Steeck-boecxken, ofte 't vermaek der jeugdelijcker herten(1725)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] [pagina 5] [p. 5] P.S. Afbeeldingh van Jan Starter. En sijn vermaak der Jeughdelijcker Herten. DIe wonderbare geest in Liedekens en Kluchten, In knoddigh Boertery: Thalia uwe vruchten: Hy wien ghy 't schertssen leert: u Suster niet te min Melpomene hem den pronck en deftigheydt stort in, Op 't hoogh geschoent Tonneel, met treffelijke zeden, Verheerlijckt, en bezielt met ongemeene reden, Vol glants, vol stofs, vol zins, dien vloeyende Poëet, Die nergens in sijn Dicht van een stop-woortje weet: Die is van sulk gedaant, van neus, van mont, van haren, Als die sijn ouderdom telt negen-maal drie Jaren. [pagina 6] [p. 6] Kortsom Jan Starter is 't. Wat seg ik? geen so stout, Die hem wel schild'ren kan op Kooper of op Hout. Dit is de schim alleen, hy treft sich selfs te degen In sijn Gedichten veel, die ghy vindt aller wegen; En oock in dit vermaack van 't Jeughdelijcke Hert, Daer ieder sijn gemoed soo aangewesen werd. Het lieffelijcke Spel, dat yemand oyt kan maaken, Om voor het jeughdig Volk aan vrolijkheyt te raaken. Te speelen als 't gevalt, naar plaats, en naar den tijdt, Om al het stil getreur, onlust te worden quijt: Gebruyckt het maar te recht, gy soete jonge Lieden; En wilt ons Starter milt den Lauwerkrans aenbieden. Beschermt sijn eer altijdt, dat die niet wert gerooft: Ick sie de eeuwigheydt u hangen boven 't hooft. Vorige Volgende