Texel
(gemeente Texel)
Waddeneiland met een ovale structuur, waarvan de kern wordt gevormd door een eindmorene van het landijs in de vorm van een maximaal vijftien meter hoge keileembult: ‘De Hooge Berg’. Deze stuwwal ontstond in de voorlaatste ijstijd van het Pleistoceen (het Saalien) en kreeg in de laatste ijstijd (het Weichselien) een laag dekzand. Stormvloeden tussen de 4de en 8ste eeuw zorgden voor
Texel, Schapenboet
het ontstaan van het Marsdiep en de afscheiding van het vasteland. Na 1150 bleef slechts de hogere keileemheuvel met de aangrenzende dekzandkoppen boven water: ‘Het Oude Land van Texel’. Tussen 1100 en 1300 ontstonden aan de westzijde jonge duinen en groeide Texel uit tot drie eilanden: ‘Het Oude Land’, Oeghe (De Koog) en - door een slenk gescheiden - het Eierland. Het dorp Het Westen, in de 13de eeuw het belangrijkste dorp, stoof in de 14de eeuw onder (Westerduinen). De polder Waal en Burg werd in 1436 bedijkt, overstroomde in 1532 en werd in 1617 herdijkt. Noordwaarts legde men in 1630 een zanddijk aan tussen De Koog en Eierland. Aan de oostzijde kwamen in de 19de eeuw de polders Eierland (1835), De Eendracht (1846, overstroomd 1953), Prins Hendrik (1847-'48) en Het Noorden (1876) tot stand. De Waddendijk is rond 1987 op Deltahoogte gebracht. Texel wordt voor het eerst genoemd in 772 en rond 960 voor het eerst vermeld als eiland. In 1289 werd het gezag van de graaf van Holland aanvaard en in 1414 kreeg Texel enkele handelsrechten van graaf Willem IV. Van de 16de tot de 18de eeuw was de rede van Texel, ter plaatse van de Texelstroom aan de zuidoostzijde van het eiland, belangrijk als verzamelplaats van handels- en oorlogsvloten. Hier werd (ijzerrijk) water ingenomen, afkomstig uit de putten van het keileemgebied. In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog heeft Texel sterk geleden toen Georgische krijgsgevangenen, die door Duitsers op het eiland te werk gesteld waren, in opstand kwamen. De Duitsers reageerden fel. Deze gebeurtenis op 5 april 1945 wordt vaak aangeduid als de Russenopstand. Texel werd pas op 20 mei 1945 door Canadese troepen bevrijd.
Het grasland van ‘Het Oude Land van Texel’ is bij uitstek de plaats van de Texelse schapenteelt. In het midden van de 19de eeuw ontstond het schapenras ‘De Texelaar’, dat niet zozeer om zijn wol of melk maar vooral om het lamsvlees werd gehouden. Nadat het ‘overalweiden’ in de 16de eeuw was afgeschaft, kwamen er schapenweiden met perceelsscheidingen in de vorm van ‘tuunwallen’, opgebouwd uit vier lagen met ruitzoden van gras en vastgezet met palen. Binnen deze weiden bevinden zich veelal drinkkolken en de voor Texel karakteristieke schapenboeten. Deze hebben stenen muren en een met pannen (onder) en riet gedekt schilddak. Aan de oostzijde bevindt zich een houten tuitgevel, waar van de wind af het hooi door een luik op de hooizolder kon worden gestoken. Deze boeten kwamen al in de 18de eeuw voor, maar de ruim zeventig nog bestaande exemplaren zijn voor het overgrote deel laat-19de-eeuws. Goede voorbeelden zijn: Oude Dijkje 11, Ruijslaan 79a, Oosterendseweg 11b en 38, Zuid Haffel 21, 41 en 44, Hoornderweg 2 en 42, Pontweg 79 en 116, Leemkuil 6 en Veenselangweg 7.
De belangrijkste nederzettingen op Texel zijn: De Cocksdorp, De Koog, Den Burg, Den Hoorn, Oostereind en Oudeschild. Zie hiervoor elders in dit boek.