Ruisend valt het graan(1995)–A.C.W. Staring– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Verlangen Wat toeft gij die in 't eenzaam duister gelijk een engel voor mij zweeft! Wat toeft gij die me een zacht gefluister als mij bestemd verkondigd heeft! Ik reik, van zoete waan bedrogen, mijn armen naar uw beeltnis uit; zij deinst terug, zij is vervlogen en laat me alleen, de smart ten buit! Wat toeft gij, dat een vruchtloos haken, als middagbrand mijn bloei verzeng'. Zal nooit... ach, nooit! de stond genaken die u mijn wensen tegenbreng'? Genees het hart aan u geschonken, eer 't in zijn duldloos wee verkwijn, en laat uit uwe hand gedronken mij 's levens kelk tot vreugde zijn! Vorige Volgende