Oude ende nieuwe lof-zangen, die gemeenlyk gezongen worden op de geboorte ons heeren Jesu Christi, van kers-nagt, tot Maria Ligtmisse toe
(1740)–Johannes Stichter– AuteursrechtvrijStemme: Als 't begint.
LAet ons met herten reyne,
Loven dat zoete Kindeken kleyne,
Het brengt ons uyt den weyne.
Ons is een Kint gebooren,
Een Zoon gepresentert,
Hy komt de Hel verstooren,
Als mensch gefigureert,
Hy wil ons algemeye,
Verlossen uyt der pijne,
Met zijne bloede alleyne.
Laat ons, &c.
Des mogen wy wel eeren
De Maget die hem droeg,
Den grooten Heer der Heeren,
Die haar niet en verwoeg:
Weest vrolijk groot en kleyne,
Dit zoete Kindekeyne,
Vrijt ons uyt aller peyne.
Laat ons, &c.
De Vader van hier boven,
Sprak zijnen Engel aan,
Wy willen de Hel verstooren,
En verlossen wijf en man,
Gaat tot der schoon' fonteyne,
Na haar klaare aanscheyne,
En zegt haar wat ik meyne.
Laat ons, &c.
Groetse my vriendelijke,
Die schoone zuyver jeugt,
Ende zegt haar blijdelijk,
Zy mag wel zijn verheugt,
| |
[pagina 38]
| |
Want zy en anders gijne,
Die zal Gods Moeder zijne,
Ik ben met haar gemeyne.
Laat ons, &c.
Al binnen Nazarette,
Quam die Engel Gabriël,
Ende sprak tot der Fiolette,
Met schoone woorden snel,
God groet u Maget reyne,
Vol gratien is u aanscheyne,
God is met u gemeyne.
Laat ons, &c.
By u zal nog beklijven,
Dat Adam heeft ontvrijt,
Want boven alle wijven,
Zoo zijt gy gebenedijt,
Gy zult ontfangen greyne,
In uwer herten schreyne,
Des Vaders Zoon alleyne.
Laat ons &c.
Zy sprak ootmoedelijke,
Hoe zou dat komen by?
Ik kende zekerlijke,
Nooyt Man, dus wondert my,
Dat ik en anders geene
Gods moeder zou zijn alleene,
Mijn hert wert kout als steene.
Laat ons, &c.
Die Engel sprak tot haare,
O waarde zuyver Maagt,
En weest in geen gevaare,
't Is wonder dat gy klaagt:
Want gy zult zonder pijne,
Baren een Kindekijne,
En blijven Maget reyne.
Laat ons, &c.
Die Maget confondeerde,
Dat haar den Engel zeyt
Ende zy respondeerde,
Ik ben daar toe bereyt:
In uwe woorden alleyne,
Zet ik den wille mijne.
Ziet hier Gods Maget kleyne.
Laat ons, &c.
Den Engel scheyde van haar,
Die Maget bleef bevrugt,
Al zonder pijn of gevaar,
Of zonder herten zugt,
Baarde die zuyver reyne,
Die Hemelsche doctrijne,
Des Vaders Zoon gemeyne.
Laat ons &c.
Gelooft zoo moet zy wesen,
Nu en tot aller tijt,
By haar zijn wy geneesen,
Zy bragt ons groot jolijt,
O waardige Fonteyne,
Des zondaars medecijne,
Bid voor ons algemeyne.
Laat ons &c.
|
|