Passi, Paesch, en Pinxter gezangen
(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
Stemme: De Vogelkens in der muyten.CHristus is op-gestanden,
Al van de Ioden haar handen;
Dus willen wy allegaar vrolijk zijn,
Christus zal onse verlosser zijn.
Alleluja.
Was Christus niet verresen,
Al met zijn Goddelijke wesen,
Wy waren gebleven in groote noot;
Wy moesten al sterven de eeuwige doot.
Alleluja.
Christus die voer ter Hellen,
Om daar in vreede te stellen,
Die in duysternisse lagen zoo zeer bezwaart,
God heeftse met zijn eeuwige Ligt verklaart.
Alleluja.
Gy Princen, gy Helsche zoorten,
Doet open uw Muuren en uw Poorten,
Uwen roof die wert u nu onthaalt,
Christus heeft al onse schult betaalt.
Alleluja.
Christus met groote eerwaarde,
Zijn lieve Moeder die hy openbaarde,
Zijn Lichaam klaarder dan de Sonneschijn,
Onsterffelijk verlost uyt alle pijn.
Alleluja.
Christus vantse in weene,
Die zuyvere Maria Magdalene;
God heeftse vertroost in haar verdriet,
Als eenen Hof-man, 't is alsoo geschiet.
Alleluja.
Twee Discipelen quamen gaande,
Na Emaus, zy waren verstaande,
| |
[pagina 31]
| |
Christus lijden zy waren zoo wel gehoont;
Als een Pelgrim heeft hem God vertoont.
Alleluja.
Weest Christus lijden gedagtig,
Hy is ons Paasch-lam waaragtig,
Geoffert aan den Kruyce voor onse misdaat,
Dat dede die Ioden haar valschen raat.
Alleluja.
Verbijt u gy Christ'nen in t' gemeyne,
Met Maria die zuyvere fonteyne;
Die Koompanschap die Iudas heeft gedaan,
Dies is ons alle zoo wel vergaan.
Alleluja.
Christus heeft neder gesonden
Den Heyl'gen Geest, met vuurige Tongen,
Op den vijftigsten dag, als hy hadde voorseyt,
Zijn Apostelen hebben daar na verbeyt.
Alleluja.
|
|