| |
Zeist
Uitgestrekt dorp op de zuidwestrand van de Utrechtse Heuvelrug, waarvan voor het eerst melding wordt gemaakt in een oorkonde uit 838. Aan het eind van de 12de eeuw kreeg de nederzetting een tufstenen kerk. De toren van deze kerk bleef behouden bij de huidige 19de-eeuwse Herv. kerk. De Dorpsstraat, oorspronkelijk Zeisterstraat geheten, vormde al in de middeleeuwen de kern van het dorp. Direct langs de zuidwestzijde van deze in 1368 reeds geplaveide straat zou een oude Rijnarm gestroomd hebben, waarbij de straat als een laad- en loskade diende. Nadat deze Rijnarm in de late middeleeuwen was dichtgeslibd en de bedding zuidelijker kwam te liggen, werden de vruchtbare gronden in cultuur gebracht. Bij het dorp verrezen drie ridderhofsteden: het Huis te Zeist en de huizen Blikkenburg en Kersbergen. Een tweede nederzetting rondom een brink ontstond ten westen van Kersbergen, waar nu de Kroostweg op de Utrechtseweg uitkomt. Bij de brink bevond zich oorspronkelijk een hof van de Utrechtse bisschop.
De bouw van slot Zeist en de aanleg van het bijbehorende park tussen 1677 en 1686, had ingrijpende gevolgen voor de verdere ontwikkeling van het dorp. Het slot diende als buitenverblijf voor Willem Adriaan van Nassau-Odijk, wiens vader Lodewijk van Nassau een bastaardzoon van prins Maurits was. Willem was een achterneef van stadhouder Willem III, die tevens zijn begunstiger werd. Hierdoor kon hij in 1677 de hoge heerlijkheid Zeist verwerven. Het door hem aangelegde park was meer dan vijf kilometer lang en nam naar het oosten in breedte toe. De hoofdas, waarop ook het slot lag, werd in noordoostelijke richting gevormd door de huidige Nassau Odijklaan, Slotlaan en Verlengde Slotlaan en in zuidwestelijke richting door de Koelaan. Ter hoogte van het slot kwamen er parallel aan de hoofdas twee flankerende assen, de huidige Waterigeweg en Karpervijver-Filosofenlaantje. Waar de hoofdas de Dorpsstraat kruiste, werd een rond plein aangelegd, waaraan nu nog de naam Het Rond herinnert. De fraaie tuinen in de nabijheid van het slot, bekend van 18de-eeuwse prenten, zijn verdwenen, maar de belangrijkste assen zijn nog steeds herkenbaar.
Aan het begin van de 18de eeuw werd op een diagonaalas van het slot de buitenplaats Beek en Royen gesticht. De hoofdas van de bijbehorende tuinaanleg waren de latere Laan van Beek en Royen en de Woudenbergseweg. Het huidige Zeisterbos is nog steeds een restant van dit park. In 1746 stichtten leden van de Evangelische Broedergemeente (Moravische broeders of hernhutters) te Zeist een nederzetting. Hiertoe kocht de Amsterdamse koopman Cornelis Schellinger in 1745 de hoge heerlijkheid Zeist. Voor de snel groeiende gemeente kwam tussen 1748 en 1794 aan weerszijden van de oprijlaan naar het slot een belangrijk deel van het huidige gebouwencomplex aan het Broeder- en het Zusterplein tot stand. De vestiging van de hernhutters stimuleerde de economische ontwikkeling van Zeist. Vooral aan de Karpervijver en de Lageweg stichtten ze allerlei werkplaatsen en fabriekjes en ook hadden ze hun eigen winkels. Aan Het Rond bouwden de hernhutters omstreeks 1800 een hotel, dat nu nog bestaat onder de naam Hermitage.
| |
| |
Zeist, Slot Zeist, voorzijde
In 1818 kwam veel grond vrij door de openbare verkoping van het slot en het landgoed Beek en Royen. Sindsdien ontwikkelde Zeist zich tot een geliefd oord voor rijke, vooral uit Utrecht en Amsterdam afkomstige stedelingen. Nadat in 1818 de benedenweg naar Utrecht (Driebergseweg-Utrechtseweg) werd bestraat, ontstonden hierlangs vele, soms door zichtassen met elkaar verbonden buitenhuizen en groeide het dorp uit tot de ‘parel van de Stichtse lustwarande’. In die tijd was de Dorpsstraat nog de hoofdstraat, met deftige winkels, grote herenhuizen en het raadhuis. De verdere dorpsbebouwing concentreerde zich langs Nooitgedacht, Voor- en Achterheuvel en Hogeweg. Kort na 1900 werd Het Rond door de bouw van het nieuwe raadhuis en het postkantoor het representatieve centrum van het dorp. Zeist kreeg een directe tramverbinding met Utrecht. Het station lag bij het noordeinde van de Slotlaan, die vanaf de jaren dertig de rol van deftige winkelstraat overnam van de Dorpsstraat. In de omgeving van de Voorheuvel, ten westen van de Slotlaan, kwam volkswoningbouw tot stand. Tot de verdere uitbreiding van Zeist behoorden relatief veel villa- en middenstandswijken. Verscheidene buitenplaatsen werden verkaveld om de nieuwe wijken te kunnen verwezenlijken. Na de oorlog zijn de meeste buitenplaatsen door de particuliere bewoners verlaten en heeft men de huizen ingericht tot kantoor, instelling of school. Op de terreinen verrezen dikwijls ook nieuwe gebouwen, waardoor het karakteristieke van de lustwarande in veel gevallen onherkenbaar is geworden.
Slot Zeist (Zinzendorflaan 1) is een deftig bakstenen bouwwerk, bestaande uit een breed hoofdgebouw met aansluitende, lagere zijdelen en haaks hierop langgerekte zijvleugels, waarvan de kroonlijst even hoog ligt als die van de zijdelen. Boven de bel-etage heeft het hoofdgebouw nog een verdieping en een mezzanino. De hoofdingang en het venster daarboven zijn gevat in één natuurstenen pronkrisaliet. Dubbele ionische pilasters met daartussen een smal venster flankeren de deuren en het halfronde bovenlicht. Van de vazen op de kroonlijst lopen langs het venster guirlandes omhoog. Een brede dakkapel met wijzerplaat en balustrade bekroont de ingangspartij. Dezelfde vormgeving herhaalt zich op vereenvoudigde wijze aan de achterzijde. Hoofdgebouw, zijdelen en zijvleugels omsluiten drie zijden van een rechthoekig voorplein en liggen binnen een omgrachting, die als slotvijver is opgenomen in een landschappelijk aangelegd park.
Het slot werd in 1677-'86 gebouwd in opdracht van Willem Adriaan van Nassau-Odijk. Tussen 1677 en 1682 verrezen de zijvleugels en werd de tuin aangelegd. Pas toen in 1685 de beplanting tot enige wasdom was gekomen, begon men in 1685-'86 met de bouw van het eigenlijke slot. Naar voorbeeld van het werk van de Franse tuinarchitect Le Notre voor Vaux-le-Vicomte en Versailles, werd een tuinontwerp gemaakt, waarschijnlijk door Jacob Roman. De invulling van de tuinen kan zeer goed het werk zijn van Daniël Marot. Het ontwerp van het hoofdgebouw schrijft men doorgaans eveneens toe aan Jacob Roman, stadsarchitect van Leiden en vanaf 1689 vaste architect van stadhouder Willem III. In de tweede helft van de 18de eeuw onderging het slot een bescheiden modernisering. In 1830 verwierf jhr. J.E. Huydecoper het slot. Hij liet empire-vensters aanbrengen en een halfronde portiek met balkon tegen de achteringang.
Om de sloop ten behoeve van een villawijk te voorkomen, werd het slot in 1924 aangekocht door de gemeente Zeist. In 1945 brandde de linkerzijvleugel uit. In 1960-'69 werd het hele slot gerestaureerd onder leiding van J.B. baron van Asbeck. Sindsdien dient het gebouw als representatief gemeentehuis en worden er tentoonstellingen en congressen georganiseerd. Bij de restauratie maakten de
| |
| |
Zeist, Slot Zeist, achterzijde
19de-eeuwse vensters van het hoofdgebouw plaats voor schuifvensters, zoals die oorspronkelijk aanwezig zouden zijn geweest. Het slot was, met kasteel Amerongen, als een van de eerste gebouwen geheel voorzien van schuifvensters. Verder gaf men bij de restauratie de zijvleugels houten kruisvensters; de verbindingsdelen aan weerszijden van het hoofdgebouw kregen weer een plat dak met attiek. Oorspronkelijk lagen daar de bassins waarin het regenwater voor de waterwerken van het park werd opgevangen.
Daniël Marot was verantwoordelijk voor de afwerking en decoratie van het interieur in Lodewijk XIV-stijl. Naar zijn ontwerp of onder zijn invloed zijn tot stand gekomen: de plafondschildering en een als grisaille geschilderde dessus-de-porte, voorstellende de Overwinning van de Romeinen op de Batavieren, in de Marmerkamer; het stucplafond in het kabinet naast de Blauwe Zaal; de wandafwerking met de geschilderde wandpanelen in de Willemszaal en de in olieverf op stuc uitgevoerde wandschilderingen en de beschildering van het houten plafond in het trappenhuis. De illusionistische wandschilderingen hier tonen nissen waarin cascades voorkomen met putti, tritons, dolfijnen en guirlandes. Onder de trap is een liggende stroomgod geschilderd. Origineel zijn ook de illusionistische plafondschildering in de antichambre naast de Grote Slotzaal en de vroeg-18de-eeuwse wandschilderingen in de Tuinkamer.
Bij de verbouwing van 1830 werden nagenoeg alle aanwezige wandschilderingen overgeschilderd. De vestibule, die met de vertrekken aan weerszijden hiervan een enfilade vormt, onderging een verandering in empire-stijl. Bij de restauratie in 1960-'69 zijn belangrijke delen van de oorspronkelijke inrichting gerestaureerd. De centrale plafondschildering in de Willemszaal - door Willem Adriaan ter ere van stadhouder Willem III ingericht - stelt de Triomf van de Vrede over de Oorlog voor. De schildering is tijdens de restauratie aangebracht aan de hand van bewaard gebleven schetsen door Augustinus Terwesten van de oorspronkelijke, in 1867 verwijderde schildering. Het uit 1830 daterende, gestucte cassettenplafond van de vestibule is eveneens bij de restauratie hersteld. De grote portretschilderingen in de vestibule zijn, evenals de vier als grisaille uitgevoerde schilderijen in de Willemszaal, van de hand van Gerard de Lairesse. Ze zijn van elders afkomstig en men bracht ze pas bij de restauratie hier aan. Hetzelfde geldt voor de lambrizering, de schouwmantel, de drie middelste plafondvlakken en vier grisailles van Jacob de Wit in de Grote Slotzaal; deze komen uit het Huis aan de Stammersbrug, op de hoek van Janskerkhof en Drift, te Utrecht. In de hal boven de vestibule staat een vroeg-19de-eeuwse maquette van het slot en het hernhutterscomplex opgesteld; zij toont de toen nog aanwezige 17de-eeuwse parkaanleg aan weerszijden van en achter het slot. Bij het bordes voor de hoofdingang staan twee Lodewijk XIV-vazen. Het smeedijzeren hek dat het voorplein afsluit, wordt bekroond met het wapen van Nassau.
Het is een reconstructie van het oorspronkelijke toegangshek. Aan het begin van de Nassau Odijklaan staat een van elders afkomstig toegangshek in Lodewijk XIV-stijl. Het landschapspark aan weerszijden van en achter het slot werd in 1830 aangelegd naar ontwerp van J.D. Zocher jr. Uit de tijd van de oorspronkelijke, formele, aanleg resteert nog een van de twee theekoepels en een beeldengroep met twee liggende figuren die Afrika en Europa voorstellen, gemaakt door Albert Xaverij.
De gebouwen van de Evangelische Broedergemeente (Broeder- en Zusterplein) omsluiten twee pleinen, aan weerszijden van de Nassau Odijklaan. Het onvoltooid gebleven gebouwencomplex kwam merendeels tot stand in de periode van 1748 tot 1794. In de oorspronkelijke opzet zouden de gebouwen aan het Broederplein en het Zusterplein ten opzichte van elkaar symmetrisch zijn. De lange zijden bestonden daarbij uit een groot middenhuis, met aan weerszijden een vleugel, een tussenhuis, een vleugel en een hoekhuis; de korte zijden uit een middenhuis met aan weerskanten een vleugel en een hoekhuis. Bij de invulling in de loop der tijd werd deze hoofdopzet, waarschijnlijk naar plannen uit 1745 van de Moravische broeder Friedrich Wenzel Neisser, zo goed mogelijk gevolgd. Het resultaat is een voor Nederland volstrekt uniek voorbeeld van 18de-eeuwse stedenbouw. Als eerste gebouwen verrezen het zuster- en weduwenhuis aan de zuidzijde van het Zusterplein (nrs. 22-26) in 1748 en het broederhuis aan de zuidzijde van het Broederplein (nrs. 39-45) in 1749. In hetzelfde jaar begon men met het huidige Cornelis Schellingerhuis in het midden van de oostwand van het Broederplein (nrs. 25-29). Bovendien maakte men een aanvang met de bouw van particuliere woningen en winkels voor de gemeente. Zowel de huizen als de tussenliggende vleugels hebben een souterrain, dat aan de voorzijde half en aan de achterzijde geheel boven het maaiveld uitkomt en daarboven een bel-etage en
| |
| |
Zeist, Broederplein
een verdieping. Houten of stenen trappen leiden naar de ingangen op de hoofdverdieping. De gebouwen zijn sober gedecoreerd. De decoratie is uitgevoerd in Lodewijk XV- tot en met laatempire stijl en blijft beperkt tot de bovenlichten van deuren, de omlijsting of bekroning van de ingangspartij en de dakkapellen.
De kerkzaal van de Broedergemeente (Zusterplein 12), werd in 1766-'68 opgetrokken naar ontwerp van Moritz von Schweinitz. Deze was zelf ook hernhutter en op zijn naam staan nog enkele andere gebouwen van het complex. Anders dan de andere ‘middenhuizen’, die vijf traveeën breed zijn, is dit gebouw
Zeist, Zusterplein met in het midden de kerkzaal van de Evangelische Broedergemeente
zeven venstertraveeën breed; de middelste drie springen aan voor- en achterzijde uit. De kerkruimte beslaat de middelste vijf traveeën en beide bouwlagen. Aan weerszijden hiervan bevindt zich een trappenhuis. Het kerkinterieur is geheel wit gepleisterd en geschilderd en heeft houten vloeren. De lambrizering is 19de-eeuws. De buitenste traveeën worden ingenomen door galerijen met houten zuilen. Onder elk van de galerijen staat een 19de-eeuwse witte kacheloven van aardewerk, met rijke ajour versiering, vervaardigd in de terracottafabriek van E.C. Martin, lid van de Broedergemeente. C.G.F. Witte bouwde het orgel in 1883, maar het is later nog gewijzigd en uitgebreid. De dakruiter heeft men in 1854 toegevoegd.
Het kerkhof van de hernhutters (Zinzendorflaan), gelegen op een door sloten omgeven en met bomen beplant stuk grond achter het zusterhuis, werd in 1748 gesticht. De grafzerken zijn sober en hebben alle ongeveer van hetzelfde formaat.
De slechte economische situatie bracht de bouw van het complex in 1794 geheel tot stilstand. Pas in 1905-'09 werd naar plannen van D. Kruyf en J. Stuivinga in aangepaste stijl een meisjesschool als hoekpand toegevoegd (Zusterplein 20). In 1967 brandde het broederhuis met aangrenzende panden af. Bij de restauratie en herbouw die hierop volgden, trok men aan de kant van de Nassau Odijklaan haaks op de vleugel van het broederhuis een nieuw gebouw op. Deze vormt, overeenkomstig de 18de-eeuwse opzet, de niet eerder verwezenlijkte pendant van het weduwenhuis. In 1973 vestigde zich in broederhuis en nieuwbouw de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
De Herv. kerk (1e Dorpsstraat 1) is een basilicale kerk met driezijdig gesloten koor en half ingebouwde bepleisterde westtoren. Ze werd gebouwd in 1841-'43 naar ontwerp van N.J. Kamperdijk en vervangt een oudere kerk. Het gebouw werd vormgegeven in een op de Engelse neogotiek geïnspireerde stijl, ook wel Willem II-gotiek genoemd. De toren van de oude, 12de-eeuwse, kerk bleef behouden, maar kreeg een neogotisch aanzien. De oorspronkelijke buitenbepleistering van het schip en het koor werd in 1920 verwijderd. Boven de deuren en de vensters zitten in stuc uitgevoerde bogen. De balustraden langs de daken waren oorspronkelijk van hout,
| |
| |
Zeist, Herv. kerk (1971)
maar die van het middenschip zijn nu van ijzer. De pinakels op de steunberen, aanvankelijk van terracotta, werden in beton vervangen.
De kerk heeft een gaaf, geheel wit gepleisterd neogotisch interieur, met kruisgewelven die - kenmerkend voor de Willem II-gotiek - in hout zijn uitgevoerd. Bundelpijlers met bogen scheiden het middenschip van de zijbeuken, waarin ter halver hoogte galerijen met balustraden zijn opgehangen. Bij de restauratie in 1964-'65 zijn de galerijen wit geverfd, evenals de neogotische houten scheidingswand tussen schip en koor en de bijbehorende overhuifde banken aan weerszijden van de neogotische kansel. De koperen lezenaar op de kansel dateert van 1785. Het balustrade-orgel met neogotische kast werd in 1843 door J. Bätz vervaardigd. In de westmuur van het schip bevindt zich de, bij de restauratie opgegraven, gebeeldhouwde hardstenen grafzerk van Lodewijk Adriaan van Nassau, heer van Zeist (†1742), die als enige van zijn familie te Zeist werd begraven.
De Herv. kerk (Woudenbergseweg 68-70) is een zaalkerk met dakruiter uit 1861. De pastorie is frontaal aan de westzijde geplaatst.
De R.K. St.-Josefkerk (Rozenstraat 22) is een basilicale kruiskerk in late neogotische stijl, geïnspireerd op de vroege Duitse neogotiek. Ze werd gebouwd in 1922-'24 naar een al in 1915 door W. te Riele Gzn. geleverd ontwerp. De rijzige toren heeft een opengewerkte spits en een lantaarn bekroont het achthoekige priesterkoor. In het interieur staan het hoogaltaar en een preekstoel van H. Mengelberg. De glas-in-loodramen met taferelen uit het leven van St.-Josef komen uit het atelier van O. Mengelberg. De bijbehorende grote pastorie stamt uit de bouwtijd.
De Herv. Nieuwe kerk (Boulevard
Zeist, Raadhuis
2a) is een markant gelegen kerk, waarvan de vleugels zich aanpassen aan de scherpe hoek die wordt gevormd door de splitsing van de Slotlaan in de Verlengde Slotlaan en de Boulevard. De kerk werd in 1925 naar ontwerp van J.M. Paap en J.J. van Straalen opgetrokken in een stijl die doet denken aan het expressionisme van de Amsterdamse School.
De Geref. kerk (Woudenbergseweg 44) is een bakstenen kruiskerk met dakruiter en overhoeks geplaatste ingang. Ze werd gebouwd in 1935 naar ontwerp van B.W. Plooij uit Amersfoort in de voor deze kerken karakteristieke architectuur van puntgevels met rechtgesloten, verticale stroken glas-in-lood.
Moderne kerken zijn de Herv. Thomaskerk (Oranje Nassaulaan 35) uit 1961, naar ontwerp van M.F. Duintjer en de in 1963 door H.W.M. Hupkes voor de antroposofische Christengemeenschap ontworpen kerk Van Tetslaan 4.
Het raadhuis (Het Rond 1) werd in 1908 gebouwd naar plannen van J. Stuivinga, die de winnaar was geworden van de uitgeschreven prijsvraag. Zijn eerste ontwerp werd na enige kritiek aangepast om het ‘volop Hollandsche karakter’ te benadrukken. Het resultaat is een robuust pand met driezijdig uitgebouwde ingangspartij en monumentale hoektoren in neorenaissance-vormen. De bijbe- | |
| |
horende portierswoning heeft dezelfde stijl. Bij de uitbreiding in 1984-'85 naar plannen van J. Lengkeek werd ook het oude raadhuis (1e Dorpsstraat 15) betrokken. Dat pand was in 1877 in neoclassicistische vormen gebouwd naar ontwerp van A. Nijland.
Het postkantoor (Het Rond 5), gebouwd in 1911, is eveneens ontworpen door J. Stuivinga. Het pand heeft een ronde hoektoren en een gebeeldhouwde ingangspartij. Er is bewust gekozen voor een historische trant, opdat het gebouw zou aansluiten bij de nabije 18de-eeuwse gebouwen van het Broeder- en het Zusterplein.
Scholen. De tuchtschool voor meisjes (Utrechtseweg 37) werd in 1905 ontworpen door de hoofdingenieur voor de gevangenissen en gerechtsgebouwen, W.C. Metzelaar, in een aan de overheidsbouw aangepaste chalet-stijl. Aan het begin van de jaren negentig is het ingrijpend verbouwd. Wat vormgeving betreft, is het vergelijkbaar met het Rijks Opvoedings Gesticht te Amersfoort. Het Blindeninstituut (Prins Alexanderweg 78) is een gebouw op U-vormige plattegrond in neobarokstijl, uit 1910. De Amsterdamse architect C.B. Posthumus Meyjes ontwierp het. Het internaat van het Christelijk Lyceum (Krakelingweg 10) verrees in 1920 naar ontwerp van G. van Hoogevest. Het heeft een waardevolle ingangspartij in expressionistische vormen en is getooid met symboliek die verwijst naar het ontluikende jongensleven. Het beeldhouwwerk is van de hand van W.C. Brouwer. De indeling van het interieur is nagenoeg geheel in originele staat en bevat veel tegelwerk en ornamenten in terracotta. Omstreeks 1930 heeft men het internaat uitgebreid met een directeurswoning. Het Christelijk Lyceum zelf (Lindenlaan 23) werd in datzelfde jaar ontworpen door J. en Th. Stuivinga in klassiek-traditionele vormgeving. De muziekschool annex woonhuis (Henriëtte van Lijndenlaan 6-8) is een blokvormig pand met afgeronde hoek op een stedenbouwkundige markante plaats, naar ontwerp van G.Th. Rietveld uit 1932. Andere interessante scholen zijn: de MULO (Prof. Lorentzlaan 16) uit 1917 in neoklassieke trant ontworpen door gemeentearchitect J. Meerdink, de openbare ULO (Choisyweg 2) uit 1921 en het in 1931 als Herv. lagere school (Nicolaas Beetslaan 2) door Van Velze-Oskam ontworpen schoolgebouw, een voorbeeld van kubistisch-expressionisme.
Beek en Royen (2e Dorpsstraat 56) is een rechthoekig landhuis met schilddak en empire-ingangspartij. Het naar zijn stichters genoemde pand werd kort na 1730 gebouwd in opdracht van Hendrik Verbeek, burgemeester van Utrecht en zijn vrouw Van Royen. Aan het begin van de 19de eeuw werd het huis verbouwd, kreeg het zijn huidige ingang en werd het uitgebreid met de flankerende herenhuizen. Ook voegde men destijds het koetshuis met woning (2e Dorpsstraat 50-52) toe. Het pand staat op de oorspronkelijke diagonale zichtas van het slot, die na de bouw van het Broederplein verviel en nu in de vorm van de Laan van Beek en Royen en de Woudenbergseweg dient als zichtas van Beek en Royen.
Lommerlust (Utrechtseweg 121) is een laat-18de-eeuwse buitenplaats met als kern een wit gepleisterd pand met uitgebouwde, driezijdige middenpartij. Dit pand werd in de loop der tijd met twee terugliggende zijvleugels verbreed en in 1981 verbouwd tot appartementen. Al in 1934 werd het park verkocht ten behoeve van de woningbouw.
Van de vele 19de-eeuwse buitenplaatsen in en bij Zeist verschillen de huizen onderling in plattegrond en opbouw, maar enkele kenmerken keren geregeld terug. De huizen zijn veelal gebouwd op een kunstmatige hoogte in een landschappelijk aangelegd park. De hoofdingang bevindt zich meestal in de zijde die van de weg is afgekeerd.
Sparrenheuvel (Driebergseweg 3) is een klein landhuis dat omstreeks 1820 werd gebouwd voor de rentenier E.C. Schröder. Het blokvormige neoclassicistische huis heeft op het dak een uitzichtplateau. Tegen de lagere zijvleugels bevinden zich veranda's, die van kort na 1886 zullen dateren. Het landschapspark moest in 1978 aan de achterzijde wijken voor moderne kantoorbouw. Wel is nog te zien dat bij het tuinontwerp de Blikkenburgerlaan als zichtas is gebruikt.
Hoog Beek en Royen (Driebergseweg 1). Op het landgoed dat tot 1818 had behoord tot het huis Beek en Royen verrees in 1824 een wit gepleisterd blokvormig landhuis met aan vooren achterzijde een vooruitspringend middengedeelte. J.D. Zocher jr. ontwierp het in opdracht van de Amsterdamse notabel A. Voombergh. Het koetshuis, dat rechts naast het hoofdgebouw staat, en de oranjerie met tuinmanswoning aan de overzijde van de Driebergseweg zijn vroeg-19de-eeuws. Het speelhuisje is waarschijnlijk van later datum. Het landschapspark met slingervijver en boomgroepen werd eveneens door Zocher ontworpen. De laan met oude eiken langs het huis maakte oorspronkelijk deel uit van het lanenstelsel van het slotpark.
De Breul (Driebergseweg 17) werd omstreeks 1833 gebouwd. Het was toen een wit gepleisterd landhuis, waarvan de halfronde uitbouw, in het midden van de naar de weg gekeerde zijde, boven de rest van het huis uitstak. In 1886 heeft men het pand verbouwd en vergroot. In 1927 kreeg het een geheel ander aanzien door een ingrijpende vergroting en verhoging naar plannen van J.W. Hanrath. De bakstenen gevels werden ontpleisterd en voorzien van geblokte hoekpilasters en schuifvensters in 18de-eeuwse trant. Het door J.D. Zocher jr. aangelegde landschapspark met onder meer een lange slingervijver is in 1913 enigszins gereorganiseerd door L.A. Springer.
Molenbosch (Driebergseweg 7) is een blokvormig landhuis, dat in 1837 werd gebouwd naar ontwerp van J.D. Zocher jr. in opdracht van de Amsterdammer J.B. Stoop. Het bakstenen
Zeist, Buitenplaats Molenbosch
| |
| |
Zeist, Buitenplaats De Brink
gebouw, in neo-Grec, wordt geleed door enkele en dubbele kolossale pilasters die een zwaar hoofdgestel dragen. Het portiek in het midden van de voorzijde is ingebouwd en heeft Grieks-dorische zuilen. Tegen de achtergevel bevindt zich een houten veranda, ongeveer uit 1898. In het landschapspark staan enkele 19de-eeuwse bijgebouwen, waaronder een koetshuis, een tuinmanswoning, een houten tuinprieel en een aardig, zeshoekig kippenhuis uit 1898.
Villa Nuova (Utrechtseweg 46) is een buitenplaats met als kern een gepleisterd kubusvormig herenhuis, gebouwd in 1841 in opdracht van jhr. E. de Pesters. De toen aangelegde tuin werd omstreeks 1880 verfraaid naar plannen van H. Copijn. In 1907 heeft men het huis ingrijpend verbouwd en uit die tijd stamt ook het koetshuis. In 1957 is het pand door TNO gekocht als kantoor.
Blikkenburg (Blikkenburgerlaan 4) is een rechthoekig, wit gepleisterd landhuis met tuin uit omstreeks 1850, naar ontwerp van K.G. Zocher. Jhr. J.E. Huydecoper, burgemeester van Zeist, liet het bouwen ter plaatse van de voormalige, uit de 14de eeuw daterende, ridderhofstad Blikkenburg. Het pand heeft aan de voorzijde een terugliggende middenpartij, met daarvoor een zuilenportiek onder een later aangebrachte luifel. Het koetshuis stamt eveneens uit omstreeks 1850.
Pavia (Laan van Beek en Royen 45). Dit landhuis verrees kort na 1855 op een in dat jaar van Hoog Beek en Royen afgesplitst terrein, in opdracht van A. Voombergh voor zijn dochter A.C.A. Voombergh. Het wit gepleisterde, neoclassicistische gebouw heeft naar voren springende zijvleugels. De ingangspartij daartussen werd in 1946 gewijzigd. De naar het park gekeerde zijde heeft een driezijdige uitbouw met daarvoor een serre en veranda's. In het door J. Copijn aangelegde landschapspark staat een uit omstreeks 1890 daterende achtkantige houten duiventil.
De Brink (Utrechtseweg 82) is een blokvormig, wit gepleisterd neoclassicistisch landhuis gebouwd in 1856 in opdracht van jhr. J.E. Huydecoper, burgemeester van Zeist. Het pand heeft ter hoogte van het afgeplatte schilddak rondom een balustrade met daaronder een attiek met vensters en versierde consoles. Het landhuis is georiënteerd op het aan de overkant van de weg gelegen Schaerweijde en ligt in een nog vrij gaaf landschapspark met verdiepte serpentinevijver.
Wulperhorst (Tiendweg 3) werd in 1859-'60 gebouwd naar ontwerp van S.A. van Lunteren, eveneens in opdracht van jhr. J.E. Huydecoper. Het huis ligt op de plaats van een oude hofstede. Het wit gepleisterde gebouw bestaat uit een middendeel met aan weerszijden aan vooren achterzijde uitspringende zijvleugels met rechte kroonlijst en schilddak. In het landschapspark bevindt zich nog een 19de-eeuwse ijskelder. Het huis heeft een visuele relatie met het landhuis Blikkenburg en met slot Zeist. Langs de spoorlijn staat de fraaie, bij de buitenplaats horende jachtopzienerswoning in chalet-stijl uit omstreeks 1860.
Beeklust (Utrechtseweg 84) is een herenhuis met park uit omstreeks 1850-'60, naar ontwerp van S.A. van Lunteren. Het herbergt nu het Instituut voor Blinden en Slechtzienden Bartimeüs.
Lenteleven (Utrechtseweg 64) is een landhuis in neoclassicistische stijl, vroeger Nieuweroord geheten, gebouwd omstreeks 1860. In 1912 volgde een verbouwing onder leiding van de Haagse architect L.A.H. Wolf. Met de achterliggende kantoorbebouwing uit 1977 is het een goed voorbeeld van de functiewijziging en modernisering die de meeste buitenplaatsen hebben ondergaan. Hetzelfde geldt voor Schaerweijde (Utrechtseweg 75), een buitenplaats gesticht omstreeks 1863, die verscheidene malen ingrijpend is veranderd. Het geel geschilderde hoofdgebouw huisvest een opleiding en de tuin is verkaveld voor woningbouw.
Nieuw Beerschoten (Driebergseweg 14) is een wit gepleisterde, neoclassicistische villa gelegen in een landschapstuin met vijver, aangelegd omstreeks 1880. De tuin met waterpartij aan de achterzijde is ongeveer in 1922 aangelegd naar plannen van D. Meeuwenberg. Uit die tijd dateert ook de voorm. portierswoning (Driebergseweg 14a), naar Duits ontwerp volgens het systeem Hobag van de Holzbach AG.
Ma Retraite (Utrechtseweg 67) is een groot, symmetrisch, gepleisterd (en nu geel geschilderd) landhuis in eclectische stijl. De directeur van de Amstelbierbrouwerij J.H. van Marwijk Kooy liet het in 1896 bouwen naar ontwerp van A. Salm. Het pand heeft een loggia aan de voorzijde, geflankeerd door twee vooruitspringende zijvleugels. Het doet in hoofdopzet - afgezien van de kleine torentjes - sterk denken aan de Villa Borghese te Rome. Het grote terras aan de voorzijde bleef slechts gedeeltelijk behouden. In 1976 brandde het gebouw inwendig uit, waarna het in 1986-'87 werd gerestaureerd en verbouwd. Het, oorspronkelijk oudere, park werd in 1897 naar plannen van L.A. Springer gereorganiseerd. In de jaren dertig verrees
| |
| |
Zeist, Landhuis Ma Retraite
aan de zij- en achterkant, aan de randen van het terrein, een schil met woningen. Een tweede schil werd in 1987 voltooid. Bij de weg staat een hoge gepleisterde duiventoren met zadeldak uit 1897. Het renaissance-poortje links hiervan, met het jaartal 1633, hoorde bij de ridderhofstad Kersbergen, die in 1854 werd gesloopt en vervangen door een landhuis. Na de sloop van dat landhuis in 1935 voor de bouw van de gelijknamige villawijk is het poortje op de huidige plek geplaatst.
Bij de voorm. buitenplaats Heerewegen horen de in chalet-stijl gebouwde portierswoning en tuinmanswoning (Driebergseweg 9 en 11). Het Zwitserse karakter van het laatste gebouw is af te lezen aan het opschrift: ‘Frühe Morgen Keine Sorgen Gottlob 1898’.
Veldheim (Utrechtseweg 69) werd in 1909 als burgemeesterswoning ontworpen door J. Stuivinga voor mr. C.J. Cotterbooke Patij van Kloetinge. Evenals het pas voltooide raadhuis van zijn hand werd het uitgevoerd in een eigen, op de neorenaissance geïnspireerde stijl. Andere landhuizen ontworpen door J. Stuivinga zijn Boulevard 16 en 18, beide uit 1910.
Kerckebosch (Arnhemse Bovenweg 31) is een imitatiekasteel; het is - in de ware zin van het woord - eclectisch van vormgeving. Het werd gebouwd in 1911 in opdracht van jhr. E. Lintelo de Geer. De bouwkundige G. Lagerweij ontwierp een gebouw voor diens verzameling architectonische spolia. De verzamelwoede van de opdrachtgever zorgde ervoor dat het pand in 1917, 1927 en 1937 werd uitgebreid. De middenpartij kreeg in 1917 een toren met kantelen; de oostgevel in 1937 een poortje uit 1620.
Het landhuis Prof. Lorentzlaan 64 werd in 1920 gebouwd in opdracht van H. Borrel. Men werkte volgens een montagesysteem van houten elementen welke werden vervaardigd door Franz Scherrer's fabriek voor uitneembare en verplaatsbare houten huizen te Düsseldorf.
Charema (Utrechtseweg 33) is een klassiek bakstenen herenhuis in kubusvorm. H.H. Jansen uit Arnhem ontwierp
Zeist, Huis Kerckebosch
| |
| |
Zeist, Terracottafabriek
het voor R.J.A.F. Dreesmann. Het pand werd in 1923 gebouwd in ‘old colonial style’.
Villa's. Typisch voor haar tijd is de grote, wit gepleisterde vakwerkvilla Rozenhoeve (Kroostweg 76), in 1880 in chalet-stijl gebouwd voor de Amsterdamse familie Regout-Westerwoudt. Noordberch (Driebergseweg 24) is een fraai voorbeeld van een villa in rijke Zwitserse chalet-stijl uit 1890. Het pand heeft uitgesneden groene houten balkons, serres en veranda's, die door hun groene kleur sterk afsteken tegen de wit gepleisterde gevels.
Het Wilhelminapark is het oudste villapark van Zeist; het werd in 1881 in gemengde landschapsstijl ontworpen door tuinarchitect H. Copijn. Dit monument ter ere van de kroning van Wilhelmina uit 1898 is een ontwerp van Paul J. de Jongh uit Amsterdam. De eerste villa's kwamen tussen 1882 en 1885 gereed, waaronder villa Gurnigel (Woudenbergseweg 5) uit 1882 in chalet-stijl met houten balkon onder tentdak. Ook Wilhelminalaan 32b, ongeveer uit 1884 en nr. 40, van omstreeks 1885, behoren tot de oudste villa's. Pas na de aanleg van het buurtspoor naar Utrecht in 1901 heeft men het park verder volgebouwd. Langs de Huydecoperweg staan de karakteristiekste villa's, naar ontwerp van plaatselijke bouwkundigen als R. Cruijff (Huydecoperweg 21-23) en G. Lagerwey (Huydecoperweg 23A-B). De door hen toegepaste bouwstijl grenst aan de Jugendstil. Wilhelminalaan 2-4 uit 1906 is van de hand van J.M. Paap. J.F. Pijper ontwierp in 1903 Prins Hendriklaan 12. Andere interessante villa's zijn: Wilhelminalaan 20 uit omstreeks 1890, volgens het klassieke herenhuistype met overdekte balkons, en de stadse vakwerkvilla Prins Hendriklaan 8 uit omstreeks 1900. Een rijkere variant met Jugendstil-elementen is de door J.M. Paap ontworpen villa Herenlaan 7-9 uit 1907.
In de jaren dertig werden de aan elkaar grenzende villaparken Kersbergen en Griffensteijn aangelegd door de N.V. Park Kersbergen op de plaats van de gesloopte ridderhofstad Kersbergen. Naar ontwerp van de architecten D. Kalma en D. Witteveen en tuinontwerper D. Meeuwenberg kwam in 1932 het Griffensteijnseplein tot stand. Aan de
Zeist, Verzekeringsbank De Kosmos
andere kant van Zeist ontstond in 1936 naar ontwerp van P.J. Koster het Bethaniëplein met middenstandswoningen.
Woonhuizen. Langs de Karpervijver staat een aantal interessante dwarse huizen uit 1845-'55, waarvan de voortuin via een bruggetje met de straat verbonden is. Voor het gehuwde personeel van de Gerofabriek werd in 1918-'20 naar plannen van J.J. van Straalen het Gerodorp (Alpaccalaan e.o.) ontworpen met vrijstaande dubbele woningen.
Fabrieken. De voorm. terracottafabriek (Lageweg 6) van de Evangelische Broedergemeente werd opgericht door E.C. Martin en was gevestigd in een rechthoekig herenhuis met schilddak, daterend van kort na 1850. De gevels zijn versierd met terracotta-ornamenten die, evenals de bekende Zeister kachelovens, in deze fabriek werden vervaardigd. In het naastgelegen pand (Lageweg 7) was een uit omstreeks 1870 stammend fabriekje van stalen ramen gevestigd. Langs het water van de Karpervijver lagen ook bedrijven van de hernhutters. Het voorm. hoofdgebouw van de Gerofabriek (Karpervijver 17), gespecialiseerd in het maken van verzilverd bestek, werd in 1931 ontworpen door J. Stuivinga. De gevel bevat fraaie versieringen uitgevoerd in terracotta. Het pand is nu in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw. De firma werd in 1913 opgericht als M.J. Gerritsen & Co. en werd in 1925 omgezet in de N.V. Gerofabriek.
Het voorm. soephuis (Maurikstraat 9) van de Algemene Armencommissie
| |
| |
Zeist, Schakelstation PUEM
van Zeist is een eenvoudig gebouw uit 1868. Rechts naast de deur bevindt zich een luik voor het uitdelen van de soep.
Het voorm. hoofdkantoor van verzekeringsbank De Kosmos (Driebergseweg 2) werd omstreeks 1876 gebouwd, maar kreeg zijn huidige Jugendstil-aanzien bij een verbouwing in 1901 naar ontwerp van P.J. Houtzagers.
De watertoren (Bergweg 24) werd in 1896 voor de Utrechtse Waterleidings Maatschappij gebouwd, is 37 meter hoog, heeft een ijzeren Intze-reservoir en is uitgevoerd in neorenaissance-stijl.
Het voorm. schakelstation (Henriëtte van Lijndenlaan 1) van de PUEM werd in 1928 ontworpen door H.F. Mertens in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid. Het gebouw wordt gekenmerkt door een gebogen vorm met enkele reeksen ronde vensters, luifels, onversierde bakstenen gevelvlakken en een plat dak en is nu in gebruik als toonzaal. Het transformatorhuisje aan de Oude Arnhemseweg dateert uit 1941 en heeft een kubistische vormgeving.
Het conferentieoord ‘Woudschoten’ (Woudenbergseweg 54) uit 1931 werd gebouwd in opdracht van de Nederlandsche Christen-Studenten Vereniging. Het ontwerp is van D. Jansen en C.L. Quéré. De hoog opgaande en ver overstekende daken, in combinatie met de strak ingedeelde gevels en de watertoren met vensterstrook op de hoek, tonen de invloed van F.L. Wright.
Zeist, Sportcentrum KNVB, logiesgebouw
Het sportcentrum van de KNVB (Woudenbergseweg 56) dateert uit 1963. Het complex met enkele paviljoens en een sporthal is in functionalistische stijl ontworpen door Maaskant, Van Dommelen, Kroos & Senf.
De Algemene begraafplaats (Bergweg 21-23) werd in 1829-'30 in landschappelijke stijl aangelegd en heeft als toegang een wit gepleisterd poortgebouw. De steunberen en de topgevel die de doorgang omlijsten, zijn voorzien van symbolen van leven en dood: elkaar kruisende, omgekeerde toortsen, slangen die in de eigen staart bijten, vlinders en een zandloper met vleugels. De tekst (Job: 19) werd in 1884 aangebracht. Op de begraafplaats zelf staan interessante grafmonumenten, waaronder dat uit 1887 voor Anna Sikkinghe.
De R.K. begraafplaats (Utrechtseweg 60) werd in 1853 aangelegd achter een uit 1843 daterende, maar nu gesloopte kerk. De monumentale graftombe van L.F. de Bruin dateert uit 1861 en is vergelijkbaar met de graftombe van de familie Van Rijckevorsel uit 1856 achter de R.K. kerk van Rijsenburg.
De Nieuwe Algemene begraafplaats (Woudenbergseweg 46-50) dateert uit 1916 en is aangelegd naar ontwerp van J. Meerdink, met een tuinontwerp van C. Smitskamp. De entreegebouwen zijn gebouwd in een eenvoudige late neorenaissance-vormgeving.
Het Zeisterbos is een uit de 18de eeuw daterend cultuurbos, dat oorspronkelijk deel uitmaakte van het landgoed Beek en Royen. De Utrechtse burgemeester Hendrik Verbeek liet het tussen 1730 en 1771 aanleggen. In 1818 werd een eerste deel afgesplitst, waarop in 1824 - op het voorste gedeelte - de buitenplaats Hoog Beek en Royen (Driebergseweg 1) werd aangelegd. Een groot deel van het Zeisterbos kwam in handen van de toenmalige burgemeester van Zeist, F.N. van Bern, die waarschijnlijk in 1831-'41 het Jagershuis (Woudenbergseweg 15) liet bouwen in een op de Engelse gotiek georiënteerde stijl. In 1855 werd een tweede deel afgesplitst ten behoeve van de buitenplaats Pavia (Laan van Beek en Royen 45). In het opengestelde wandelbos bevinden zich diverse recreatieve elementen, waaronder een hertenkamp. Verder zijn er twee herdenkingsbanken (uit 1915 en 1930). |
|