Rijssen
Kleine stad, ontstaan bij de plaats waar de weg Deventer-Duitsland de Regge kruiste. De nederzetting kreeg in 1243 stadsrechten. De bebouwing van het vrijwel cirkelvormige stadje, dat alleen door een gracht werd beschermd, had een sterk agrarisch karakter. Karakteristiek waren de stadsboerderijen, die met de niendeur naar de straat waren gewend. De komst van de textielindustrie, in het bijzonder sinds 1850 de jutespinnerij en - weverij van Ter Horst & Co., veranderde weinig aan dat beeld. De fabriek verrees aan de noordzijde van Rijssen. Aan de zuidzijde werd in de jaren dertig van de 20ste eeuw het villapark Hollandsch Schwarzwald aangelegd. Na de Tweede Wereldoorlog groeide Rijssen verder uit in zuidelijke en westelijke richting. Het agrarische karakter is sinds de jaren zestig sterk verminderd. De fabriek werd in 1991 gesloopt.
De
(Herv.) Grote of Schildkerk (Schild 8), oorspronkelijk gewijd aan de H. Dionysius, is een driebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten noord- en middenbeuk en recht gesloten zuidbeuk. Drie traveeën van de noordbeuk vormden oorspronkelijk de romaanse parochiekerk. De tufstenen noordgevel met rondboogfries, en waarschijnlijk ook enkele pijlers in de kerk, dateren nog uit de 12de eeuw. In de tweede helft van de 15de eeuw heeft men het eenbeukige romaanse schip verhoogd voor het aanbrengen van hoge spitsboogvensters. Bovendien voegde men een tufstenen koor in laatgotische stijl toe. In het begin van de 16de eeuw kwam de huidige middenbeuk tot stand, het onderste deel uitgevoerd in tufsteen en daarboven in baksteen met tufstenen speklagen. Nadat de romaanse westtoren door grote bouwvalligheid in 1826 was ingestort, heeft men die niet herbouwd. De noord- en de middenbeuk werden naar het westen met een travee verlengd en kregen een neoclassicistische gevel met dorische pilasterstelling. Boven de ingang bevindt zich een klokkentorentje op een met leien beklede romp, voorzien van een trans, een vierkante bekroning met ionische orde en een ingesnoerde vierzijdige spits. In 1924-'25 breidde men de kerk naar ontwerp van T.E. Kuipers uit met de
Rijssen, Grote of Schildkerk (1987)
huidige zuidbeuk, voorzien van drie steekkappen. In aansluiting op de beide andere beuken werd het onderste deel van het muurwerk in tufsteen en het bovenste deel in baksteen uitgevoerd, onderling gescheiden door een strook met speklagen. Aan de noordzijde voegde men een lage consistorie toe. Het kerkinterieur wordt overdekt door stenen kruisribgewelven op kraagstenen met maskers. Tot de inventaris behoren onder meer een romaans zandstenen doopvont en een 18de-eeuws zandstenen grafmonument in Lodewijk XIV-stijl voor Frederica van Ittersum (†1729). Verder zijn er een 18de-eeuwse herenbank, met 17de-eeuwse onderdelen, van de havezate Oosterhof en een midden-18de-eeuws gestoelte van de havezate Grimberg. De eikenhouten kansel dateert uit 1812 en werd vervaardigd door C. Nijhof. Enkele bewaard gebleven fragmenten van een 19de-eeuws doophek zijn ook van zijn hand. Van het orgel uit 1856 van de gebroeders Scheuer is het pijpwerk gespaard; in 1980-'81 is het gerestaureerd door de firma Flentrop. Verder zijn er diverse voorwerpen uit omstreeks 1925, zoals een overhuifde herenbank, de kerkenraadsbanken, het doophek en de ijzeren lichtkronen. Ook de gebrandschilderde ramen dateren uit die tijd.
De R.K. St.-Dionysiuskerk (Rozengaarde 51) is een centraliserende kruiskerk met lager transept en zeszijdig gesloten koor. De hoge klokkentoren met dwars geplaatst zadeldak wordt bekroond door een achtzijdige spits. De laat-neogotische kerk verrees in 1924-'25 naar ontwerp van J.Th.J. en P.J.H. Cuypers; ze verving een kerk uit 1819. Het interieur wordt gedekt door kruisgewelven. Tot de inventaris uit de bouwtijd behoren onder meer het hoogaltaar, de preekstoel door atelier Cuypers, de koperen tabernakeldeuren door W. Thijssen, drie mozaïeken in de absis, het Theresiaaltaar (1927), de kruiswegstaties (omstreeks 1930) en diverse kandelaars, waaronder werk van atelier Brom en van W. Thijssen. Van ouder datum zijn onder meer het doopvont (1889) en delen van het vroegere hoofdaltaar (1898), beide door Mengelberg, en het neogotische Maria-altaar door Waterkamp (1901). De pastorie (Rozengaarde 53) uit 1925 is ontworpen door J.Th.J. Cuypers.
Overige kerken. De (Herv.) Westerkerk (Haarstraat 95) is een forse kruiskerk met hoge klokkentoren; ze heeft van een gebogen tentdak. De in 1930 gebouwde kerk vertoont expressionistische elementen. De (Geref.) Ontmoetingskerk (Boomkamp 4), een kruiskerk voorzien van een torentje met spits, dateert ook uit 1930.
De Oosterhof (Kasteellaan 1) is een voorm. havezate, bestaande uit een deels omgracht, L-vormig buitenhuis met schilddaken en een achtzijdige dakruiter op de naar het zuiden gewende frontvleugel. In de hoek tussen de beide vleugels staat langs de oostvleugel een ondiepe aanbouw. De oostvleugel en het oostelijke deel van de zuidvleugel kunnen uit de eerste helft van de 16de eeuw dateren. Waarschijnlijk in het begin van de 17de eeuw werd het gebouw uitgebreid met het westelijke deel van de zuidvleugel, waardoor een L-vormige plattegrond ontstond. Niet veel later voegde men aan de achterzijde een lage aanbouw
Rijssen, De Oosterhof, plattegrond begane grond