Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: Gelyk den Leeuwerk queelt.MAttheus Apostel,
Evangelist eerwaardig,
Gy doet na Gods bevel,
En volgt den Heere vaardig;
Als hy u heeft getrokken,
Geroepen van den tol,
Gy laat u ligt'lijk lokken
Wort van Gods liefde vol.
Gy noot voort onsen Heer,
Om spijs met u te eeten,
Gy hebt veel menschen meer,
Zondaren niet vergeten;
De Phariseenen klagen
Dat God hem maakt gemeen
Met die haar niet behagen:
Den Heer spreekt op dees reen.
Den Medicijn dient niet
Gesonden, maar de kranken:
Hierom dat haar geschiet,
Op dat zy my bedanken;
Want ik niet ben gekomen
Voor die regtvaardig zijn,
Maar zondaars die niet schroomen
Te keeren weer tot mijn.
Dit heeft Mattheus wel
In zijn herte gesloten,
Als een goet meed'-gesel;
| |
[pagina 47]
| |
Het heeft hem niet verdroten
Te gaan leeren en preeken,
In Ethiopien; Dit heeft zeer wel gebleeken
Aan Iood', en Heydenen.
Door Mirakels begin
Den Koning hy bekeerde,
En desselfs Koningin
Hielt hem in grooter weerde;
Den Koning quam te sterven,
Zijn Broeder 't Rijk besat;
Mattheus moste derven
De vrientschap die hy had.
Hirtak met Konings magt,
Vergramt op dese Heylig,
Om dat niet goet en agt
Dat hy zou trouwen veylig,
Zijn Broeders Dogter schoone,
Laat hem met Lancie doon:
Mattheus krijt tot loone,
Der Martelaren Kroon.
|
|