alsmen dergelijcke in fortificatie doet, alsoo afschrijven de t'gene den Annemer daer na min levert, of toeschrijvende t'gene hy meer maect, alles comt na t'behooren, en staen alle rekeningen der posten gelijck de saken dadelick gebeuren. Maer die anders dede, te weten den Annemer niet eer Crediteur en stelde voor dat hy t'werck volmaect gelevert en hadde, alle dingen soo lange by memorie opteyckenende, t'soude een duyster handel sijn, ghemerct al t'ghene datmen besteet niet dan binnen een tijt daer na en can volmaect worden, waer uyt volgen soude alles by memorie te moeten staen: Maer de voornaemste dienst diemen uyt de bouchouding trect, is datter te wijle men werct, van alle voorcommende saken der rekeninghen seker bescheyt sy, en daerom houde ickt voor beter te doen als boven.
Dit van dese soorte der groote bestedingen soo wesende, wy sullen nu seggē vande cleyne by de carre en cruywagen, waer afsomwijlē t'gebruyck is dat men in elcke, behoorlick geladen sijnde, een loyen penninck worpt, beteyckenende soo veel in gelt alsmen voor een wagen aerde gheeft, welcke loyen penningen eens ter weeck, of te veerthien dagen, of na dattet te pas comt, met gelt af betaelt worden. Van dese menichte der carren en cruywagens mettet gelt datse beloopen, houdt den Commis memorie volghende sijn instructie, waer af hy den Bouckhouder der fortificatie in sijn Maentschrift verwitticht hebbende, t'comt ten lornale als volght: Fortificatie debet per Aerbeyders, by de carre en cruywagen, van soo veel carren en cruywagens, te betalen ter beliefte &c. De betalinghen hier op gedaen (die den Bouckhouder deur des Tresoriers Maentstaet bekent sijn) souden aldus commen: Aerbeyders by de carre en cruywagen debet per casse &c. Sulcx dat na dese wijse elck Annemer of Aerbeyder geen besonder poste en soude hebben, t'welck om haer groote menichte dagelicx ontmoetende te moeylick soude sijn. Het ongeval van dese manier der besteding is, datter veel opt gewissen der Lootworpers moet ancommen, sonder daer af bewijs te doen: Sulcx dattet dieshalven in groote bestedingē vaster gaet, alwaer de Commis, Controlleur, en Gouverneur, de opnemingen die selden ghebeuren dadelick meugen sien, en vastelick daer af getuygē: Nochtans commet altemet datmen t'werck by de carre voor best anveert, om datmen tot gheen oirboir groote besteding geraken en can, somwijlen deur diender geen, of te weynich Annemers sijn, of datse heymelick t'samen spannen, of vreesen tot geen goe betaling te gerakē, en diergelijcke. Doch om van dese Lootworpers na de meeste sekerheyt te trachten, het schijnt dat sulcx soude meugen toegaen met hemlien alle dage, of noch beter alle schove, dats vier mael sdaechs, te doen behandigen anden Commis een billet vande menichte der
loyen diese int selve schoft gheworpen hebben: Dat billet deur hemlien gegeven sijnde, en staende te boucke vanden selven Commis, en soudense daer na niet connen veranderen, boven dien soudense in meerder perikel staen vanden Controlleur betrapt te worden, gemerct daer af alle schove versche gedachtenis is, ja dat somwijlen de carren van een schof heymelick souden getelt sijn, eer sy hun billetten overgaven, uyt het welcke meerder sekerheyt soude volgē, dan sulcx eens ter weke of te maende te doen. Merckt noch dat de boveschreven billetten ghelevert anden Commis, haer daghelicsche examinatie en attestatie souden hebben deur den Gouverneur en Controlleur volgens t'ghene daer af generalick geseyt is int 11 artikel des 3 Hooftsticx der Vorstelicke dispense.
Angaende wercken op dachuyr gemaect, t'gebruyck daer af tot verscheyden plaetsen is, datmen elck aerbeyder een korfstock geeft, daer een tegekerf af gehouden wort, waer op mē dagelicx, of t'elcke schove de dachuyren kerft, welcke