Nieuwe gedichten
(1827)–A.C.W. Staring– Auteursrechtvrij
[pagina 144]
| |
Verschillende uitleg.
Een van dat Gild, dat blindlings knielen preekt;
Van 't Godlijk Regt der Vorsten spreekt;
En sluiks hun aanzien poogt te ontwrichten;
Een van dat Gild stond in den kring,
Waar Karels hoofd de Wonderzalf ontving,
En vlammend was de zon deed zwichten:Ga naar voetnoot*)
Gejuich gaat op; een Vlugt van Duiven is geslaakt!
Doch zij vangt aan zich naar den Gloed te rigten,
En wordt er smartlijk door geblaakt!
‘Ziedaar’ zegt onze Man ‘ziedaar het Volk, en 't voordeel,
Dat Licht en Vrijheid geeft!’ ‘“De Tekst heeft, naar mijn oordeel,
Een andren zin”’
Is 't weerwoord van zijn Buur ‘“ík vind er dezen in:
Licht, Vrijheid zijn de kostlijkste aller panden!
Maar zie, hoe 't ons vergaat, wanneer we, in kerkerwanden
Bekneld, de vleugels slaan, en ons verbijsterd oog,
Van 't Zonlicht af, naar 't schijnsel toog,
Waarmeê valsch Kaarslicht staat te branden.”’
|
|