Oude ende nieuwe geestelyke liedekens, op de heylige dagen van het geheele jaer
(1724)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStem: Gelyk den Leeuwerik queelt.
MAtheus Apostel,
Evangelist eerwaerdig,
Gy doet na Gods bevel,
En volgt den Heere vaerdig,
Als hy u heeft getrocken,
Geroepen van den tol,
Gy laet u ligtelijk locken,
Wort van Gods liefde vol.
Gy noot voort onse Heer,
Om spijs met u te eeten,
En hebt veel menschen meer,
Sondaren, niet vergeten,
De Pharisenen klagen:
Dat God hem maekt gemeen,
Met die haer niet behagen,
Den Heer spreekt op dees reen.
Den Medecijn dient niet
Gesonden maer de kranken,
Hierom dit haer geschiet,
Op dat zy my bedanken,
Want ik niet ben gekomen,
Voor die regtvaerdig zyn,
Maer sondaers die niet schroomen,
Te keeren weer tot mijn.
Dit heeft Matheus wel,
In syn herte besloten,
Als een goede meed'-gesel,
Het heeft hem niet verdroten,
Te gaen leeren en preeken,
in Ethiopien,
Dit heeft seer wel gebleken,
Aen Jood' en Heydenen.
Door mirakels begin,
Den koning hy bekeerde,
En deselfs Koningin,
Hielt hem in grooter weerde,
Den Koning quam te sterven,
Sijn broeder 't Rijk besat,
Matheus moeste derven:
De vrienschap die hy had.
Hirtak met Koninks magt,
Vergramt op desen
| |
[pagina 34]
| |
Heylig,
Om dat niet goet en agt,
Dat hy sou trouwen veylig?
Sijn broeders dogter schoone,
Laet hem met Lance doon,
Matheus krijgt tot loone,
Der Martelaren kroon.
|
|