Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Ik zugt op zugt.
| |
[pagina 119]
| |
Hoe zou 'k ellendig Dier,
Vermaken met mijn zangen
't Gehoor van mijn Cipier,
Die my hier hout gevangen?
En wilt u niet bedriegen,
'k En agt geen Brood nog Zaat
Eer dat men my laat vliegen,
Te Velde door weldaat.
Den Aardboom was mijn vloer,
Den Hemel mijn verwellif
Al 't groen gewas mijn voer,
Mijn Tafel waar God zellif:
Hoe zouden my de kruymen
Verheugen van uw prooy,
Nu ik den Hemel ruymen
Moet voor een naauwe Kooy.
Mijn Schepper had my vry,
Doen baren van Geveugelt,
En uw gewelft heeft my
De vrye vlugt beteugelt:
Ik huppel en ik wemel,
Mmijn zang dient tot geschrey:
Want Kooy en is geen Hemel,
En 't Zootjen is geen Wey.
Wilt gy dan met genugt,
Mijn gorgeltje doen queelen?
Zent my weer na de Lucht,
En 't Orgeltje zal speelen
Voor hem die alle dingen
Schiep met een enkel oog,
Dies plagt ik niet te zingen,
Dan als ik klim om hoog.
Hier zal u dunken nieuw,
Als g' u zult hooren nooden
Door mijn adieu, dieu, dieu,
Te God, te God, Te Gode,
En tusschen 't tiere lieren,
Dieu, dieu, weer t'elkenmaal,
Om u te leeren vieren
Uw Schepper met uw taal.
|
|