Nv van Venvs breede.
Ptolemeus heeft deur dadelicke gagheslaghen ervaringhen de ghedaenten van Venus breedeloop alsins bevonden ghelijck van Mercurius int voorgaende gheseyt is, welcke int besonder dusdanich sijn.
Ten eersten soo was haer meeste breede op de noortsijde van 6 tr. 22 ①, gebeurende altijt als haer inronts middelpunt was 90 tr. van sijn wechs verstepunt soo wel ter eender als ter ander sijde, dat is soo wel inden 270 tr. als inden 90 (welcke 90 tr. is onder des duysteraers 145 tr. ghemerckt deur de Byeenvouging des 13 voorstels deses 3 boucx het verstepunt onder des duysteraers 55 tr. is) en Venus in des inronts naestepunt: Maer buyten het naestepunt wesende, soo was heur noordersche breede voor datmael cleender, en ten minsten doen sy alsoo ant verstepunt was.
Ten tweeden soo bevant hy op de zuytsijde de meeste breede van 1 tr. 2 ①, ghebeurende altijt als heur inronts middelpunt was 90 tr. van sijn wechs verstepunt soo wel ter eender als ter ander sijde, en Venus an haer inronts naestepunt, maer buyten het naestepunt wesende, soo was haer zuydersche breede voor datmael cleender, en ten minsten doenmense alsoo ant verstepunt vandt.
De spiegheling by Ptolemeus hier op met stelling eens vasten Eertcloots veroirdent is met haer afweging, afwijcking, afkeering, en ander ghedaente, teenemael gheweest als die van Mercurius, sulcx dattet onnoodich schijnt de selve alhier te verhalen: Ende want de spiegeling met stelling eens roerenden Eertcloots ande voorgaende van Saturnus en Mercurius oock ghelijck is, en daer deur verstaen wort, soo en beschrijf ick die niet int langhe.
Angaende overeencomminghen en verschil deser stelling van Venus breedeloop met die van Ptolemeus, daer af sal gheseyt worden inden volghenden Byvough des breedeloops met stelling eens vasten Eertcloots.