Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Fransman hebt gy niet wel geweest.LAat uw Schaapkens Herderkens,
Hoort de stem van d' Engelkens,
Zy verkonden,
Met hun monden,
U voorwaar,
Hier de alderbeste maar.
Za dan spoeyt u naar den stal,
By den grooten God van al,
Wilt hem zoeken,
Daar in doeken,
Herderkens;
Want God is geworden Mensch.
| |
[pagina 55]
| |
Herderinn'kens spoeyt u wat,
Trekt naar Bethlem naar de stad:
Een verkooren,
Kint gebooren,
In de nagt,
Hier zoo lang van u verwagt.
Komt met zuyker, broot en zaan,
Wilt wat Papp'ken maken gaan,
Herderinnen,
Treet dog binnen,
By het Kint;
Want het u zoo zeer bemint.
Ach hoe is dit hier gestelt,
Hier en is geen broot nog gelt!
Ach de leden,
Zijn doorsneden,
Van dit Kint,
Door het snijden van de wint.
Die het al geschapen heeft
Hier van groote koude beeft:
God den Heere,
Zonder kleere,
In het hooy,
Leyt hier op een bussel strooy.
Ziet den Os en 't Eseltjen,
Die verwermt het Kindeken:
Ziet het beven,
Zugjens geven,
In dees kouw,
En daar is geen vuur nog schouw.
Coridon och lieve maat,
Wel wat hout dog kappen gaat;
Haalt dog torven,
Met heel' korven,
Ras brengt hout,
Want dat Kintjen is zoo kout.
Amarillis stookt wat vier,
Want het veel te kout is hier:
Haalt wat kolen,
't Is u bevolen,
Ras komt aen,
Want men 't Kint moet baak'ren gaan.
Nimphkens die zoo zeer bemint,
Komt wermt de doekjens van het Kint,
Komt gy lieden,
Papp'ken zieden,
Komt ras aan,
Ioseph zal het ruren gaan.
| |
[pagina 56]
| |
Brent een wiegsken uyt de stad,
En komt wiegt dit Kintjen wat:
Uwen Heere,
Krijt zo zeere;
Zingt za, za,
Iesus Kintjen, na, na, na.
O gy lieve Moederken,
Geeft hem dog een Mammeken:
Ziet het dorsten,
Naar u borsten,
Zuyver Maegt;
Want zijn Hertjen naar u jaagt.
Oorlof Iesus liefste Kint,
Die zoo zeer den Mensch bemint:
Wilt ons geven,
In dit leven,
Nu te gaar,
Een goet zalig Nieuwe-jaar.
|
|