Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Aen de Jonghmans. AL preeckje my den gantschen dagh, Al maackt ghy noch soo groot beklagh: Al komje my met licht aan boort, De blintheydt blijft al even groot: Mijn hert is duyster, daar baat geen Bril, Wanneer ick doch niet sien en wil. Aen de Dochters. MYn Hert kan 't doen van ander Lien Te nau en wonder wel besien: Maar eygen werck, o groot verdriet! Werdt van my eens bekeecken niet: Ick let soo op een anders saack, Dat 'k van my selfs geen werck en maack. [pagina 65] [p. 65] Vorige Volgende