de 11de eeuw zal zijn gebouwd. Dit schip werd in de 13de eeuw verhoogd. Het is opnieuw verhoogd bij de bouw van het laat-romano-gotische dwarsschip en het overwegend gotische koor in het begin van de 14de eeuw. Het dwarschip heeft aan beide kopgevels rijk geprofileerde poortjes; de poortjes zijn beide voorzien van een boogveld met gotische tracering in Bremer zandsteen. De 13de-eeuwse vrijstaande toren met gemetselde spits - een zogeheten ‘juffertoren’ - is in 1836 ingestort en in 1854 geheel afgebroken. De in 1896 gesloopte topgevels van het dwarsschip zijn bij een restauratie in 1945-'50 herbouwd in vrije vormen. De kerk heeft toen ook een nieuwe dakruiter gekregen. Daarin hangt een Mariaklok uit 1467.
Inwendig is de kruising voorzien van een meloenvormig koepelgewelf met acht, in een rijke rozet samenkomende ribben; de dwarsarmen hebben ribloze koepels. Het koor wordt overdekt door een gotisch straalgewelf met geprofileerde ribben en het schip heeft sinds de 16de eeuw een balkenzoldering. Op het kruisingsgewelf bevinden zich schilderingen uit ten minste drie perioden; een decoratieve schildering, een schildering met symbolische dierfiguren en heiligen op een effen achtergrond en een nog weer jongere decoratieve beschildering. De noordwand in het schip draagt twee fragmenten van Heiligenfiguren, waaronder St. Sebastiaan. Tussen koor en kruising staat een laat-gotisch houten
oxaal met galerij voor orgel en zangers. Het oxaalorgel is na de restauratie in het westen van de kerk opgesteld. Het instrument is in 1924 vernieuwd, maar bevat nog restanten uit omstreeks 1560. De orgelkast dateert uit 1663 en heeft gesneden vleugelstukken uit 1828. Tot de inventaris behoren verder een preekstoel met getorste corinthische zuiltjes (omstreeks 1660) en enkele herenbanken, waarvan één met een gesneden paneel voorzien van het jaartal 1559 en het wapen van Eysens. In het westportaal staat een sarcofaagdeksel in Bentheimer zandsteen met daarop afgebeeld een man en een vrouw en daarboven engelen (tweede helft 12de eeuw). De kerkvloer bevat diverse rijke zerken, waaronder die voor Otto Nanszum (†1575), Johan van Berum (†1612), ds. Johan van Laxten sr.
Holwierde, Woonhuis Hoofdweg 7
(†1621) en ds. Johan van Laxten jr. (†1644).
Het woonhuis Hoofdweg 7, gebouwd rond 1930 in expressionistische vormen, heeft een L-vormige plattegrond met een opbouw in de binnenhoek.
Bunkers. Nabij de Krewerderweg (achter nr. 20) staat een Duitse bunker uit 1943-'44; het is een mitrailleursnest van het type Tobruk. Ten zuidoosten van Holwierde liggen aan weerszijden van de Marsumerweg zeven bunkers, uit 1952-'57. Van 1958 tot 1964 bevond zich hier, in de twaalf meter diepe bunkers, een navigatiestation van de Koninklijke Luchtmacht.