Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op alle de heylige dagen van't gantsche jaar
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: O hooge Jupiter ô lieve Vader.GY wijse Koningen komt gy reysen,
Op het gesigt van eene Ster?
En hadd' gy geen duysent gepeysen,
Het lant van Iuda is zoo ver:
Kost gy zoo derven,
Uwe zoete lust?
En gaan heen zwerven,
Naar een vreemde kust?
In houw en groot onrust.
En hadd' gy geen droeve gedagten
| |
[pagina 7]
| |
Als u de Sterre eerst verliet?
Hoe derfde gy Herodem wagten?
En kende gy zijn wreetheyt niet?
Een Koning vragen,
Naar den regten Heer
Is 't leven wagen,
Het strijt veel te zeer
Tegen eens Tyrans eer.
Neen, zoo haast Gods ligt ons quam stralen
Spoeyden wy ons fluks op de reys;
Wie Gods roep volgt en kan niet falen,
't Is altijt vreede ende peys:
Zouden wy vreesen,
In Ierusalem!
De Scriven wesen,
Ons naar Bethlehem:
G'lijk heeft Gods woort en stem.
O waart gy niet gantsch g'heel verslagen
Als de Ster boven 't Stall'ken stont?
En gy in wint en noortsche vlagen,
Een jong gebooren Kintje vont?
Kost gy u buygen,
Voor dat kintje teer,
Dat gy zaagt zuygen?
Deet gy hem de eer
Als aan uw God en Heer?
Geen menschen tongen kan uytspreeken
De blijschap die ons hert ontsonk
Door al de zuyv're minne-treeken,
En 't geen uyt 't Godd'lijk wesen blonk:
Schonken ons gaven,
Zeyde grooten Heer
Ziet hier uw slaven,
't Is al ons begeer
Te sterven voor uw eer.
|
|