Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Wilt ontspringen.CHristen Zielen wilt oprijsen,
Maakt u in den geest bereyt
Om Xaverius te prijsen,
In wien Godes Majesteyt
Zoo veel werken gaat bewijsen;
Dus met vreugd' zijn lof verbreyt.
India wist niet te spreeken
Van haar Schepper ende God,
En Japan lag heel bezweeken,
Zatan had het in 't gebodt,
Als Gods Knegt daar quam gestreeken,
En bestreet het Helsche Slot.
Vader zegt, ik moet u vragen,
Als gy dit groot werk bestaat,
Om den duyvel te verjagen,
Waar op dat gy u verlaat?
Hebt gy Ruyters, Knegt of Wagen,
Die u komen mag te baat?
Koningen zoo groot van magten,
Landen zoo wijt uyt-gespreyt,
En de Hel met al haar kragten
Schijnt als tot den strijt bereyt;
Zoo een Krijgsman staat op wagte,
| |
[pagina 77]
| |
Zegt wat hulpe gy verbeyt?
Een alleen, heel arm van goede,
Gaat bestrijden zulk een Rijk,
Onvertsaagt en groot van moede!
Waar vant yemant zijns gelijk?
Maar die God heeft ten behoede
Brengt zijn Vyant ligt in strik.
Wie heeft zoo veel Lants door-loopen
Als Xaverius bekeert?
Zavonts was hy moe' van doopen,
Die hy Gods wil had geleert;
Nu staat daar den Hemel open,
Waar eerst Satan was ge-eert.
Dooden na den vleesch gestorven,
Deed hy opstaan van der doot,
En nog heeft hy meer verworven
Veel Mirakelen in noot;
Zondaars in boosheyt bedorven,
Trok hy tot Gods liefde groot.
Vader, by uw wonder-daden
Die gy dagelijks vertoont,
Voegt nog een, door Gods genaden,
Maakt dat God mijn Ziel bewoont;
Laat geen zonde my meer schaden,
Dat ik met u zy gekroont.
|
|