Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Aen de Jonghmans. MYn hertjen is seer wel te vreen, Als ick alleen, of met sijn tween, Des Morgens in de Brandewijn Mach lustigh ende vrolijck zijn: Daar op mach ick den gantschen dach Vry soeken voort een goet gelagh. Aen de Dochters. ICk schijn wel vies, en veynse wat, Als men my geeft 't gebrande nat: En als ick weer alleenigh bin, Het Hembt sou ick 'er laten in: Want 't hert dat snackt naar Brandewijn, Gelijck het Kruydt naer Sonneschijn. [pagina 53] [p. 53] Vorige Volgende