Passi, Paesch, en Pinxter gezangen(1740)–Johannes Stichter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Elfde Mysterie. Verrysenisse Christi. EEn Tortelduyfken zuyver en reene, Was zeer bedrukt en in gevaar, Het queelde treurig, och het was alleene! Zy had verlooren haar wederpaar; En zy riep: ô Heer! in mijn harte geprent, Wie zal my laven? Waar is de Vrient die mijn Ziele bemint? Hy is uyt den Grave. Dit Tortelduyfje was Magdalene, Haar Liefde heeft droefheyt gebaart; Haar oogen vloeyden als Fonteyne, Om het verlies van haar Heere waart; En zy riep: ô Heer! in mijn harte geprent, Waar moogt gy wesen? [pagina 23] [p. 23] Waar zijt gy Vrient die mijn Ziele bemint? Zijt gy dan verresen? Tot in het Hofken naar haar vermoene, Zogt zy Iesus met rijpen raat; Om Iesus Liefde was 't haar te doene, Smorgen vroet in den Dageraat; En zy riep: ô Heer! in mijn harte geprent, Laat droefheyt enden: Waar zijt gy Vrient die mijn Ziele bemint? Wilt u tot my wenden. Doen sprak den Engel in korter stonden: Wilt niet bevreest zijn, nog niet beeft, Al hebt gy Iesus nog niet gevonden, Hy is verreesen, en hy leeft; En zy riep: ô Heer! in mijn harte geprent, Verstroost mijn rouwe: Komt dog mijn Vrient die mijn Ziele bemint, Dat ik u aanschouwe. Als een Hovenier zag zy haar beminde, Die zy met traanen hadde gesogt, En in het Graf niet en konde gevinden, Daar zy de Balsem toe hadde gekogt; En zy riep: ô Heer! in mijn harte geprent, Ik wil u eeren, Gy zijt de Vrient die mijn Ziele bemint, Die Heer der Heeren. Komt laat ons volgen nu Magdalene, En de Heer Iesus houden vast, Die ons van zonden zal maken reene; Christus is van de doot ontlast, Die ons zuyver maakt en van zonden klaar; Gy zult verrijsen, [pagina 24] [p. 24] Volgt Iesus naar in druk en lijden zwaar, Tot in't Paradijse. Vorige Volgende