Dit bereytsel vande tafel der versaemde snijlinen aldus ghedaen sijnde, en om nu tottet maken vande tafels der cromstreken te commen, soo laet inde voorgaende form R Z beteyckenen d'eerste cromstreeck, sulcx dat den houck X R Q des driehoucx X R Q nu doe 78 tr. 45 ①. Om te vinden de booch Q X, ick aensie de driehouck X R Q voor plat, om de cleenheyt der sijden, en segh datse drie bekende palen heeft, te weten den houck X Q R recht, X R Q 78 tr.45 ①, de sijde Q R 1 tr. Hier me ghesocht de sijde Q X wort bevonden deur het 4 voorstel der platte driehoucken van 5 tr.1 ①, die ick inde volghende tafel van d'eerste Cromstreeck stel byde breeden nevens 1 tr. der langde. Om nu al de volghende breeden deses tafels met cortheyt te vinden, ick sie inde voorgaende tafel der versaemde snijlinen wat ghetal datter overcomt mette boveschreven 5 tr. 1 ①, en bevinde 3014, want de 5 tr. hebben 3004, en noch 10 sijn het everedelic deel voor de 1 ①. Dit ghetal van 3014 dient my int gemeen tottet vinden der ghetalen van P Y, da, en al d'ander dierghelicke, t'welck aldus toegaet: Totte 3014, vergaert ander 3014, comt 6028, daer op vinde ick t'overcommen inde voorgaende tafel der versaemde snijlinen 10 tr: De selve stel ick inde volghende tafel van d'eerste cromstreeck byde breeden nevens den 2 tr. der langde, als voor P Y. Daer na vergaer ick totte 6028, andermael 3014, comt 9042, daer op vinde ick t'overcommen inde voorgaende tafel 14 tr. 54 ①, de selve stel ick inde volgende tafel nevens den 3 tr. der langde, als voor d a; En so voort mette rest der seven Cromstreken.
Merckt dat ick totte voorgaende langden en breeden der cromstreken, noch vervoughe haer verheden, dat sijn de langden der bogen R X, R Y, R a, en dierghelijcke om deur t'behulp der selve sonder eertcloot of platte caert, maer alleenelick deur ghetalen, te beantwoorden de voorstellen die vanden handel der cromstreken omgaen, en int volghende beschreven sullen sijn. Dese verheden worden aldus bekent. Om ten eersten te vinden de verheyt R X, ick segh den driehouck X Q R te hebben drie bekende palen, te weten den houck X Q R recht, den houck X R Q 78 tr. 45 ①, en de sijde Q X van 5 tr. 1 ①. Hier me ghesocht de sijde R X, wort bevonden deur het 4 voorstel der platte driehoucken van 5 tr. 6 ① 54 ②, die ick stel in d'eerste tafel by de verheden nevens 1 tr. der langde. Ten anderen om te vinden de verheyt R Y, ick segh den driehouck Y c X te hebben drie bekende palen, te weten den houck Y c X recht, Y X c 78 tr. 45 ①, en de sijde c Y 4 tr. 59 ①, als blijct deur de tafel; want treckende P c 5 tr. 1 ①, als even sijnde met Q X, van P Y 10 tr. blijft voor c Y alsvooren 4 tr 59 ①: Met dese drie bekende palen dan, ghesocht de sijde X Y, wort bevonden deur het 4 voorstel der platte driehoucken van 5 tr. 12 ① 54 ②, die vergaert tot R X 5 tr. 6 ① 54 ②, comt voor R Y 10 tr. 19 ① 48 ②, die ick stel in d'eerste cromstreeck byde verheden nevens 2 tr. der langde. En alsoo sal ghevonden worden de verheyt van R a, met al d'ander.
Merckt dat wy dese verheden niet overal berekent noch ghestelt en hebben, maer alleenelick soo veel als tot ons volghende voorbeelden noodich sijn, eensdeels dat de tafelen selfgheen ghenouchsaem volcommenheyt en schijnen te hebben, ghelijck inden Anhang breeder gheseyt sal worden, als oock dat belet van ander saken ons t'selve niet toe en laet: Sulcx dat hier alleenelick de wijse ghetoont is, en open plaets ghelaten om die te meughen volmaeckt worden, by de ghene dieder lust en gheleghentheyt toe mochten hebben.