Brieven (2 delen)
(1916)–A.C.W. Staring– Auteursrecht onbekendAan Mr. C.F. van Maanen.Ga naar voetnoot5)412. ter Wildenborch den 2 Junij 1815:De missive van Van Maanen heeft Staring juist ontvangen en moet hij kort | |
[pagina 300]
| |
beantwoorden: ....‘Ik betuige Uwer Excellentie mijne opregte dankbaarheid voor Deszelfs gunstige denkwijze te mijwaards, en ben ten uitersten gevoelig aan de vereerende opmerking van Zijne Majesteit, dien ik niet alleen uit pligt, maar even zeer uit liefde wensch te dienen. Ondertuschen zoude de mij toegedachte Commissie het minst mogelijk met mijne huislijke omstandigheden overeenkomen, terwijl ik winter en zomer buiten wone en de opvoeding mijner zeven Kinderen, die, voor een goed gedeelte hun onderwijs van geen' anderen leermeester dan van mij kunnen hebben mij volstrekt geen lange afwezigheid toelaat. Waarbij voor dit ogenblik komt: dat ik mij door Zijne Majesteit met het Presidie van den MilitieraadGa naar voetnoot1), eenen vereerenden, doch niet minder werkzamen, waarlijk ver van aangenamen - tot nog toe onbetaalden - en voor mij kostbaren last gechargeerd vinde; en de Militiezaken nog niet zijn afgelopen, zo dat ik mij in de onmogelijkheid bevinde, om mij op den zesden in den Haag te sisteeren.’ Het lidmaatschap voor de Commissie tot de Tolzaken wilde men St. opdragen. Hij hoopt, dat het Gouvernement nu eindelijk het geld zal betalen, dat de geïnteresseerden in den Anhaltschen Tol toekomt. Voor hemzelf is dit f9000: ‘derzelver gemis, gevoegd bij de wanbetaling van Buitenlandsche Mogendheden en de lage prijs onzer Landproducten begint mij hoe langer zo meer in verlegenheid te brengen....’ |
|