Wisconstighe gedachtenissen. Deel 3: van de deursichtighe
(1605)–Simon Stevin– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Vermaen voor den ghenen die hem tottet dadelick verschauvven vvil begheven.Anghesien inden navolghenden handel der verschaewwing, meer voorstellen en beschrijvinghen commen dan totte eyghen dadelicke verschaeuwing noodich sijn, dienende tot verclaring der oirsaken, en tot bewijs dat de selve dadelicke verschaewwing, voortbrengt de ware schaeu van het verschaeulicke: Soo volght hier uyt dattet hemlien die dadelick verschaewwen willen, moeylick mocht vallen daer uyt te verkiesen t'ghene eyghentlick en alleen totte dadelicke verschaewwing dient. Tot desen eynde segghen wy hier, dat een die alles wilde ghelooven sonder bewijs (twelck voor een nateurlickGa naar margenoot* wisconstnaer niet wel doenlick en schijnt, ten waer met meyning vande bewijsen daer na te verstaen) oft anders soo ymant die de bewijsen eens voor alverstaen heeft, en hem op de saeck betrout, daer na metter daet verschaewwen wilde, soude ten eersten meughen vallen ant 5 voorstels 2 voorbeeltGa naar margenoot* tuychwerckelick afgheveerdicht, alwaer ghewesen wort de verschauwing eens verschaeulick punts inde vloer: Ende int 6 voorstels 2 tuychwerckelick voorbeelt, de verschaeuwing eens verschaeulick punts boven de vlcer, elck met een glas rechthouckich op de vloer, want deur kennis der verschaeuwing van sulcke twee punten, crijchtmen de schaeu van alle ghegheven verschaeulicke lini in t'welck de gantsche verschaeuwing bestaet. Doch salmen hier toe noch bedencken, de cortheden diemen int werck crijcht verclaert achter het 11 voorstel in sesGa naar margenoot* leden. Angaende verschaeuwing mettet glas te stellen scheefhouckich op den vloer, of daer meGa naar margenoot* evewijdich, soodanighe verschaeuwing schijnt selden begheert te worden, sulcx dat de oeffening in dies voor t'eerste niet seer noodich en is: Hoe wel nochtans tot volcommen kennis der heele verschaewwing, daer af voorbeelden t'haerder plaets sullen beschreven sijn. |
|