Dalfsen, Herv. kerk
op veeteelt. Dit leidde in 1897 tot de bouw van een zuivelfabriek (sinds 1981 kaasfabriek Salland BV). In 1836 werd de veerpont vervangen door een vaste brug over de Vecht. Ten zuiden daarvan verrees in 1902 een station aan de lijn Zwolle-Emmen. In de 19de eeuw ontwikkelde Dalfsen zich tot een bloeiend dorp, bestaande uit een noord-zuid lopende hoofdstraat (Prinsenstraat/Wilhelminastraat) en de in westelijke richting lopende weg naar Zwolle (Bloemendalstraat/Ruitenborghstraat). In de Tweede Wereldoorlog werd de Vechtbrug opgeblazen. Na de oorlog is Dalfsen flink uitgebreid in noordelijke en westelijke richting.
De Herv. kerk (Kerkplein 1), oorspronkelijk gewijd aan St. Cyriacus, is een laat-gotische pseudobasiliek met rijzig, driezijdig gesloten koor en een forse, niet geheel voltooide toren met vier geledingen en een aangekapt tentdak. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat in de 12de eeuw op deze plek een eerste kerkje werd gebouwd, bestaande uit een eenbeukig schip met een iets smaller koor en een inspringende halfronde absis. In het begin van de 14de eeuw voorzag men deze kerk van zijbeuken en een toren. Deze uitbreiding kwam waarschijnlijk tot stand dankzij Herman van Voorst, heer van Rechteren, die tussen 1315 en 1326 aan de zuidoostzijde van de kerk een familiekapel liet bouwen. Kort na 1455 werd het romaanse koor vervangen door het huidige gotische koor en kwam de sacristie tot stand. Ook werd, getuige de gedenksteen uit 1449, de tweebeukige kapel van Rechteren verbouwd in haar huidige vorm. In de tweede helft van de 15de eeuw werd het schip verhoogd en vernieuwd.
Na een vernietigende brand in 1517 bracht men schip en koor onder één kap. Ook kwamen toen de huidige zijbeuken tot stand, waarin de kapel van Rechteren werd geïntegreerd als de twee oostelijke traveeën van de zuidbeuk. Bovendien verrees één travee westwaarts van de oude plek een nieuwe toren, die met uitzondering van de bovenste geleding met tufsteen is bekleed en waaraan tot ver in de 16de eeuw is gebouwd. In het begin van de 19de eeuw kregen de zijbeuken een buitenbepleistering. Bij de algehele restauratie van kerk en toren in 1954-'57, onder leiding van W.P.C. Knuttel, heeft men onder meer deze blokbepleistering verwijderd.
De aanblik van het interieur van de kerk wordt bepaald door de korte zuilen met lijstkapitelen tussen middenschip en zijbeuken. De kruisrib- en netgewelven van de zijbeuken dateren van na de brand van 1517. Dit geldt ook voor de kruisribgewelven van het middenschip, die toen lager zijn aangebracht. De kerk bevat grafzerken en altaarstenen uit de 15de tot en met 17de eeuw. In de Van Rechterenkapel herinnert een gedenksteen uit 1449 aan ridder Frederik van Rechteren, die in dat jaar de kapel liet bouwen. In deze kapel liggen onder meer de grafzerken van Zeger van Rechteren (†1458) en Frederik van Rechteren (†1458). Verder zijn er twee epitafen, de ene voor Johan Zeijger van Rechteren (†1701) en zijn echtgenote Agnes Sophia van Raesfelt (†1705), de andere voor hun zoon Joachim Hendrik Adolf (†1719) en zijn echtgenote Amalia Alexandrina Frederica gravin von Limpurg Speckfeld (†1754). Laatstgenoemde heeft het monument laten oprichten, kort na de dood van haar echtgenoot; het werd vervaardigd door Johan Hendrik Hagen. Een vergelijkbaar grafmonument bevindt zich in de kerk van Rijssen.
De familie Van Rechteren schonk in de eerste helft van de 18de eeuw de geelkoperen lezenaar aan de kansel van eikenhout uit dezelfde periode en ruim een eeuw later het doopbekken (1863) van de firma J.M. van Kempen & Zn.. Voor de kansel staat een deels 18de-eeuwse herenbank. De drie geelkoperen kroonluchters zijn in 1758 gemaakt in opdracht van de kerkeraad. Het orgel heeft een orgelfront, gemaakt in 1808 door J.C. Scheuer. Het instrument werd in 1844 gebouwd voor de Herv. kerk te Hengelo, en stamt mogelijk van de hand van J.H. Holtgräve of van C.F.A. Naber. De beschildering met draperieën op de achtergrond dateert vermoedelijk uit 1808. De pastorie (Bloemendalstraat 20) is een sober neoclassicistisch pand uit 1880.
De voorm. synagoge (Julianastraat 18), een eenvoudig zaalgebouw met ingezwenkte lijstgevel en middenrisaliet, is in 1866 gebouwd naar plannen van J.H. ter Hogt. De laatste dienst vond in 1927 plaats.
Het voorm. klooster van de zusters van het H. Hart (Oosterstraat 8) is een robuust pand uit 1927, mogelijk naar ontwerp van C.A. Hardeman. Het gebouw heeft rechts op de verdieping een huiskapel. Sinds 1964 dient het als onderkomen voor ouderen.
De R.K. St.-Cyriacuskerk (Wilhelminastraat bij 21) is een driebeukige basiliek met gereduceerd dwarsschip en forse gedrongen toren, gebouwd in 1938-'39 naar ontwerp van A. Vosman. Naast de toren, waarin zich de toegang tot de kerk bevindt, staat een doopkapel. Een gebrandschilderd raam is afkomstig uit de vorige, in 1866 gestichte kerk.
Het postkantoor (Bloemendalstraat 16), gebouwd in 1908-'09 naar plannen van rijksbouwmeester C.H. Peters, is een goed voorbeeld van een tweelaags dorpspostkantoor met directeurswoning in simpele, op de neogotiek geënte, vormen.
Woonhuizen. In de Grutte Moole (Prinsenstraat 35) is oorspronkelijk een woonhuis annex rosmolen. Het bestaat uit twee naast elkaar gelegen diepe huizen met dwarse zijvleugel en aan de straatzijde twee tuitgevels met vlechtingen. Het geheel dateert van het begin van de 18de eeuw. De gevelsteen met afbeelding van een rosmolen, gedekt door een schelpmotief en geflankeerd door dolfijnen, dateert van vóór de dorpsbrand van 1670 en is waarschijnlijk nog vroeg-17de-eeuws. Het pand is in