Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Rosemont die lag gedooken.MAgmen niet te regt gelijken
Dese Werelt by een Dal?
Werelt die aan ons doet blijken
Dat zy ons bedriegen zal:
Werelt! gy lokt mijn gemoet
Als de Val het Muysjen doet.
Werelt, &c.
Zathan (om de Ziel te vangen)
Heeft het lok-aas van zijn vreugt
In des werelts Val gehangen,
Tot bekooring van mijn jeugt;
En hy lokt my met dat zoet,
Als de Val dat Muysjen doet.
En hy, &c.
't Muysjen in de Val getogen
Door de graagte van het aas,
Voelt zig onvoorsiens bedrogen,
En 't beklaagt zijn lust! helaas!
En het vint zig heel bedroeft,
Wort een weynig naauw beproeft.
En het, &c.
Rijkdom, wellust, werelts eere,
Staat-sugt, pragt en hoovaardy,
Daar beneffens te begeere
Wellust, weelde, lekkerny:
't Is maar voor een korten tijt
| |
[pagina 110]
| |
Daar de Ziel zoo lang om lijt.
't Is maar, &c.
Eer men 't Aas begint te proeven
Valt de Val van 't leven toe,
En de Ziel raakt in 't bedroeven;
Want men leeft 'k en weet niet hoe:
Heden is men rijk en groot,
Morgen leyt het Lichaam doot.
Heden, &c.
Hier volgen eenige Liedekens, tot recreatie, ende mede tot stichtigheyt voor een yeder. |
|