den stijl gebruycken, soo sal ick hier verclaren my te bevallen de wijse beschreven int 6 Hooftstick der Coopmans bouckhouding, acht nemende op der goeden eerste incomst en laetste uytganck, anders gheseyt begin en ein de des eyghendoms, tot welcken einde ick aldus segghe: T'is een gemeen sake dat Commisen bewaerders der magasinen, in hun rekeninghen ettelicke duysenden meer in uytgave brenghen danse in ontfanck schuldich sijn, waer af d'oirsaeck is datse dickwils goeden uytleveren en in uytgave stellen, welcke sy daer na weerom crijghen sonder daer af ontfanck te maken: Als by voorbeelt te velde sijnde, daer worden daghelicx ghelevert en weerom ghebrocht reetschappen tot aerdewercken, als groote menichte van schuppen, spaen houweelen, bijlen &c. Sghelijcx ghesonden wesende bospoer en coghels om eenighe plaets te beschieten, welcke heur daer na op gevende sonder beschieten, worden weerom int magasijn ghebrocht, en soo met meer anderen, van welcke levering sy volcommen bewijs hebbende, stellen dat in uytgave, maer het weerghebrochte legghense by d'ander goeden sonder in ontfanck daer afte vermanen, en daer me comt het boveschreven groot overschot. Hier uyt volght dat of der Commisen rekeninghen jaerlicx ghehoort en ghesloten sijn of niet, het ghemeen Landt by t'een niet veel meer voordeels en doet als by t'ander, t'welck oock een oirsaeck schijnt datmen hun rekeningē te meer t'een jaer opt ander laet verloopen. En̄ hoewel ymant mocht meynen dat met een gantsch getrou magasijnwaerder alle swaricheden volcommē sijn, ten is daer me niet genouch, om dattet op hem alleen niet an en comt, maer dat hy over desen onberekendē handel verscheyden persoonen tot hulp heeft. Boven dien alsoomen noch vande ontlenende persoonen noch vande ontleende goeden geen rekening en houdt met debet en credit, soo
ist onbekent watter achter blijft, en wie dat schuldich is.
Alle dese swaricheden canmen mette Italiaensche bouckhouding soo voorcommen datter niet een spa en gebreke, of men sal bethoonen by wien de faute is, midts datmen behoorlick acht neem op der goeden eerste incomst en laetste uytganck, onderscheyt makende tusschen goeden diemen weet dat niet weerom en commen, als bospoer en lonten den Soldaten ghegeven, met dierghelijcke, en uytgheleende goeden diemen weerom verwacht, want d'eerste steltmen volcommelick te boucke, van d'ander wort memorie gehouden, doch soodanich datse om de menichte der partyen in besonder bouckhoudersche form vervanghen sijn, welcke memorie men in de bureelsche rekening, noch oock inde Italiaensche bouckhouding niet en behouft te brenghen, ghemerckt het niet en is einde des eyghendoms, dan verleggingh des goets van d'een plaets tot d'ander, daer de Auditeurs niet an gheleghen en is, alleenelick salmen daer in brenghen (na anwijsing by wien de faute is) t'ghene men weet dat by de Auditeurs gehouden sal worden als voor verloren, alles na de wijse int gemeen verclaert en bewesen int boveschrevē 6 Hooftstick der Coopmans bouckhouding, of na eenighe ander wijse die noch beter is.
Tot hier toe gheseyt hebbende van der goeden eerste incomsten laetste uytganck in magasinen van oorloochsaken, ick sal noch voorbeelt stellen des magasijns in Vorstelicke dispense, om dat de reghel over allen ghemeen is. De waren die den Dispensier der keucken levert an den Spijswaerder, en worden int lornael noch Schultbouck der dispense niet ghebrocht, als wesende alleenelick haer verleggingh vant een magasijn int ander, waer af den Spijswaerder ghelijck Facteur de sorghe moet draghen: Sulcx dat den Bouckhouder vande voorschreven levering der waren die den Dispensier doet anden Spijswaerder, alleenelick memorie houdt: Maer die waren verdeelt wesende an Cocx, Pasteybac-