van diverse kerkinterieurs is gebruik gemaakt van informatie berustend bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland. Aanvullend bronnenonderzoek of het uitputtend nalopen van de ‘grijze literatuur’ stelden de auteurs zich niet ten doel. Wel zijn op grond van eigen waarnemingen ter plekke verbeteringen of aanvullingen op de bestaande literatuur aangebracht.
Om het omvangrijke cultuurhistorische erfgoed van de provincie Limburg binnen de voor het boek gestelde ruimte te kunnen behandelen was het nodig de objecten beknopt te karakteriseren. De nadruk ligt op feitelijke gegevens over de bouwgeschiedenis en de huidige situatie van het object, zoals adres, functie, ontwerp- en bouwdata, namen van opdrachtgevers en architecten, ontwerpers en uitvoerende kunstenaars. Verder wordt waar mogelijk de bouwstijl vermeld of de bepalende architectuurelementen. De beschrijving van het uiterlijk van objecten blijft beperkt tot de belangrijkste kenmerken. Waar nodig komen ook de toegepaste materialen en constructies ter sprake. Bij de belangrijkste objecten en structuren wordt de historische ontwikkeling kernachtig behandeld. Informatie over interieur en inventaris van de gebouwen wordt alleen verstrekt wanneer deze van belang is. Musea zijn alleen opgenomen indien hun gebouw vermelding verdient; de museale collecties krijgen in dit boek vrijwel geen aandacht. Restauraties en verbouwingen aan de objecten zijn in principe alleen vermeld als die tot belangrijke wijzigingen hebben geleid. Bij onderhoudsgevoelige objecten als molens wordt doorgaans enkel de meest recente restauratie aangegeven. De huidige functie van gebouwen wijkt vaak af van de oorspronkelijke bestemming. De nieuwe situatie wordt slechts genoemd als er sprake is van een opvallend ander gebruik van het object. Aangezien gebouwen tegenwoordig vrij snel van functie veranderen, is hierin terughoudendheid betracht. Van de vele Limburgse wegkapellen en wegkruisen zijn alleen de meest opvallende en architectonisch belangrijkste voorbeelden opgenomen. Het cultuurhistorische belang van het object heeft voor dit boek geprevaleerd boven de herinnerings- of devotionele waarden, die in andere boeken uitgebreider aan de orde komen.
Een belangrijk onderdeel van het boek vormen de foto's, die een representatieve selectie van de objecten en structuren in de provincie geven. Belangrijke criteria voor de keuze van de af te beelden objecten en structuren zijn hun ouderdom, hun verspreiding over de provincie en de verdeling over de verschillende soorten objecten. De foto's weerspiegelen steeds zo veel mogelijk het karakter van de desbetreffende kern. De meeste foto's zijn speciaal voor dit boek gemaakt. Waar dit niet het geval is, staat het jaartal van de foto in het bijschrift vermeld.
In het boek is verder van een aantal belangrijke kerken, kastelen en andere objecten een plattegrond met bouwfasen opgenomen. In de legenda is voor de aanduiding van die bouwfasen gebruik gemaakt van de verkorte architectuurhistorische dateringsmethode, waarbij Romeinse cijfers eeuwen aangeven, gevolgd door de hoofdletters A en B die staan voor halve eeuwen of de kleine letters a, b, c, d voor kwart eeuwen en m voor midden: XVIIa betekent eerste kwart van de 17de eeuw. In de tekst zijn de voornamen van personen die leefden vóór het jaar 1800 voluit geschreven, daarna zijn de initialen vermeld. De aanduidingen van de plaatsnamen zijn gebaseerd op Elsevier Alfabetische Plaatsnamengids van Nederland ('s-Gravenhage 2001; 17de druk). Achter in het boek staat een beknopte literatuurlijst met de gebruikte algemene literatuur, aangevuld met de voor de provincie belangrijkste publicaties op architectuurgebied. Verder zijn een verklarende woordenlijst, een topografisch register en een index op namen toegevoegd.
Voor hun hulp bij de totstandkoming van dit boek danken wij als auteurs onze opdrachtgever de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zijn directie, de leden van de projectgroep, de afdeling cultuurwaardenonderzoek en de fotografen van deze dienst, alsmede de medewerkers van de bibliotheek en van het foto- en tekeningenarchief en ten slotte de uitgever.
Voor de hulp die wij vanuit de provincie mochten ontvangen gaat onze dank uit naar het Monumentenhuis Limburg, in het bijzonder in de persoon van Coen Eggen, verder naar Hans Renes, Servé Minis, Wim Hupperetz, Wim Beelen, P.H.J. Brock en A.G.F. van Gellekom van de Stichting Historie Sittard. Daarnaast zijn wij dank verschuldigd aan de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland, aan de eigenaars en beheerders van kerken en andere gebouwen die ook van binnen zijn bezocht. Tevens aan Leo Dubbelaar, Ben Olde Meierink, André Viersen, Ab Warffemius, G.J. van Reeuwijk (molens), R.W. van Straten en O.B. Wiersma (orgels). Voor hun hulp bij het afwerken van het manuscript bedanken wij Geeske Bakker, Jeroen van Meerwijk, Marieke Knuijt en Joos Leistra.
Utrecht, maart 2002
Ronald Stenvert
Chris Kolman
Saskia van Ginkel-Meester
Sabine Broekhoven
Elisabeth Stades-Vischer