Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Als 't begint.HErders wat is't van den nagt,
Dat den Haan ontijdig kraayt,
En den dag ons vroeg toe lagt,
Die de duyst're wolk verwaayt?
Aanhoort dog dat zoet accoort,
Dat des herten droefheyt stoort:
Wie roept ons aan? Ik hoor een stem:
Herderkens gaat, Herderkens staat,
En zoekt het Kint, dat u bemint,
Den God van al, in eenen stal.
Herderkens gaat, Herderkens staat,
En zoekt het Kint, dat u bemint,
Den God van al, in eenen stal.
Herders hoort dat spel eens aan,
Ziet wat wonder hier geschiet:
Hoe kan dat te zamen staan,
Gods lief Kint in groot verdriet?
Gods lief Kint in eenen stal?
Die de schepper is van al?
Wat hier gedaan? Ik hoor een stem:
Herderkens gaat, Herderkens staat,
| |
[pagina 62]
| |
En zoekt het Kint, dat u bemint,
Den God van al, in eenen stal.
Herderkens gaat, &c.
Frans gebuur 't Moeseltjen aan,
Ian Kousijn 't Fluytjen in de hant,
Hans kompeer dat zal wel gaan,
Blaast 't Moeseltjen op dat het spant:
Laat dus 't Kintjen met wellust,
Dit Liet zingen daar het rust:
Lammeken zoet, Lief wellekom:
Herderkens gaat, Herderkens staat,
En zoekt dat Kint, dat u bemint,
Den God van al, in eenen stal.
Herderkens gaat, &c.
Frans kompeer zeer lieven vrient,
Leyt een Lammeken aan d' hant,
Want dat wel het Kintjen dient,
Om te speelen aan den bant;
Een Lam van een zoeten krol,
Wit van vlies, schoon van de wol:
t'Za op den gang, Hoort weer de stem:
Herderkens gaat, Herderkens staat,
En zoekt dat Kint, dat u bemint,
Den God van al, in eenen stal.
Herderkens gaat, &c.
|
|