| |
| |
| |
Voor-reden.
Aan de vermaeck-soeckende Nederlantsche Jeught, vrolijcke Jongelingen, en vriendelijcke Maagdekens.
GHy die met duysenderley geneughjens en soetigheydtjes uwe geselschappen weet te verblijden: ick heb alhier een Vermaeckelijck Speeltje bereydt, dat u veel leerlijck vermaeck sal geven, so gy 't recht en behoorlijck gebruyckt: ende hier sullen u veel plaatsen toe bequaam zijn, meer als eenige andere Speelen, als van de Kaart, 't Tambort, Gansebort, en meer andere die ghy soo niet by u kunt hebben als dit Vermaakelijck Boekjen: Wilt het dan aldus gebruycken, als ick u hier vorder sal leeren. Als gy u sult vinden (gy Jonge Lieden) in 't Geselschap van ses, of acht, of meer,
| |
| |
of in eenige Voorspeelen, Bruyloften, maaltijden, of buyten in 't groen, om te vermaacken, ende meer andere gelegentheden: soo sult gy dit Boekjen nemen, ende seggen tegen malkanderen; laat ons eens sien, waar elk van ons sijn Hert meest toe genegen is; en sult een Spelde nemen, ende in het toegevouwen Boeckjen steecken, en de plaatse, daar hy of sy de Spelde gesteecken heeft, sal men open doen, en sien wat genegentheyt dat dat Hert heeft, dat op dat bladt staat; indien dat 't hem past, die gesteecken heeft, (welk gy het Schrift lesende) wel by na sult mercken), dat by de Herten geschreven staat, en ook letten op de Steecker sijne genegentheydt, en soo mijn Boeckjen het recht geraden heeft, sal wel haast een heuchelijck lacchen onder u lieden ontstaan, dat het Boeckjen soo kan waar-
| |
| |
heyt seggen, en boerten alsoo met den Steecker: maar indien het heel contrary valt, dat even soo wel gebeuren kan, ende dat het hem past als een tang op een Verken (soo men seyt) soo sal niet minder gelacchen worden, als mijn Boeckxkens die t'onrecht beschuldigt, daar soo weynigh aan is: en dit is voor eenen, soo sult gy allegader daar in steecken die mede speelen wilt: hoe meerder in 't Spel hoe beter; en leest, ende steekt al rasch voort, dat het omme gaat, dat elck eens steecken mach; en het sal u niet ontbreecken. By de Herten staat soo wel Schrift voor de Dochters als voor de Jonghmans, leest elck het zyn, is 't een Jongman, die gesteecken heeft leest het bovenste Veersjen, ende is 't een Dochter die gesteecken heeft, leest het Onderste: Hier zijt gy vriendelijcke Leser, genoeg onderrecht
| |
| |
van het uytterlijck gebruyk des Spels: Ik meen U Lieden het wel verstaan sal: Speelt maar lustigh.
Maar mijn lieve Leezer, siet, dat gy uyt dese Herte-Bloemkens eenige ziel-nodige leeringen kunt trecken, ghy weet, dat de Bytjens uyt allerley Bloemkens haren soeten Honingh en voedtsel halen, ja uyt Distelen en Doornen: wilt haar naarvolgen en leeren al Spelende, dat gy uwe Herten aan de Aardsche ende verganckelijcke dingen niet moeten laten hangen, maar die hoe langhs hoe meer leeren af-sterven, ende af-wennen; alwaar gy siet en leest, laat meest uwe Hertjens haar hier toe begeven, dat gy alleen de deught bemint, en bewaar uwen Salighmaacker Jesum Christum getrouwelijck in uwe herten, dat gy oock op een plaat sult vinden, ende laat het boertige Spel sonder goede bedenckingen
| |
| |
niet gebruyckt worden. De Veersjens zyn soo vreemt niet, die by de Herten staan, of der Menschen Herten zyn noch al meer bedorven, ende tot quader genegen, ende die hem eeniger deser quader dingen bevindt, die dencke, dat hy vermaant wordt tot af-standt der selver en pooge naar beter, als ik boven geseyt hebbe.
Neemt dit (vriendelycke Lezer) in dank, is 'er iets in dat u mishaagt, of niet wel gestelt en is, 't is ons ten minsten leet; die zyn best doet, is niet te verwijten, ik en hebbe dese dingen niet voor de Hoog-geleerden, maar voor de vermaackelycke Jeugt by een gestelt, die ik hoop dat 'et heel aangenaam en behaagelyk sal zyn; en bidde u lieve Jonkheyt, dat gy u eerlyk draagt, en myn Boekjen niet en misbruykt, maar van alle laster beschermt en verdedigt, en gebruykt het tot leerlyk
| |
| |
vermaak en vrolykheyt: dit doende sal ick u in korten tydt met noch wat anders en beters versien: onder desen beveel ik u in de bescherminge des Almachtigen, die u in alles wil bewaren, zijt alle vriendelyk gegroet,
Den lesten Mey,
1642.
Uwen geheelen Vriend, en Dienaar,
J. J. STARTER.
| |
| |
Loop aan die mee Speelen wil, Loop aen.
|
|