Vant maecksel des tafels der achtste cromstreeck.
Om eerst deur een form te verclaren den sin des volghenden tafels, soo laet A B C D een cloot sijn diens middelront A B C D, en aspunt E, waer op beschreven is een cleender rondt F G H, voort sy de booch C D van 1 tr. als langdeschil tusschen C en D, en ghetrocken de twee vierendeelen ronts E D, E C, sniende het cleender rondt in F en G, soo doet G D neem ick 10 tr. als breedeschil tusschen D en G. Dit soo sijnde de booch F G doet 1 tr. der langde, en dat 10 tr. verre buyten t'middelront, welcke booch openbaerlick cleender moet
sijn dan D C 1 tr. des middelronts. Nu is t'voornemen hier te vinden hoe veel 1 tr. F G langhdeschil buyten t'middelront (te weten op 10 tr. der breede D G) doet in ① en ② des middelronts: Dat is, de langde F G vervought sijnde opt middelront, van hoe veel ① en ② die daer bevonden sal worden. Dit verstaen wesende wy fullen tottet voorbeelt commen.
Tghegheven. Het sy 1 tr. langdeschil buyten t'middelrondt op 10 tr. der breede. Tbegheerde. Wy moeten sijn grootheyt vinden in ① en ② des middelronts.