liggen in Noord Amerika 2.500.000 vierkante kilometer prairieland, waar sedert eeuwen ontelbare kudden caribu's gezworven en gegraasd hebben. Geen winter deert deze dieren. Ze vinden hun voedsel ook als de sneeuw het land bedekt en de poolwinter de grond heeft doen bevriezen. Ze krabben de sneeuw en het ijs weg en rukken met hun beweeglijke lippen het mos uit de bevroren bodem.
Hoe iemand deze streken de 'Barren Grounds' heeft kunnen noemen is een raadsel. Het is mogelijk, dat de naam gegeven is door iemand, die er nooit geweest is en die maar aangenomen heeft, dat boven de poolcirkel geen leven mogelijk is. Of het was een reiziger, die uit een dicht bebost land kwam. Want bomen groeien er niet, dat is waar.
Langzamerhand beginnen de mensen, die het weten kunnen deze streken dan ook de 'Noordelijke Weidegronden' of de 'Arctische Prairies' te noemen.
Een bloeiende rendierteelt is zich daar aan het ontwikkelen, vooral in Alaska, waar de regering van de Verenigde Staten zich veel moeite geeft deze teelt te bevorderen.
In de jaren liggende tussen 1892 en 1902 werden door de regering der Verenigde Staten 1280 rendieren uit Siberië naar Alaska gebracht en in 1925 was het aantal reeds aangegroeid tot 300.000, allen afstammelingen van de geimporteerde dieren.