeuwarden. Gezien de houding die hij ook in het stuk ‘Brikkekiks’ aanneemt, nl. die van een echte patriot, is zijn verkiezing geenszins merkwaardig te noemen. In de eerste vergadering werd hij direkt benoemd tot lid van de Staten-Generaal, waardoor hij gedwon- | |
[pagina 11]
| |
gen werd zich in 's-Gravenhage te vestigen. Hoewel hij daar met grote achting werd ontvangen, voelde hij er zich niet erg thuis, vroeg om eervol ontslag en keerde naar Harlingen terug. Spoedig werd hij echter gekozen tot lid van de representanten des vrijen volks van Friesland, van welk college hij zelfs tot voorzitter werd benoemd. Hij deed hier zijn werk zo goed, dat hij, tegen zijn zin, in april 1796 als lid van de nationale vergadering opnieuw naar 's-Gravenhage moest verhuizen. Bekend is, vanwege zijn welsprekendheid, de redevoering, die hij als voorzitter van de commissie voor het samenstellen van een nieuwe staatsregeling voor het gemenebest, uitsprak in de Nationale Vergadering bij het aanbieden van het eindrapportGa naar voetnoot15.). In september 1797 kon hij naar Harlingen terugkeren. In deze laatste jaren van zijn leven, besteedde hij, volgens ScheltemaGa naar voetnoot16.), slechts aandacht aan de beoefening der schone kunsten en verkeerde hij veel onder vrienden. De 31ste mei 1804 overleed hij, getroffen door een beroerte, op drieenzeventigjarige leeftijd. Hij werd begraven in hetzelfde graf als zijn vader, in de Nederlands Hervormde kerk te Harlingen.
Simon Stijl is nooit getrouwd geweest, al getuigen de nodige liefdesgedichten wel van een liefdesleven. Nooit heeft hij zich ook willen binden aan enig kerkgenootschap, hoewel zijn familie van huis uit doopsgezind was. Hoe hij over de godsdienst dacht, formuleerde hij eens alsvolgt in slechts twee regels:
In Harlingen, in de vestibule van het stadhuis, heeft een borstbeeld van deze bekende Harlinger een plaats gekregen. Tevens bestaat er nu een Simon Stijlstraat, niet ver overigens van de Voorstraat 58, alwaar Simon Stijl waarschijnlijk heeft gewoond, getuige zijn in hout gebeitelde beeltenis in de dakkapel, die latere vereerders er hebben laten aanbrengen. |
|