Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] Aen de Jonghmans. MYn Hert is nimmermeer gerust, Maar heeft een overgroote Lust Tot Kijven, Vechten, Smijten, Slaan, Al soud' ick stracks naar 't Rasphuys gaan: 't En scheeld my niet, wie my wat seydt, Die brengh ick weer in zwaarigheydt. Aen de Dochters. MYn Hert dat is niet garen stil, Maar loopt geduurigh op den Tril: In kroegh, op Straat, met ieder een, Want ick niet graagh en ben alleen: Ick moet woelen by dagh en nacht: Soo ben ick eerst recht in mijn kracht. [pagina 105] [p. 105] Vorige Volgende