Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Van Rosalia.STaat vast, ô mensch, van het wonder,
Die door blicxem ende donder
Beven doet den gantschen al,
Schud en beeft hier van de kouwe;
En der Eng'len vreugt van rouwe
Schreyt en weent in eenen stal.
Vogels hebben haare nesten,
Beesten hollen; maar ten besten
Niet en isser voor den God;
| |
[pagina 50]
| |
Om te schuylen niet een hoeksken,
Om te dekken niet een doeksken,
Leyt in een verworpen kot.
O kleyn Kintjen, grooten Heere,
Is voor uwe Leekens teere
't Hooy en strooy niet al te hert?
Ia ik hoor wel aan zijn kermen,
Moeder neemt hem op uw ermen,
Dat 't hem aan doet groote smert.
Waar zijn Son uw warme stralen?
Laat uw hette nederdalen
Op dit Kintjen naakt en bloot:
Voetjens stijf, stijv' en kouw' handen,
't En waar 't Hert door liefde branden,
Waar 't bevroosen lang ter doot.
|
|