bouwen uit die tijd, zoals als zijkapellen, een grote sacristie en een portaal, werden gesloopt tijdens een restauratie in 1974-'77. Bij opgravingen kwamen de resten van de oudste kerk(en) te voorschijn. In het interieur worden middenschip en binnenste zijbeuken gescheiden door kolommen van baksteen met speklagen; de gebeeldhouwde kapitelen zijn in 1880-'83 aangebracht. De pijlers tussen de zijbeuken onderling zijn ommetselde gedeelten van de oude buitenmuren. Kapitelen en scheibogen hebben een kleurige neogotische beschildering. De twee met maskertjes en een adelaar versierde koperen kaarsenkronen in het koor dateren van kort na de brand in 1625. Tot de overige, voornamelijk 19de-eeuwse inventaris behoren: het hoofdaltaar (1882) en de triomfbalk met calvariegroep (1897), beide uit het atelier van Cuypers en Stoltzenberg; twee gebeeldhouwde communiebanken van wit marmer en zwart graniet (1870), natuurstenen heiligenbeelden door H. van der Geld (laat-19de-eeuws) en het orgel van M. Maarschalkerweerd (1890). J. Nicolas vervaardigde omstreeks 1930 de gebrandschilderde ramen in het schip en L. van Hoek in 1978 die in het koor. De
toren, waarvan de bouw begon in 1519, is opgetrokken naar het voorbeeld van de toren van de O.L. Vrouwekerk te Breda, zij het niet volledig in natuursteen
maar in baksteen met natuurstenen speklagen en detaillering. De bouw stokte echter in 1552 halverwege de derde geleding, vermoedelijk wegens geldgebrek.
Oosterhout, R.K. St.-Janskerk, toren (1961)
Oosterhout, Norbertinessenklooster St.-Catherinadal
De huidige lage spits, die door een balustrade grotendeels aan het oog wordt onttrokken, dateert uit 1971. In de toren hangen twee klokken waarvan de ene in 1577 werd gegoten door Gerrit van Wou en de andere in 1763 door Alexius en Petrus Petit.
De pastorie (Markt 13) is een breed neoclassicistisch herenhuis uit het begin van de 19de eeuw.
Het
norbertinessenklooster St.-Catharinadal (Kloosterdreef 1-3) werd in 1645 gevestigd in het kasteelachtige huis ‘De Blauwe Camer’. Het oudste deel van het complex, de vleugel links van de toren, dateert uit omstreeks 1400. In de loop van de 15de eeuw of het begin van de 16de eeuw kreeg het gebouw een verdieping. Gelijktijdig of iets later kwam de vierkante traptoren met bordestrappen tot stand, waarschijnlijk in twee fasen. Nicolaas Vierling, griffier van de Nassause rekenkamer, liet rond 1545 - mogelijk in twee kort op elkaar volgende fasen - de haakse zaalvleugel en het voorhuis of ingangsvleugel bouwen. Beide vleugels hebben rijk gedetailleerde, laat-gotische topgevels met overhoekse pinakels. In de grote zaal bevindt zich een laat-gotische schouw met een 18de-eeuwse rookkap. In 1647 verrees aan de achterzijde het eigenlijke klooster, dat bestaat uit vier vleugels rond een pandhof met kloostergang. Na de bouw van het klooster werd het oorspronkelijke huis ingericht als proosdij.
Oosterhout, Blauwe Camer (klooster Catharinadal), plattegrond
Aan de noordzijde bouwde men een lage dienstvleugel. Aan de zuidzijde verrees in 1816 een nieuwe kloosterkerk, die vervolgens in 1903 en ten slotte in 1966 geheel nieuw werd opgetrokken. Verder bevat het complex nog een poortgebouw uit het begin van de 19de eeuw. In de loop van de tijd heeft men het complex enkele keren verbouwd en in 1955-'59 is het gerestaureerd.
De Herv. kerk (Rulstraat 6) is een centraalbouw in de vorm van een Grieks kruis, gebouwd in 1810-'11 naar ontwerp van Herman Huysers. Het interieur heeft houten tongewelven. De kerk bezit enkele belangrijke inventarisstukken. De rijk gesneden eikenhouten preekstoel, die sterke overeenkomst vertoont met de preekstoel in de Luth. kerk te 's-Hertogenbosch, dateert uit het eerste kwart van de 17de eeuw. Deze preekstoel en de drie gegoten koperen kaarsenkronen