Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Aen de Jonghmans. MYn gierigheydt die is soo groot, Dat ick noch langh sal na mijn doodt, Om 't gelts wil waren, hier of daar Of nemen mijn Cantoren waar, Want nimmermeer mijn gierigh hert Door gelt of goet versadight werdt. Aen de Dochters. AL hebb' ick gelt in overvloedt, Soo ben ick nochtans op het goedt Met hert en sin soo seer versot, Dat ick het houw voor mijnen Godt! Al prent men my schoon anders in, Gelt blijft mijn heer, mijn hert, mijn sin. [pagina 33] [p. 33] Vorige Volgende