| |
Enschede
Stad ontstaan als kerkdorp en voor het eerst genoemd in 1119. In 1284 is er sprake van een hof van de heren van Enschede. In 1325 kreeg Enschede stadsrechten en in 1331 werden de stadsgraven voor het eerst genoemd. Hierin bevonden zich twee poorten, de Veldpoort aan de noordwestzijde en de Eschpoort aan de oostzijde. In 1517 verwoestten Gelderse troepen de stad en nadat de stad bij het Habsburgse rijk gekomen was, werd al in 1531 de na de verwoesting gebouwde Nye Borch aan de Markt gesloopt. In 1597 werd Enschede definitief Staats, waarna de buitengracht werd gedempt. In 1641 volgde de oprichting van het linnenweversgilde. De verlening van het octrooi tot het vervaardigen van bombazijnen stoffen (stoffen met linnen ketting en katoenen inslag) legde in 1728 de kiem voor de textielnijverheid. In 1750 brandde de stad af en bij de herbouw ontwikkelde zich de eerste fabrieksnijverheid, met rondom de stad diverse bleken langs de beken. De drie grootste fabrikeurs in 1809 waren J.B. Lasonder, H.J. van Heek en de erven H. van Lochem. In 1811 volgde de splitsing van het stadsgericht en het richterambt in de gemeenten Enschede en Lonneker. Nadat de textielnijverheid in de Zuidelijke Nederlanden wegviel, stimuleerde vanaf 1831 de Nederlandsche Handel-Maatschappij de fabricage van katoen voor de export naar Indië. In 1832 richtte Ch. de Maere een weverij op met snelspoelen, in 1834 gevolgd door de eerste stoomkatoenspinnerij ‘'n Grooten Stoom’, onder leiding van J. Dixon en G. Doorwaard Niermans. Enschede werd Nederlands katoenstad bij uitstek. In 1861 bestonden er al zes stoomweverijen en acht stoomspinnerijen. De spinnerijen kwamen dat jaar stil te staan door katoengebrek als gevolg van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-'65). Een veel grotere ramp was de stadsbrand van 7 mei 1862, die vrijwel de hele stad in de as legde. Met G. Doorwaard Niermans als stadsarchitect begon men voortvarend met de wederopbouw, waarbij het beloop van de straten van de oude
stad werd aangehouden. In de plattegrond is nog steeds voor een belangrijk deel de nagenoeg cirkelvormige omwalling te herkennen. Daaromheen ontstonden diverse stoomweverijen en andere textiel verwerkende fabrieken. Tevens verschenen de eerste arbeiderswoningen in De Krim, Sebastopol, Hoog en Droog en 't Overschot. In 1866 kwam de spoorlijn Zutphen-Enschede in gebruik, die in 1868 naar Glanerbrug werd doorgetrokken en in 1875 naar Munster. Ook kwamen er spoorlijnen naar Winterswijk via Boekelo (1885), Oldenzaal (1890) en Ahaus (1903) tot stand. Langs deze spoorlijnen vestigden zich textielfabrieken. Langs de lijn naar Glanerbrug waren dat Van Heek & Co. (1864), Nico ter Kuile & Zn. (1867), Blijdenstein & Co. (1875). Langs de lijn naar Boekelo vestigden zich de Gebr. Van Heek-Schuttersveld (1859), Tubantia (1921),
| |
| |
Enschede
1 | Herv. kerk (zie p. 135) |
2 | R.K. St.-Josephkerk (p. 136) |
3 | (Geref.) Oosterkerk (p. 136) |
4 | Synagoge (p. 136) |
5 | (Herv.) Lasonderkerk (p. 137) |
6 | R.K. kerk St.-Jacobus de Meerdere (p. 137) |
7 | Doopsgez. kerk (p. 137) |
8 | (Geref.) Zuiderkerk (p. 137) |
9 | (Geref.) Noorderkerk (p. 137) |
10 | (Chr. geref.) Renatakerk (p. 137) |
11 | R.K. kerk H. Hart van Jezus (p. 137) |
12 | Larink-Sticht (p. 137) |
13 | R.K. Arbeiders-Verenigingsgebouw (p. 137) |
14 | Raadhuis van Lonneker (p. 137) |
15 | Kantongerecht (p. 137) |
16 | Rijksmuseum Twente (p. 138) |
17 | Stadhuis (p. 138) |
18 | Minkmaatschool (p. 139) |
19 | Emmaschool (p. 139) |
20 | Javaschool (p. 139) |
21 | Kortenaerschool (p. 139) |
22 | Prinseschool (p. 139) |
23 | Pathmosschool (p. 139) |
24 | Laaresschool (p. 139) |
25 | Fabrieksschool (p. 139) |
26 | Hogere Textielschool (p. 139) |
27 | Ambachtsschool (p. 139) |
28 | Het Schuttersveld (p. 141) |
29 | Twentse Bank (p. 142) |
30 | Incassobank (p. 142) |
31 | De Bamshoeve (p. 142) |
32 | Stoomspinnerij Van Heek & Co. (p. 142) |
33 | Textielfabriek Gerh. Jannink & Zn. (p. 142) |
34 | Spinnerij Oosterveld (p. 143) |
35 | Watertoren (p. 143) |
36 | Station (p. 143) |
37 | Volkspark (p. 143) |
38 | Boerenkerkhof (p. 144) |
39 | Oude Alg. begraafplaats (p. 144) |
40 | Oude Isr. begraafplaats (p. 144) |
| |
| |
Oosterveld (1911) en Rigtersbleek (1897). Langs de lijn naar Oldenzaal kwamen de Bamshoeve (1896), Menko (1906), Rozendaal (1907), Roombleek (1912) en langs de lijn naar Ahaus Gerh. Jannink (1900). Daarnaast kwam enige metaalindustrie tot ontwikkeling: de ijzergieterij Sepp & Co. (1874) en Tattersall & Holdsworth (1876), beide speciaal opgericht voor het repareren van textielmachines. In 1872-'74 kwam op enige afstand ten westen van de stad het Volkspark tot stand. Aan het eind van de 19de eeuw had Enschede een spinnenwebachtige stadsstructuur. Op basis van een uitbreidingsplan van 1907 werd tussen stad en Volkspark het villapark de Stadsmaten aangelegd. Dat jaar volgde ook de oprichting van de woningbouwvereniging ‘De Volkswoning’. In de periode 1916-'29 kwam een brede doorgaande ringweg tot stand, Singel genoemd. Aan de zuidwestzijde werd in 1914-'27 tussen stad en singel de arbeiderswijk Het Pathmos gebouwd. Ook aan de noordzijde werd het gebied tot de singel met arbeiders- en middenstandswoningen uitgebreid. Aan het eind van de oorlog leed Enschede flinke oorlogsschade, vooral in het zuidoosten van de stad. In 1949 kwam een uitbreidingsplan tot stand. Op grond hiervan kwamen in 1961 onder meer het H.J. van Heekplein en de Boulevard 1945 gereed. Inmiddels verrezen in hoog tempo nieuwe stadswijken, waaronder Veldkamp, Hogeland (1948), Stadsveld (1951), Twekkelerveld, Boswinkel, 't Ribbelt (1952) en Mekkelholt (1958-61). In 1967 vestigde zich aan het Twentekanaal de NV Nederlandsch-Amerikaanse Autobandenfabriek Vredestein en in 1961 volgde de bouw van de TH Twente. De textielindustrie maakte een laatste korte periode van bloei door, waaraan in 1967 een definitief einde kwam met de sluiting van Van Heek & Co. Kort daarop werden ook de meeste textielfabrieken gesloopt, waaronder in 1977 de oudste fabriek van Van Heek & Co. (1864) en nog in 1987 een van de fraaiste: Rigtersbleek (1897). De vele littekens in de stad leidden
tot ingrijpende binnenstadssanering. Het resultaat waren nieuwe invullingen op oude fabrieksterreinen, die tot een wat onsamenhangende binnenstadsstructuur hebben geleid. Eromheen heeft zich de
Enschede, Herv. kerk, interieur met orgel (1990)
krans van stadswijken gestaag uitgebreid met onder meer Bruggenmors, Stadsveld, Wesselerbrink, Stroinkslanden, Helmerhoek, Stokhorst en Bruggert.
De Herv. kerk (Oude Markt 31) [1], oorspronkelijk gewijd aan St. Jacobus de Meerdere, is een tweebeukige, laatgotische en geheel in Bentheimer zandsteen opgetrokken kerk. De toren telt vijf geledingen en heeft een ingesnoerde naaldspits met wijzerplaten. De eerste kerk op deze plaats moet omstreeks 1000 gesticht zijn. Omstreeks 1200 werd deze kleine zaalkerk naar het oosten uitgebreid met een recht gesloten koor en naar het westen tot aan de huidige toren. Delen van de noordmuur van het schip stammen nog uit deze tijd. Eveneens in het begin van de 13de eeuw kwam de onderste geleding van de laatromaanse toren tot stand; de boogingang was voorzien van hoekkolonnetten en boogstaven. Aan de noordwand zitten resten van een vergelijkbare ingang. De drie volgende geledingen van de toren werden in de tweede helft van de 13de eeuw toegevoegd. Inwendig zijn op de eerste verdieping sporen teruggevonden van waarschijnlijk een St.-Michielskapel: een halfronde nis geflankeerd door kleine rondboogvensters die oorspronkelijk in de kerk uitkwamen, maar later dichtgemaakt zijn. Blijkens een inscriptie in de zuidgevel werd de kerk in 1480 vergroot door verlenging van het koor en toevoeging van een zuidbeuk, waardoor een tweebeukige hallenkerk met driezijdig gesloten koren ontstond. Tevens verhoogde men de toren met een geleding om daar de klokken in onder te brengen. Aan de noordzijde werd een sacristie gebouwd die in 1502 gereedkwam. In 1703 woei de spits van de toren en bij de stadsbrand van 1750 brandde ook de kerk uit. Men restaureerde de kerk in 1789 en in 1803 opnieuw. In 1842 verbouwde men de kerk ingrijpend tot één zaalruimte: men brak de zuilen tussen beide beuken uit en trok beide koorsluitingen samen. Bogen en gewelven verdwenen eveneens en aan de noordzijde kwamen er steunberen bij. Na de stadsbrand van 1862 werd de kerk hersteld naar plannen van B. Looman, waarbij de smalle spitsboogvensters plaats maakten voor brede rondboogvensters.
Het uit die tijd daterende cassettenplafond heeft rozetten, waarvan er vier onderdeel zijn van een vroeg ventilatiesysteem. Hun hoogte is verstelbaar waardoor ze als luchtkoker kunnen fungeren. Verder kreeg de toren toen een achtzijdige lantaarn. In 1891 volgden inwendige herstellingen. De verzakking van de toren maakte in 1926-'28 een algehele restauratie noodzakelijk. Deze stond onder leiding van J. en Th. Stuivinga. De toren werd in de vierde geleding voorzien van vernieuwde tweedelige romanogotische galmgaten en van een modern
| |
| |
klokkenspel. Ook week de spits uit 1862 voor een reconstructie van die uit 1480. De kerk kreeg in 1928 elf gebrandschilderde ramen naar ontwerp van J. Veldhuis en uitgevoerd door J.L. Schouten, voorstellende zeven bijbelse, twee historische en twee voorstellingen over de geschiedenis van Enschede en Lonneker. De ramen werden door diverse textielfamilies geschonken; hun namen, huismerken en/of wapens zijn in de ramen verwerkt. De kansel uit 1928 is vervaardigd door de firma Middelbeek; de beelden zijn gemaakt door L. Vreugde. Van zijn hand zijn ook de honderd gebeeldhouwde lambriseringskoppen, onder andere voorstellende figuren uit het Oude en het Nieuwe testament en personen die belangrijk waren voor de Reformatie. In de kerk bevindt zich verder nog een zandstenen doopvont uit circa 1200 en een orgel uit 1892 gebouwd door L. van Dam. De portalen aan de oosten westzijde van de kerk en de deur en kast in de consistoriekamer, alle in neogotische stijl, dateren uit circa 1865.
De R.K. St.-Josephkerk (Oldenzaalsestraat 115) [2] is een driebeukige neogotische basiliek met een eenbeukig driezijdig gesloten koor. De hoge toren van drie geledingen heeft een achtkante lantaarn geflankeerd door hoektorentjes en bekroond door een naaldspits. De kerk werd in 1892-'94 gebouwd naar plannen van J.Th.J. Cuypers met J. Stuyt als opzichter. Ze is geïnspireerd op de Broederenkerk te Zutphen. De Mariakapel werd in 1955 toegevoegd toen men ook het interieur ingrijpend wijzigde. De kerk is voorzien van kruisribgewelven. Het hoofdaltaar (1908), het St.-Maria- en St.-Jozefaltaar (circa 1898) en het triomfkruis (circa 1913) werden geleverd door atelier F.W. Mengelberg. De doopvont (1898) van marmer en koper is vervaardigd door G. van de Breekel. Aan de pilaren bevinden zich de beelden van de twaalf apostelen; St. Paulus en St. Petrus zijn vervaardigd door Mengelberg, de overige door A. Rüller uit Munster (D). Hij vervaardigde ook de Piëta van Caen-steen (begin 20ste eeuw) in de Mariakapel. De eikenhouten kruisgroep (circa 1800) heeft nog de oorspronkelijke polychromie. Het beeld van St. Antonius van Padua (1897) is vervaardigd door Stoltzenberg. Het bronzen
Enschede, Synagoge
beeld van Christophorus (1956) is van A. Termote, het kruisbeeld van geel koper (circa 1900) van G.B. Brom. De smeedijzeren lichtkronen zijn vervaardigd door atelier Kirschbaum uit Munster (D). Het priesterkoor heeft een vloer van geglazuurde tegels (1905). De kruiswegstaties (1933) zijn van J. Colette, die ook de muurschilderingen verzorgde (1926). In de sacristie bevindt zich een muurschildering (1899) door G. Tevörde. Het orgel werd vervaardigd door de firma Van Maarschalkerweerd.
De (Geref.) Oosterkerk (Wilhelminastraat 18) [3] is een kruiskerk in neorenaissance-vormen met driezijdig gesloten dwarsarmen, een puntgevel met rondboogvenster en een latere ingangspartij. De kerk verrees in 1894 naar plannen van H.E. Zeggelink. Omstreeks 1920 is inwendig een galerij aangebracht, waardoor aan de voorzijde een nieuwe ingangspartij ontstond met flankerende trapopgangen.
De synagoge (Prinsestraat 14) [4] is een symmetrisch complex waarvan de hoofdruimte wordt geflankeerd door voorwaarts uitspringende bouwdelen. Alle drie zijn ze gedekt door met brons beklede koepeldaken. Met het ernaast gelegen gebouw biedt het plaats aan een grote en een kleine gebedsruimte, een feestzaal, een woning voor de rabbijn en een joodse school met onderwijzerswoning (Prinsestraat 16-18). De synagoge werd in 1919 ontworpen door K.P.C. de Bazel, maar pas in 1927-'28 uitgevoerd onder leiding van A.P. Smits en C. van der Linde. Dit geschiedde met financiële steun van de textielfabrikant S.N. Menko en het geheel werd ingewijd in 1929 (5689 volgens de joodse jaartelling). Boven de ingang van het expressief vormgegeven gebouw, met diverse, voor De Bazel kenmerkende baksteendecoraties, is de Hebreeuwse tekst aangebracht van Jesaja 56:7. Inwendig bevindt zich een grote twaalfzijdige lichtblauwe koepel met daarin de symbolen van de twaalf stammen van Israël, een Davidsster en tekens van de dierenriem. De nisvormige ark wordt geflankeerd door twee wandzuilen met granaatappelvormige bekroningen. De centraal geplaatste bima staat onder een groot, rond verlichtingsarmatuur en is evenals de koperen menora afkomstig uit Regensburg (D). De gebrandschilderde ramen met onder meer een voorstelling van de oude en de nieuwe synagoge werden vervaardigd door L.Th.C. Lourijsen.
De R.K. kerk O.L. Vrouwe van Altijddurende Bijstand (Deurningerstraat 214) is een driebeukige kruisbasiliek met driebeukige dwarsschepen en een later gebouwde, terzijde staande toren. De kerk werd in 1926-'27 gebouwd naar plannen van J. Stuyt. De eindgevels met ruitvormige baksteendecoraties met daarin roosvensters kenmerken zijn latere werk. Bij de ingang hangen de wapens van Lonneker en Enschede in de vorm van tegeltableaus. De slanke, ongelede toren met iets versmalde vierkante lantaarn en een tentdak met wijzerplaten kwam in 1938
| |
| |
gereed naar plannen van Joh.H. Sluijmer. De pastorie (Deurningerstraat 212) stamt uit 1926-'27.
De (Herv.) Lasonderkerk (Lasondersingel 102) [5] is een kruiskerk met steile zadeldaken. Voor de ongelede toren met opengewerkte bovenkant en tentvormige spits zit een ingangspartij met spitsboogvormige opening. De kerk werd in 1927 gebouwd naar plannen van J. en Th. Stuyvinga. In de toren hangt een door F. en P. Hemony gegoten klok, afkomstig uit het in 1920 door brand vernielde carillon van de Wijnhuistoren te Zutphen. Het beeldhouwwerk boven de ingang werd evenals de lantaarnconsoles uitgevoerd door mej. L.E. Beyerman. J. Veldhuis ontwierp de gebrandschilderde ramen. De kerk is nu in gebruik bij de Ned. Geref. Kerken.
De R.K. kerk St.-Jacobus de Meerdere (Oude Markt 1) [6] is een robuuste kerk. Haar opzet is een combinatie van een kruiskerk en een centraalbouw, met daarvoor een asymmetrische façade. De kerk werd in 1932-'33 gebouwd in neo-Byzantijnse vormen naar plannen van H.W. Valk en Joh.H. Sluijmer op de plaats van voorganger uit 1862. Inwendig heeft de kerk een bakstenen koepelgewelf ondersteund door pijlers, met daartussen spitsbogen en een laaggewelfde bovengang met neoromaanse rondbogen. Het nog oorspronkelijke interieur doet neo-Byzantijns aan. Het Heilig-Hart-altaar, evenals het erbij
Enschede, R.K. kerk St.-Jacobus de Meerdere (1983)
behorende drieluik, heeft voorstellingen met opaline (circa 1935) door J. Nicolas. Interessante kunstvoorwerpen zijn verder het terracotta Mariabeeld (1933) door A. Winter, de calvariegroep van gedreven koper door L. Brom, het opalinepaneel (1936) door C. Eijck, de Piëta (1933) van de hand van M. Andriessen en de neogotische doopvont. De veertien kruiswegstaties zijn mogelijk ontworpen door C. Eijck, aan wie tevens de gebrandschilderde ramen in het noordtransept (1933) worden toegeschreven. Die in het zuidtransept (1933) zijn vervaardigd door J. ten Horn.
Overige kerken. De Doopsgez-kerk (Stadsgravenstraat 57) [7] is een neoclassicistische zaalkerk met schijnvoegen. Het geveltorentje heeft een met zink gedekte spits uit 1870. De Nieuw Apostolische kerk (Lipperkerkstraat 1) werd in 1903 in neorenaissance-vormen gebouwd. De (Geref.) Zuiderkerk (Haaksbergerstraat 118) [8] is een kruiskerk uit 1907 in sobere neorenaissance-vormen naar ontwerp van J.B. Radstake. Philadelphia (Haaksbergerstraat 468) werd in 1921 gebouwd als vrijzinnig hervormde kerk. De sobere zaalkerk is nu in gebruik bij de Zevende Dag Adventisten. De (Herv.) Oosterkerk (Oostburgweg 34) werd in 1928 als vrijzinnig hervormde kerk gebouwd. Ze heeft een L-vormige plattegrond en een expressionistisch vormgegeven toren en ingangspartij. De (Geref.) Noorderkerk (Lasondersingel 18) [9] is een zakelijk-expressionistische kruiskerk met terzijde staande toren en spits tentdak uit 1930, naar plannen van E.A. van der Lijke en J. Mink. De koster- en de domineeswoning (Lasondersingel 16-20) stammen uit dezelfde tijd. De (Chr. geref.) Renatakerk (Brinkstraat 70) [10] is een centraliserende kerk met massieve ingangspartij, gebouwd in 1953 in traditionalistische vormen op de plaats van een in 1944 verwoeste voorganger. De R.K. kerk H. Hart van Jezus (Hogelandsingel 39) [11] is een grote zaalkerk met terzijde staande toren. Ze werd in 1953-'54 gebouwd naar plannen van Joh.H. Sluijmer in traditionalistische vormen geïnspireerd op de basilica van Maxentius en Constantijn te Rome. De R.K. St.-Pauluskerk (G.J. van Heekstraat 414) is een kerk op vierkante grondslag met brede ingangspartij, gebouwd in 1956-'57 naar plannen van Joh.H. Sluijmer.
Het Larink-Sticht (Noorderhagen 25) [12] is een compact en besloten kloostercomplex in neogotische vormen, gebouwd in 1868 als liefdesgesticht St. Jacobus naar plannen van H.J. Wennekers en genoemd naar de stichter G. Larink. Aan het klooster, dat werd bediend door de zusters van de O.L. Vrouwe uit Amersfoort, waren een R.K. bewaarschool en handwerkschool voor meisjes verbonden, alsmede een leerschool voor jongere meisjes.
Het voorm. Gebouw Elim (Noorderhagen 16) werd in 1886 gesticht als verenigingsgebouw van de Vereniging Christendom. Het eerste lokaal op deze plaats ontstond in 1886 en werd in 1889 uitgebreid met een christelijke school naar ontwerp van H. Reijgers. In 1908 werd het huidige gebouw met jugendstilelementen opgetrokken naar plannen van J.C. Kromhout van der Meer. Het is nu in gebruik als boksschool.
Het voorm. R.K. Arbeiders-Verenigingsgebouw (Oldenzaalseweg 158) [13] heeft een ingangspartij geflankeerd door twee hogere delen met zadeldaken. Het werd gebouwd in 1891 naar plannen van J.Th.J. Cuypers. Aan het gebouw, dat lange tijd als Tivoli bekend stond, werd in 1912 een zaal toegevoegd naar plannen van A.L. Clemens. Het is nu in gebruik bij het Apostolisch Genootschap.
Het voorm. raadhuis van Lonneker (Hengelosestraat 52) [14] werd in 1861 gesticht. In 1905 werd het gepleisterde eenlaagse pand naar plannen van H.E. Zeggelink met een verdieping verhoogd en voorzien van een gevel met jugendstil-details en een asymmetrisch balkon waarboven een puntgevel zit. In 1922 volgde aan de achterzijde een uitbreiding en werden de representatieve functies verplaatst naar Hengelosestraat 40.
Het voorm. kantongerecht (Molenstraat 23) [15] is een eenvoudig overheidsgebouw met neorenaissance-details en een aan de bovenzijde uitstekende trappentoren gelegen in een binnenhoek. Het werd in 1903 gebouwd naar plannen van het bureau van de hoofdingenieur voor gevangenissen en gerechtsgebouwen, W.C. Metzelaar.
| |
| |
Enschede, Rijksmuseum Twente (1988)
Het Rijksmuseum Twente (Lasondersingel 129) [16] is een gesloten bouwblok met gerende gevels op symmetrische plattegrond en een overhoeks geplaatste entreepartij met een steil schilddak geflankeerd door zeszijdige hoektorens. De entree zelf heeft een halfrond bovenlicht in een rondboogportiek versierd met zandstenen blokken. De familie Van Heek stichtte het pand ter herinnering aan J.B. van Heek en om diens kunstverzameling onder te brengen. Het werd in 1929-'30 gebouwd naar plannen van K. Muller en A.K. Beudt in traditionalistische vormen. In 1930 volgde de overdracht van het museum aan het Rijk. Naar plannen van Beudt kwam in 1937 een uitbreiding aan de De Vluchtestraat tot stand. In de tuin verrees toen het erve Groot Bavel, een lös hoes uit circa 1540 met bovenkamer gedateerd 1785 in een blok zandsteen naast de niendeur aan de achterzijde, afkomstig uit De Lutte. In 1953 volgde een verdere uitbreiding, waardoor een tweede binnenplaats ontstond. Aan de Borgerstraat kwam er in 1978-'79 een uitbreiding in structuralistische vormen, naar plannen van J. Cannegieter en in 1995-'96 volgden een inwendige verbouwing, een nieuw restaurant en een overkapping van de tweede binnenplaats naar plannen van B.F. van Berkel.
Het stadhuis (Langestraat 24) [17] is een robuust pand bestaande uit twee geschakelde rechthoekige bouwvolumes met op het snijpunt een licht uitbollende toren met wijzerplaten en een kleine ranke spits. Na een meervoudige opdracht uit 1928 werd het in 1930-'33 gebouwd naar plannen van G. Friedhoff in een goed gedetailleerde, traditionalistische architectuur met daarin verwerkt sterke invloeden van het stadhuis van Stockholm (1911-'23) van R. Östberg. Het figuratieve smeedwerk in het bronzen balkonhek werd vervaardigd door F.J. van Hall; de andere decoraties aan het exterieur zijn van de hand van W. Bogtman.
Het interieur, tot in detail ontworpen door Friedhoff, is nog grotendeels in oorspronkelijke staat. In de raadhuishal
Enschede, Stadhuis (1984)
is een in stucwerk uitgevoerde kaart van Enschede anno 1933 uitgevoerd door R. Stolk. De zeven gebrandschilderde ramen in de Burgerzaal werden vervaardigd door A.J. Grootens en stellen de vier elementen voor alsmede verwijzingen naar de industrie. De wandtapijten zijn ontworpen door H. Polak. Grootens leverde ook het ontwerp voor de gebrandschilderde ramen in de raadzaal, uitgevoerd door W. Bogtman. Deze ruimte is nog geheel oorspronkelijk, inclusief het meubilair, de betimmering van Slavonisch eikenhout, de wandbespanning en de parketvloer met een tapijt naar een ontwerp van T. Poggenbeek. Een andere zaal heeft een wand met een mozaïek voorstellende de stedenmaagd van Enschede, vervaardigd door Moulin en Bouhuys. Vermeldenswaard zijn verder de twee trouwzalen, de burgermeesterskamer met een muurschildering van R. Stolk, en de verlichtingsornamenten in de gang ontworpen door F. Lensvelt. In 1974 heeft het gebouw een inwendige verbouwing en een uitbreiding aan de achterzijde ondergaan.
Het belastingkantoor (Hengelosestraat 75) is een L-vormig gebouw met iets terugspringende afgeronde hoek. Het pand kwam in 1939-'41 tot stand naar plannen van G. Friedhoff en is in 1996 uitgebreid en van een nieuwe entree voorzien naar plannen van R. Roorda.
| |
| |
Enschede, Emmaschool
Scholen. In Enschede staan nog relatief veel waardevolle lagere scholen. De Minkmaatschool (Minkmaatstraat 15A) [18] is een eenlaags gangschool van zes lokalen, gebouwd in 1895 in neorenaissance-vormen naar plannen van H. Reijgers. Karakteristieke voorbeelden van tweelaags dubbele gangscholen met ingang in de gesloten kopse gevel zijn: de voorm. Emmaschool (Emmastraat 164) [19], gebouwd in 1900 naar plannen van H.P. Timmer, en de Javaschool (Javastraat 6) [20] uit 1905, ook van Timmer. Het laatstgenoemde gebouw is nu een islamitische basisschool. De voorm. Volksparkschool (Borstelweg 20) is een dubbele eenlaags gangschool, gebouwd in 1908 naar plannen van de stadsarchitect A.H. op ten Noort. Hij ontwierp ook enkele scholen in een eigen variant van de ‘Um 1800’-stijl, met een hoger opgetrokken ingangsdeel onder tentdak; de zesklassige Kortenaerschool (Kortenaerstraat 4) [21] uit 1912 en de tienklassige Prinseschool (Prinsestraat 10) [22] uit 1913. Ook de bescheiden West-Indiëschool (Bonairestraat 9) uit 1913 met klokkentorentje is van zijn hand. In de jaren twintig worden de scholen forser en plastischer vormgegeven. De uit 1922 stammende Chr. Geref. Groen van Prinsterer-school (Spelbergsweg 30) op L-vormige plattegrond, met een ingangstorentje in de binnenhoek, is daar een bescheiden voorbeeld van. Monumentaler - en dankzij hun toren een herkenningspunt in de wijk - zijn de Pathmosschool (Spinnerstraat 29-29A) [23] uit 1920-'21 en de Laaresschool (Rozenstraat 98) [24] uit 1929. Beide zijn gebouwd in combinatie met een aangrenzend badhuis voor de wijk. Ook De Kosmos-school (Olieslagweg 138) uit 1929 is een goed voorbeeld; alle drie werden ze ontworpen door de Dienst Gemeentewerken. De monumentale twaalfklassige Vierde
school met den Bijbel De Elshof (Elshofplein 7) werd in 1931 gebouwd in laat-expressionistische vormen naar plannen van E.A. van der Lijke en J. Mink.
Beroepsscholen. Om goed opgeleide fabrieksarbeiders te verkrijgen werd in 1872 de voorm. Fabrieksschool (Noorderhagen 13) [25] gebouwd. In 1881 en 1887 werd dit gebouw van twee lokalen uitgebreid tot een school op T-vormige plattegrond. Naar plannen van A.G. Beltman volgde in 1906 de bouw van een verdieping aan de voorzijde, in de voor hem karakteristieke zware neoclassicistische stijl. Ook de ingangspartij werd toen veranderd. Momenteel dient het gebouw voor Jongerenwerk. In 1920-'22 verrees naar plannen van W.K. de Wijs de Hogere Textielschool (Ariensplein 3) [26], een fors gebouw met een leien schilddak, een dakruiter en expressionistische details. Het is nu in gebruik als Hogere Technische School De Maere. De Ambachtsschool (Boddenkampsingel 80) [27] werd in 1922 gebouwd op een V-vormige plattegrond naar plannen van A.G. Beltman. De kopse gevel met ingang vertoont een combinatie van neoclassicistische en expressionistische elementen.
Woonhuizen. Van de woongebouwen van vóór de brand van 1862 zijn er slechts twee overgebleven. Het in 1806 gebouwde Blijdensteinhuis aan de Langsestraat ter plaatse van de Eschpoort, dat de brand overleefde, werd in 1944 verwoest. Het Elderinkshuis (De Klomp 35) is een deftig herenhuis met lijstgevel in Lodewijk XVI-stijl, dat in 1783 werd gebouwd voor Hendricus Nagel. In 1799 kwam het in bezit van Joost Maurits Elderink, fabrikeur van bombazijnen stoffen. Het biedt nu onderdak aan de Oudheidkamer Twente. Het Roessinghshuis (Langestraat 41) is een deftig herenhuis; het heeft een brede zandstenen lijstgevel met Lodewijk XVI-details en een balkon op twee corinthische zuilen. Het werd in 1803 gebouwd voor de fabrikeur H.J. Roessingh en diens vrouw J.B. van Heek. Het uitgebrande geraamte werd na de brand van 1862 herbouwd, waarna het in 1881
Enschede, Het Roessinghshuis
in gebruik kwam bij de bankiersfirma B.W. Blijdenstein jr. en na 1910 kantoor werd van de firma Gerh. Jannink & Zn. Het Van Heekshuis (Oude Markt 26), dat in 1803 was gebouwd, moest wel geheel herbouwd worden, waarna omstreeks 1870 een gepleisterd pand in eclectische vormen ontstond met een hoge stoep en inpandige entree onder een balkon en wenkbrauwen boven de vensters. Het woonhuis Oldenzaalsestraat 110-112 uit 1871 voor Chr.N.E. Janssen is het eerste gebouw dat werd ontworpen (en gebouwd) door G. Beltman. Het pand heeft een neoclassicistische hoofdvorm en eclectische details, zoals wenkbrauwen. Eclectisch van vormgeving zijn Noorderhagen 4 (omstreeks 1880), Noorderhagen 36-38 (1893) en Haaksbergerstraat 250-252 (omstreeks 1895). Meer neoclassicistisch zijn Oldenzaalsestraat 123 uit omstreeks 1890, verbouwd in 1911, of Emmastraat 2-8 uit 1901 naar plannen van H. Reijgers. Een neorenaissance-trapgevel heeft Walstraat 38, uit omstreeks 1895. Arbeiderswoningen in de vorm van eenlaags afdakswoningen, zoals die er van 1861 tot 1934 in de Krim en Sebastopol stonden, zijn vrijwel niet bewaard gebleven. Latere voorbeelden zijn Olieslagweg 63-69 (1900) en Schurinksweg 55-59 (omstreeks 1905). Ze werden ook niet zoveel gebouwd, omdat er vanaf 1866 een fonds bestond dat premies uitkeerde aan arbeiders die voor zichzelf een
| |
| |
Enschede, Woonhuizen C.J. Snuifstraat 5-15
woning bouwden, waarna zij in het ene deel zelf gingen wonen en het andere verhuurden. Hierdoor ontstond het voor Enschede karakteristieke bouwtype van twee-onder-één-kap met mansardedak en een gang aan beide zijden. Gave voorbeelden zijn Leidsweg 25-27 (1901), Waldeckstraat 13-23 (1902), Hengelosestraat 226-236 (omstreeks 1905) en Rietmolenstraat 9-37 (Omstreeks 1910). Naast dit bouwen in eigen beheer verrezen dergelijke woonhuizen ook naar plannen van bouwmeesters, zoals Haaksbergerstraat 311-313 uit omstreeks 1905 door J.H.C. Roessink en C.J. Snuifstraat 5-15 uit 1907 door R. van der Woerd voor de verhuurder B. Dalenoord. Daarnaast zijn een aantal aardige burgermanswoningen te vinden in chalet- of simpele jugendstil-vormen: Emmastraat 143-145 (1898), Haaksbergerstraat 473 (omstreeks 1905), Lipperkerkstraat 101-103 (1909) en Molenstraat 30-36 (1905), alle naar plannen van Beltman. Een combinatie van chalet- en jugendstil-vormen hebben Marthalaan 14 (1910, J.C. Kromhout van der Meer) en Ripperdastraat 15 (1912, A.G. Beltman). Jugendstil-materiaalgebruik vertoont Ripperdastraat 23-29 uit 1908, naar plannen van A.L. Clemens voor T.L. Clemens. De door M.G.A. van der Lande in eigen beheer gebouwde panden Soendrastraat 12-32 vertonen een zeer eigen jugendstil-signatuur. Goede voorbeelden van burgermanswoningen uit de jaren dertig staan aan de H.B. Blijdensteinlaan, Bolhaarslaan, Laaressingel en Lasondersingel. Het ten
Enschede, Villa De Groote Schuur
oosten van Enschede gelegen Woonhuis Zijlstra (Leutinkweg 45) werd in 1933 gebouwd in de vormen van het Nieuwe Bouwen, naar plannen van J.B. van Loghem. Het wit gepleisterde pand wordt gekenmerkt door een plat dak en strakke horizontale raamstroken met stalen kozijnen.
Fabrikantenwoningen. Langs de uitvalswegen en in villaparken ten oosten en westen van de binnenstad staan de stadsvilla's van de belangrijkste textielfabrikanten. De in 1855 gebouwde vrijstaande villa Espoortstraat 182 voor H.G. Blijdenstein werd in 1883 ingrijpend verbouwd waarbij zij haar neoclassicistische karakter kreeg. De dakkapellen stammen van de verbouwing uit 1912. Het eclectische herenhuis met aangebouwd kantoor Hengelosestraat 42-44 werd in 1891-'92 gebouwd naar plannen van H.P. Timmer voor B.J. van Delden, het herenhuis annex bank Hengelosestraat 60 kwam in 1900 gereed naar plannen van R. van der Woerd voor I.I. Rozendaal. De eclectische villa Hengelosestraat 40 werd in 1902 gebouwd op de plaats van de afgebrande spinnerij ‘'n Grooten Stoom’. Het pand in de vorm van een Italiaanse villa kwam tot stand naar plannen van K. Muller voor L. van Heek. Van 1921 tot 1934 heeft het als raadhuis van Lonneker gediend. In 1907 ontwierp K. Muller ook het herenhuis Piet Heinstraat 1 in ‘Um 1800’-vormen voor H. ter Kuile. Door de sloop in 1907 van het uit 1874 stammende huis van H. van Heek, aan het begin van de (Korte) Hengelosestraat, ontstond de Brammelerstraat, die toegang geeft tot het naar plannen van J.J.L. Bourdrez aangelegde villapark de Stadsmaten. Ter compensatie liet zoon J.H. van Heek in 1907 elders het Witte Huis (Oldenzaalsestraat 125) bouwen naar plannen van A.G. Beltman. Het pand, in neoclassicistische vormen, heeft een ingangspartij met pilasterstelling van dorische en ionische pilasters, bekroond door een fronton. Het bijbehorende theehuisje (Staringstraat 33) met corinthische hoekzuilen werd in 1913 gebouwd naar ontwerp van Beltman en was geïnspireerd op een paviljoen van de Trinkhalle in Marienbad. In de Stadsmaten ontwierp A.G. Beltman enkele grote villa's in neoclassicistische stijl:
M.H. Tromplaan 1 uit 1907 voor J. Scholten, Nijverheidstraat 2 uit 1907 voor M.L. van Gelderen (dat nu onderdeel uitmaakt van het politiebureau) en in 1910, meer met Engelse invloeden, De Groote Schuur (M.H. Tromplaan 23) voor J.B. Blijdenstein. Op andere plekken ontwierp hij nog het landhuis De Tol (Hengelosestraat 700) uit 1906, voor N.G. van Heek met parkontwerp van de hand van P.H. Wattez, in 1909 Marthalaan 5 voor B.J. Blijdenstein en nog in 1921 Kortenaerstraat 71 voor K.W. Ledeboer. Ook andere ontwerpers lieten zich niet onbetuigd: regionale bij het herenhuis De Stadsweide (Ripperdastraat 8) uit 1910, naar
| |
| |
plannen van H. Reijgers voor A.H. Ledeboer, en bij de villa Hogelandsingel 9 uit omstreeks 1910 in ‘Um 1800’-stijl. Daarnaast werden landelijk bekende ontwerpers gevraagd, zoals bij de villa's A/d Esch (Gronausestraat 31) uit 1911 door S. de Clercq voor R.H. van Rossum en M.H. Tromplaan 8 uit 1911 naar plannen van J. Stuyt voor H.W. ter Kuile. Ook K.P.C. de Bazel ontwierp drie fabrikantenvilla's; omstreeks 1915 de villa M.H. Tromplaan 9 voor J.H. Rozendaal, die in 1927 naar plannen van J. Stuyt werd verbouwd, en in 1915 M.H. Tromplaan 52 voor S. Menko met de voor De Bazel karakteristieke lichte gele baksteen en een hoogopgaand leien schilddak. De villa van M.I. Menko, M.H. Tromplaan 55, was al in 1914 ontworpen, maar werd pas in 1923 uitgevoerd onder leiding van A.P. Smits. Het brede drielaagse pand, met voor De Bazel karakteristieke ingangspartij, is na de oorlog lange tijd gebruikt als Hotel Memphis en huisvest nu een architectenbureau. In ‘Um 1800’-vormen uitgevoerd is de enorme villa De Wigwam (Boddenkampsingel 40) uit 1928, naar plannen van K. Muller. Meer expressionistisch van vormgeving zijn de villa's Kortenaerstraat 3 en Marthalaan 12 uit omstreeks 1930.
Volkswoningbouw. Als uitvloeisel van de woningwet werd in 1907 de ‘Vereniging de Volkswoning’ opgericht en ontstonden in 1908 de eerste woningen aan de Roomweg naar plannen van H. Reijgers. De vormen daarvan bouwden
Enschede, Arbeiderswijk Pathmos
sterk voort op de gangbare twee-onder-één-kapwoningen. In 1913 volgde de bouw van de West-Indische buurt (Plein West-Indië e.o.) met een tuinstadachtige structuur, naar plannen van H.E. Zeggelink. Het grootste complex van de vereniging was het ter weerszijden van de Pathmossingel gelegen tuindorp Pathmos (Thomas Ainsworthpark e.o.). Op het terrein van de voormalige Janninksbleek en de nabijgelegen buitenplaats Pathmos kwamen in 1914-'22 ruim vierhonderd woningen gereed in goed verzorgde, traditionalistische vormen naar plannen van W.K. de Wijs en de directeur van gemeentewerken, A.H. op ten Noort. Op stedenbouwkundig belangrijke punten werden poortdoorgangen, galerijwinkels (Sterkerstraat 26-28) of hoekwinkels gecreëerd (Pathmossingel 2-4 en Pathmossingel 106-108). In 1927-'28 is de wijk aan de noordwestkant uitgebreid met de Drentse Buurt. Het hele complex is in 1979 gerenoveerd. Naar plannen van A.Th. Blom kwam in 1928 aan de zuidoostzijde de wijk het Varvik (Buitenzorgplein e.o.) tot stand. De beide poortgebouwen dragen sculpturen van de hand van W. Brouwer.
Het Schuttersveld (Hengelosestraat 113) [28] is een fabrikantenbuitenplaats, gesticht door jhr. Ch. de Maere kort nadat deze in 1832 een eerste weverij in Enschede oprichtte. Nadat deze weverij was afgebrand, verrees op het Schuttersveld een nieuwe fabriek, waarbij hij in 1834 zijn eigen woonhuis liet bouwen. Dit statige gepleisterde pand in neoclassicistische vormen bestaat uit een souterrain, bel-etage en mezzanino-verdieping
Enschede, Het Schuttersveld (1988)
onder een omlopend schilddak. In de monumentale entreepartij met bordestrap is de ingang met zijlichten gevat in een ionische pilasterstelling, afgesloten door een hoofdgestel waarboven een breed mezzanino-venster zit. Aan de achterzijde heeft het een halfronde uitbouw. In 1859 kwam het huis aan H.J. van Heek en zijn vrouw J. Elderink. De kleine fabriek achter het huis werd in gebruik genomen door de firma Gebr. Van Heek-Schuttersveld, waarbij in 1864 een spinnerij verrees. In 1890 brandde deze af. Kort daarop werd de (inmiddels gesloopte) fabriek meer naar het westen herbouwd. Rondom het inmiddels vrijstaande pand ontstond een park in landschapsstijl, waarschijnlijk naar plannen van D. Wattez.
Winkels. Vooral uit het begin van de 20ste eeuw zijn er in Enschede interessante woon- en winkelpanden bewaard gebleven. Korte Haaksbergerstraat 2 is in 1901 uitgevoerd in rijke neobarok. In een neorenaissance-hoofdvorm met jugendstil-details ontwierp A.G. Beltman ook enkele panden: Zuiderhagen 36-38 (1901), Noorderhagen 48A-B (omstreeks 1905), Marktstraat 8-10 (1905), Korte Haaksbergerstraat 9 (1910) en Korte Haaksbergerstraat 44-46 (1912). Ook naar plannen van A.L. Clemens kwamen enkele winkels tot stand, waaronder de curieuze eclectische winkelpui Lipperkerkstraat 42 uit 1902 voor B.W. Lans en de jugendstil-panden Korte Hengelosestraat 33-33A (1902) en Molenstraat 85-87 (1911). Andere voorbeelden in jugendstil zijn De Heurne 14-16 (omstreeks 1906), Haverstraat Passage 70 (1907, J.C. Kromhout van der Meer) en Zuiderhagen 31-33 uit
| |
| |
Enschede, Kantoorgebouw Incassobank
1908 gebouwd in eigen beheer door J.M. Tönis. Expressionistisch is het voorm. pand van De Gruyter (Haverstraat Passage 16) naar plannen van W.G. Welsing uit 1916. Meer zakelijk expressionistische invloeden vertoont het voorm. warenhuis van Vroom & Dreesman (Korte Hengelosestraat 1-1D), gebouwd aan het eind van de jaren twintig naar plannen van J. Kuijt.
Horeca. Het hotel Modern (Parkweg 39) werd in 1883 gebouwd in opdracht van A. Wevers in de nabijheid van het Volkspark, waar geen alcoholische dranken mochten worden geschonken. Het eclectische pand werd in 1897 in chaletstijl uitgebreid en in 1909 opnieuw. De R.K. sociëteit Concordia (Markt 15) ontstond in 1904, maar werd na brand in 1909 in 1910 herbouwd naar plannen van A.L. Clemens. Café Monopole (Oude Markt 20) verrees in 1907 naar plannen van H.E. Zeggelink voor I.J. Menko. Hotel Atlanta (Oude Markt 15) werd in 1931 in kubistisch-expressionistische vormen gebouwd naar plannen van G. Feersma-Hoekstra als volkskoffiehuis voor de Ned. Chr. Geheelonthouders Vereniging.
Kantoren. Het voorm. kantoor van de Twentse Bank (Hoedemakerplein 1) [29] is een statig neoclassicistisch pand gebouwd in 1909-'10 naar plannen van A.G. Beltman. Het doet nu dienst als makelaarskantoor. Het voorm. kantoor van de Incassobank (Piet Heinstraat 4-8) [30] is een rijzig gebouw met hoogopgaand leien schilddak. Het werd in 1929 gebouwd in expressionistische stijl naar plannen van J. Gratema. Het administratiekantoor van de vereniging De Volkswoning (Hengelosestraat 78) kwam in 1927 tot stand, waarschijnlijk naar plannen van W.K. de Wijs. Het Belthoes (Beltstraat) is een met baksteen beklede betonskeletbouw van zes verdiepingen, gebouwd in 1929-'30 naar ontwerp van A.G. Beltman voor de huisvesting van zijn eigen architectenbureau. In 1981 is het verbouwd tot wooneenheden.
Textielfabrieken. Van de imposante Enschedese textielindustrie met zijn vele schoorsteenpijpen is bedroevend weinig bewaard gebleven, en wat bewaard is gebleven geeft in zekere zin een vertekend beeld. Enschede was vooral de stad van de katoenweverijen, die waren ondergebracht in vele eenlaags shedhallen. Het bestond slechts voor een klein deel uit meerlaags katoenspinnerijen. Deze laatste zijn echter vooral bewaard gebleven. De enige uitzondering is de weverij van katoenafval van I.I. Rozendaal (Roomweg 103-107), gebouwd in 1907 naar plannen van R. van der Woerd, in de vorm van een rij shedhallen waaromheen een gesloten bakstenen muur en een sprinklertoren met overkragend reservoir staan. Het oudste nog bestaande complex is de katoenspinnerij De Bamshoeve (Lasondersingel 97) [31], gebouwd in 1895-'96 naar plannen van G. Beltman voor W.J. en H.B. Blijdenstein. De eerste shedhallen boden plaats aan 13.000 spillen. In 1917 kreeg het nog bestaande ketelhuis een nieuwe fabriekspijp, waarvan het onderste deel nog resteert. Tussen 1911 en 1922 werden hallen en pakhuizen in betonskeletbouw bijgebouwd naar plannen van A.G. Beltman en in 1926 verscheen aan de Schurinksweg een kolenbunker in betonskeletbouw. Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan werd in 1949 naar plannen van Mien Ruys de nog bestaande wandeltuin met pergola aangelegd. In 1959 verrees naar plannen van G. Beltman jr. aan de H.B. Blijdensteinlaan een grote ringspinhal in voorgespannen beton. De in het begin van de jaren tachtig gesloten fabriek doet nu voornamelijk dienst voor opslag. Van
Enschede, Stoomspinnerij De Bamshoeve
de in 1897 voor G.J. van Heek gebouwde Rigtersbleek resteren sinds 1987 alleen twee bijgebouwen, een spinnerijgebouw van drie verdiepingen uit 1911 en de kunstzijdespinnerij Memphis (Goolkatenweg 83) van vier verdiepingen en traptoren met puntdak uit 1927. Beide spinnerijen maken nu deel uit van het textielveredelingsbedrijf Roberine. De nog bestaande stoomspinnerij van vijf verdiepingen van Van Heek & Co. (Parallelweg 102-188) [32] stamt uit 1897. De uit Oldham in Lancashire afkomstige Sidney Stott ontwierp een typisch Engelse spinnerij voor 20.000 spillen met een plat dak en een aangebouwd trappenhuis annex sprinklertoren. Uitvoerend architect was G.E. van der Meer. De spinnerij werd gebouwd tegen het uit 1892 stammende neoclassicistische pakhuis naar plannen van G. Beltman. Spinnerij en pakhuis zijn inmiddels verbouwd tot wooneenheden. De belangrijkste nog bestaande textielfabriek is die van Gerh. Jannink & Zn. (Haaksbergerstraat 147) [33]. Deze stoomspinnerij en -weverij met ketelhuis en schoorsteen werd in 1900-'02 eveneens gebouwd naar plannen van Stott met H. Reijgers als uitvoerend architect, en bood plaats aan 30.000 spillen en 567 weefgetouwen. De spinnerij bestaat uit twee haaks op elkaar staande bouwvolumes van twee en drie verdiepingen, met op de snijlijn aan de straatzijde een massief trappenhuis annex sprinklertoren met afgeknot schilddak. Slechts de toren is voorzien van neoclassicistische vormen. Na sluiting in 1967 kreeg het spinnerijgedeelte in 1977-'81 nieuwe bestemmingen: textielmuseum Jannink en wooneenheden. Weverij en ketelhuis werden gesloopt. De voorm.
| |
| |
Enschede, Stoomspinnerij Van Heek & Co. met pakhuis (1988)
spinnerij Oosterveld (Goolkatenweg 55) [34] werd in 1911 gebouwd voor de Gebr. Van Heek-Schuttersveld. De fabriek van drie verdiepingen en sprinklertoren naar Engels model bood onderdak aan 16.000 spillen. Opzichter bij de bouw was H. Hatten jr. Nu is het gebouw in gebruik als pakhuis. De Twentsche Textiel-Maatschappij (Hulsmaatstraat) ontstond in 1915 als dochteronderneming van I.I. Rozendaal voor de fabricage van dweilen en moltondekens. Na een brand volgde in 1921 herbouw, waarbij de nog bestaande, enige overgebleven voorbeelden van betonskeletbouw in Enschede verrezen naar plannen van A.G. Beltman. Sinds 1972 is het onderdeel van de Ned. Bontweverij. Het nabije gebouw met sprinklertoren behoorde tot de fabriek van N.J. Menko (1916, H. Reijgers).
Overige industriegebouwen. Van de niet-textielindustrie zijn slechts enkele vermeldenswaardige restanten bewaard gebleven. De smederij, ijzergieterij en machinefabriek A. Sanders & Zn. (Molenstraat 81) is ontstaan in 1874 achter een woonhuis uit 1874 dat in 1901 naar plannen van A.L. Clemens aan de rechterzijde werd uitgebreid. Aan de Nieuwe Schoolweg liggen de gieterij uit 1919 en andere delen uit 1928. Het gebouwtje van de bouwmaterialenhandel van G. Dalenoord (Minkmaatstraat ong.) werd omstreeks 1906 gebouwd in jugendstil-vormen.
Het koetshuis Walstraat 10 werd in 1889 gebouwd in rijke neorenaissancevormen naar plannen van G. Beltman voor de bankier B.W. Blijdenstein Jzn., die sinds 1881 in het Roessinghshuis (Langestraat 41) woonde, waarmee het één erf vormde.
Brug (Oostveenweg). Over de in 1868 verlaagd aangelegde voormalige spoorlijn naar Glanerbrug en Gronau werd een brug gebouwd; deze bestond uit portalen in de vorm van gietijzeren dorische zuilen, waartussen een gietijzeren boogstuk zit.
De watertoren (Hoog en Droog ong.) [35] is een bakstenen toren met licht overkragende bovenbouw, gebouwd in 1890 naar plannen van N. Biezeveld. De toren, met een ijzeren hangbodemreservoir, is in het begin van de jaren vijftig verbouwd en versoberd.
Enschede, Volkspark
Het station (Stationsplein 1) [36] is een laag, langgerekt gebouw met vele sierbetonelementen en een slanke toren met wijzerplaten. Het werd in 1949-'50 gebouwd naar plannen van H.G.J. Schelling op de plaats van het oude station uit 1865.
Gedenktekenen. Ter herinnering van de grote stadsbrand van 1862 werd in 1912 een monument (Oude Markt ong.) geplaatst, vervaardigd door Nick Ludwig uit Munster. Het bestaat uit een rechthoekige sokkel met reliëfs waarop stadsbrand en wederopbouw zijn afgebeeld; het wordt bekroond door een zittende vrouwenfiguur met hoorn des overvloeds. Het standbeeld van Mgr. Alphons Ariens (Ariensplein ong.), voorman en bestuurder van de katholieke arbeidersvereniging en drankbestrijding in Nederland, werd in 1934 geplaatst. Het beeld is van de hand van A. Falise.
Het Volkspark (Parkweg) [37] werd in 1872-'74 in Engelse landschapsstijl aangelegd naar ontwerp van D. Wattez op het terrein van het erve 't Goolkate. Het was een schenking van de in 1872 overleden textielfabrikant H.J. van Heek. Op het terrein werd dat jaar naar ontwerp van J. Moll een uitspanning annex woning gebouwd voor de verkoop van alcoholvrije dranken. In 1878 kwam hier een serre bij en in 1881-'82 werd de uitspanning eveneens naar zijn plannen uitgebreid. De toen gebouwde uitzichttoren
| |
| |
is in 1943 door een bombardement vernield. Op het terrein, bedoeld ter ontspanning van de fabrieksarbeiders, was vanaf het begin een gedeelte gereserveerd voor de sportbeoefening. In 1902 ontstond hier een eerste tennisbaan. In 1906 werd het park aan de zuidwestzijde uitgebreid door een schenking van G.J. van Heek met een terrein bestemd voor de aanleg van voetbalvelden. In 1911 werden nieuwe tennisvelden aangelegd en een clubgebouwtje dat in verminkte vorm bewaard is gebleven. Naar plannen van J. Vroom jr. en Tj.H. Koning werd in 1945 de oorlogsschade aan het park hersteld. Het oorlogsmonument in het park, gemaakt door M. Andriessen, werd in 1953 onthuld.
Het Abraham Ledeboerpark (Hengelosestraat ong.) werd in 1956 door J.B. Ledeboer aan de gemeente geschonken en bestaat in feite uit de in 1885 door A. Ledeboer gestichte fabrikantenbuitenplaats, waarvan de villa in 1957 werd gesloopt. De oorspronkelijke tuinaanleg is van de hand van D. Wattez en is later door diens zoon P.H. Wattez gereorganiseerd. Aan de oostzijde van het park is het 't Lammerinkswöner herbouwd, een omstreeks 1775 door Koert Lammerink in Usselo gebouwd lös hoes, dat in 1977-'78 hierheen is verplaatst. De schuur uit omstreeks 1700 is afkomstig van erve De Kemper aan de Meerschenkampweg en kwam in 1983 op deze plaats te staan.
Overige parken. Het G.J. van Heekpark (Boddenkampsingel ong.), met aan de noordzijde een theehuis, werd in 1918 aangelegd naar plannen van P.H. Wattez. In 1929 werd het uitgebreid met de ernaast gelegen Lochemsbleek, waarop in 1902 door C. Roessingh een fabrikantenbuitenplaats was gesticht met een nog bestaande villa naar plannen van H.E. Zeggelink. In het park staat een natuurstenen obelisk met tekst uit 1922. Het Woolderikspark (Gronausestraat ong.) werd in 1951 aan de gemeente geschonken en bestaat in feite uit de in 1885 door mr. H. ter Kuile gestichte buitenplaats waarvan de villa in 1965 werd afgebroken. De oorspronkelijke tuinaanleg is van de hand van P.H. Wattez uit 1893. Het in 1886 naar plannen van G. Beltman gebouwde koetshuis annex woning (Gronausestraat 10-12) is bewaard gebleven. Het hekwerk is afkomstig van de in 1972 afgebroken Villa Kleiboer (1894, G. Beltman) en is hier in 1982 geplaatst. Het Blijdensteinpark (Boulevard 1945) bestaat uit de in 1855 door H.G. Blijdenstein gestichte fabrikantenbuitenplaats, waardoor vanouds de Gronausestraat liep. In 1957 werden park en villa door J.I. Beltman-Blijdenstein aan de gemeente geschonken voor de aanleg van de Boulevard 1945, waarna de noordelijk en zuidelijke parkdelen in het Blijdensteinpark werden veranderd.
Begraafplaatsen. In 1829 werden twee begraafplaatsen aangelegd. Ten noorden van de stad ontstond het zogeheten Boerenkerkhof (Deurningerstraat ong.) [38] van de gemeente Lonneker. De sterk verwaarloosde begraafplaats heeft een ijzeren toegangshek geflankeerd door zandstenen pijlers met bollen. Voor de stadsbevolking werd aan de oostzijde de Oude Alg. begraafplaats (Espoortstraat ong.) [39] aangelegd. De verstilde begraafplaats heeft robuuste piramidevormige zandstenen toegangspijlers en graven van diverse textielfabrikanten, onder wie Lambertus Ten Cate († 1871), H.J. van Heek († 1872) stichter van de firma Van Heek & Co., J.B. Blijdenstein († 1854) en W. Stroink († 1893). De Oude Isr. begraafplaats (Kneedweg 78) [40] werd in 1841 gesticht nadat die aan de Molenstraat werd gesloten. Het metaarhuisje is in de oorlog verdwenen. De Alg. Westerbegraafplaats (Hengelosestraat 487) werd in 1921 aangelegd naar plannen van P.H. Wattez als nieuwe begraafplaats voor het westelijke deel van de gemeente Lonneker. Het hek met rode zandstenen pijlers, de aula en het baarhuisje dateren van omstreeks 1921. Aan de oostzijde kwamin 1899 de Alg. Oosterbegraafplaats (Noord Esmarkerrondweg 405) tot stand, een langwerpig terrein met een parkaanleg van H.F. Hartogh Heys van Zouteveen. De begraafplaats werd in 1927 aan de noordzijde aanmerkelijk uitgebreid en kreeg de huidige toegang met dienstwoningen en aula. Parallel aan de oude hoofdas liggen omheinde graftuinen met graven of grafkelders van belangrijke fabrikantenfamilies, waaronder die van Jannink en Van Heek met de graven van J.B. van Heek († 1923) en zijn vrouw Edwina van Heek-Ewing († 1945). Langs de oude hoofdas liggen de graven van G. Beltman († 1915) en zijn zoon A.G. Beltman († 1934), alsmede een grafzerk met bronzen beeld van een treurende jonge vrouw op het
graf van Anna Elderink († 1922). In de nabijheid ligt de R.K. begraafplaats (Gronauseweg naast 407), die in 1927 werd aangelegd ter vervanging van de eerste begraafplaats uit 1861. Achter een centraal voorveld ligt een gebogen padenstructuur en onder meer het graf van de familie Sluijmer. De Isr. begraafplaats (Noord Esmarkerrondweg 413), tussen de Alg. Ooster- en de R.K. begraafplaats, werd in 1928 (5688) gesticht. De aula met koperen koepeldak werd dat jaar gebouwd naar plannen van C. van der Linde en A.P. Smits, in opdracht van J. Menko. Achter de aula liggen graven van onder meer de fabrikantenfamilies Menko, Hartog en Roozendaal. Achter op de begraafplaats staat een monument voor de oorlogsslachtoffers in de vorm van een slanke obelisk met bol, geplaatst in 1949. Daarachter is er een gedenksteen bij de herbegraven stoffelijke resten van de geruimde begraafplaats aan de Molenstraat, alsmede vier van daar afkomstige laat-18de- of vroeg-19de-eeuwse grafstenen. De dienstwoning (Noord Esmarkerrondweg 415) dateert van 1928.
Technische Universiteit Twente. Ten westen van Enschede, ter plaatse van de vroegere buurtschap Driene, ligt de in 1961 als Technische Hogeschool gestichte TU Twente (Drienerlolaan). De gebouwen zijn in 1961-'64 gegroepeerd volgens het campusprincipe naar een stedenbouwkundig plan van W. van Tijen en S.J. van Embden, bestaande uit een hoofdentree met aan de oostzijde onderwijsgebouwen en aan de westzijde studentenwoningen. De verzonken kerktoren in de vijver is een ontwerp van Wim T. Schippers. De mensa (Boerderijweg) in een verbouwde boerderij, nu Centrum voor Vraagstukken van Wetenschap en Samenleving, ontstond in 1962-'64 naar plannen van P. Blom. In 1964-'69 realiseerde hij de mensa De Bastille (De Hens) bestaande uit een centrale keuken met daaromheen een gevarieerd stelsel van ruimtes op basis van een vierkante verticale kern met daaromheen telkens vier
| |
| |
Enschede, Technische Universiteit Twente
ruimten. In de gevel worden de vierkante kernen door ruitvormige torentjes gemarkeerd. De Studentenhuisvesting (Reelaan/Matenweg) werd in 1964-'65 gebouwd naar plannen van H.P.C. Haan. De Campustoren (Drienerlolaan ong.), met een carillon gegoten door Eijsbouts, werd in 1964 ontworpen door G.Th. Rietveld en uitgevoerd door Van Dillen en Van Tricht. Het gebouw voor Toegepaste wiskunde is een structuralistisch gebouw uit 1970-'73 met gevels opgebouwd uit geprefabriceerde elementen naar plannen van Environmental Design.
Vliegbasis Twente. Ten noordwesten van Enschede ligt het in 1931 voor de burgerluchtvaart geopende Vliegveld Twente (Vliegveldweg). In 1940 werd het door de Duitsers sterk uitgebreid en ingericht voor de Luftwaffe. Sinds 1966 is de militaire vliegbasis weer opengesteld voor de burgerluchtvaart. Rondom de basis liggen vier op buurtschappen gelijkende gebouwencomplexen. Centrum is de eigenlijke vliegbasis met landingsbanen, magazijnen en een brandweerkazerne. Ook staan hier enkele omstreeks 1940 gebouwde hangars onder gebogen kap, met ijzeren roldeuren en aan weerszijden gemetselde muren. Het complex Prins Bernhard diende oorspronkelijk voor de legering van officieren. Zuidkamp en Overmaat bestaan uit diverse onderkomens voor manschappen, een kerkje en het luchtvaartmuseum. |
|