Dialectike ofte bewysconst
(1585)–Simon Stevin– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |||||||||||||
Der Vierder Soorten, sijn Twee Manieren, welcker Eerste heeft Propositien I, I, I; de Tweede O, I, O.
|
{ I Ian is Aerme, | |
Eerste Maniere. | { I Ian is een Hollander, |
{ I Eenighe Hollander dan is Aerme. |
{ O Ian en is gheen Hollander, | |
Tweede Maniere. | { I Ian is Gheleert, |
{ O Enige Geleerde dan en is geen Hollander. |
Merckt.
UYt de Formen der voorgaende sestien Bevvijsredenen, sijn openbaer sommighe hare eyghenschappen, als:
Ten eersten, dat alle bewijsreden maer drie termijnen en heeft.
Ten tweeden, dat haerder gheen en heeft deerste ende tweede Propositie, beyde ontkennende,
Ten derden, als d'eerste ofte tweede propositie besonder is, soo is het besluyt oock besonder.
Ten vierden, als d'eerste ofte tweede propositie ontkennende is, soo is t'besluyt oock ontkennende.
Ten vyfden, dat een der twee eerste propositien haer Grondt geen Onscheydelick sijnde, is Generael.
Ten sesten, dat het middel termijn nimmermeer int besluyt en comt.
Ten sevenden, dat d'eerste propositie vande eerste ende tweede soorte is altijt generael.
Ten achtsten, dat de tweede propositie van d'eerste soorte, is altijt betuyghende.
Ten neghenden, dat alle besluyt der tweeder soorten, is ontkennende.
Ten thienden, dat alle tweede propositie der derder soorten, is betuyghende.
Ten laetsten, dat alle besluyt der derder soorten, besonder is.
Maer overmidts yemandt vraghen mochte, waer toe dese Anteyckeninghen nut sijn, soo is te weten, dat t'ghebreck der quader Bewijsredenen, ghemeenlick blijct, door verscheyden manieren welcker dese eenighe sijn. By exempel, questie wesende oft een Vorsch, Visch sy, yemandt argumenteert aldus:
Gheen Hondt en is Visch,
Gheen Vorsch en is een Hondt,
Gheen Vorsch dan en is Visch.
Welcker termijnen ghesteltheyt is van d'eerste Soorte, nochtans niet Nootsaeckelick besluytende; Daerom my ghedenckende der voorgaender eerster Anteyckening, te weten dat van eerste ende tweede propositie beyde ontkennende, gheen wettelicke Bewijsreden en can ghemaect worden, soo verworpe ick daer mede, als door generale reghel, alsulcken Bewijsreden, segghende: Uyt alle ontkennende en volght niet, want hoe wel dickmael alsoo yet schijnt warachtelick besloten te sijne, nochtans ten is niet uyt de cracht der voorgaender Propositien, als door dit opentlick valsch exempel (twelck ghelijck is ant voorgaende) merckelick blijct.
Gheen Peert en is een Voghel,
Gheen Duyve en is een Peert,
Gheen Duyve dan en is een Voghel.