Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Graaf Willem zat op zoldere.ALs yemant eens wel gaat doorsien
Den staat van Alleman,
Van Princen en van Koningen,
My dunkt hy zeggen kan:
Nog liever ben ik eenen Boer,
Gerust in mijnen stal;
Als hoog verheven eens te zijn,
En wagten zwaren val.
Al draagt den Koning op zijn hooft
Een Kroon van louter Gout,
Al woont hy in een schoon Paleys,
Zeer kostelijk gebouwt:
Nog liever ben ik eenen Boer,
Met eenen slegten hoet,
Als in zoo grooten zorge staag
Te werden opgevoet.
| |
[pagina 114]
| |
Al heeft den Bisschop en Prelaat
Een goude Koor-kap aan,
Al mag hy met den gulden Staf
En met den Mijter gaan:
Nog liever ben ik eenen Boer,
De hant al aan den Ploeg,
Als staag te moeten zorgen zoo
Voor Zielen laat en vroeg.
De Princen en den Edeldom
Al maken zy goet cier,
Met Rinsen-wijn en wilt Gebraat,
En ook met kost'lijk Bier:
Nog liever ben ik eenen Boer,
En eet Boek-weyte Bry,
Als met haar in den krijg te gaan,
Den Deegen aan de zy.
Al is mijn Heer Pastoor voorsien
Van Torf ende van Brant,
Al heeft hy lange Rokken aan,
De Moffen aan de hant:
Nog liever ben ik eenen Boer,
Al ly ik zomtijts kouw,
Als Preeken en Studeeren zoo,
En leven zonder Vrouw.
Al wint den Procureur veel gelt,
En ook den Advocaat,
Alleen met Pen en zijnen mont
Te schrijven Goet en Quaat;
Nog liever ben ik eenen Boer,
Met mijn Spa in het Velt,
Als van een twistig Akkerman
Te winnen zoo veel gelt.
| |
[pagina 115]
| |
Al woont den Koopman in de Stad,
Zeer magtig ende rijk,
Al gaat hy op zijn muyltjens zagt,
Al treet hy niet in 't slijk:
Nog liever ben ik eenen Boer,
Hier buyten zonder pragt,
Als wonderlijk te zorregen
En schrijven dag en nagt.
Al is den Winkelier voorsien
Van Waaren abondant,
Al is de neering nog zoo goet,
Al wint hy voor de hant;
Nog liever ben ik eenen Boer,
En besig met mijn Wan,
Als op te passen vroeg en laat,
Tot dienst van yeder man.
Al heeft den Ruyter groot playsier
In Trommel en Trompet
Al gaat hy met de Sluyer aan,
Op 't Hooft een Hellemet:
Nog liever ben ik eenen Boer,
En slape altijt wel,
Als zeven uren in den nagt
Te staan op Sinternel.
Al heeft den Schipper goed Fortuyn,
Als hy maar komen kan,
Geladen uyt een ander deel
Des werelts, t' Amsterdam:
Nog liever ben ik eenen Boer,
Met mijn Kar op de Hey,
Als midden in de wilde Zee
Met een Schip of Geley.
| |
[pagina 116]
| |
Met oorlof gy Boerinnekens,
En Boeren altemaal,
Agt u gelukkig in uw staat,
En zegt in 't generaal:
Nog liever ben ik eenen Boer,
En leef gerust op t' lant,
Als Koning, Prins, of Edelman,
Vol zorg aan alle kant.
|
|