Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
[64] Bruydt-lofs-gedicht,Ter Eeren Hans Abbas, Ende Tiedtje Rhala.Ga naar voetnoot*Also de groote glans van Phoebi gulde stralen,Ga naar voetnoot1
Verswackende verdween, ia gantsch begon te dalen,
En in haer Broeders plaets de liefdeloose Maen,
Met haer gestarden sleep quam aenden Hemel staen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Heeft oock de sachte slaep myn sluymerige oogen,Ga naar voetnoot5
Met haeren leem bekliemd, beneveld en betoogen.Ga naar voetnoot6
Ick lagh vast op myn bed, myn leden waren moe,Ga naar voetnoot7
Myn sinnen waren dood, myn oogen waren toe,Ga naar voetnoot8
En (ist niet vreemd?) noch sagh ick langs myn kamer tredenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Een blinckende Iuffrouw, vol Goddelycke zeden,Ga naar voetnoot10
Heusch, minlyck van gelaet, van wesen soet en bly,Ga naar voetnoot11
Van oogen deftigh, maer seer lieflyck weer daer by,Ga naar voetnoot12
Geheel in 't wit gekleed: sy hiel in haere handenGa naar voetnoot13
Een suyver blinckend hart, dat staegh inwendigh branden:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En op haer boesem stond een rol, waer uyt ick lasGa naar voetnoot15
Dat sy des Werelds vreughd, d'oprechte liefde was.
[65] Dees Goddelycke Nimph begost op 't laetst te spelen,Ga naar voetnoot17
| |
[pagina 102]
| |
En met haer lieve tong soo çierelyck te quelen,
Dit na-beschreven Liedt, dat myn verbaesde ziel,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Sich selven tenemael voor opgetogen hiel.Ga naar voetnoot20
| |
[Aeole! houd doch u winden in toom]Stemme: Suyvere, schoone, vermaecklycke Maeghd.
Aeole! houd doch u winden in toom,Ga naar voetnoot21
Laetse voorsichtighjes uyt haer holen varen.Ga naar voetnoot22
Blauwe Neptune beslecht uwen stroom,Ga naar voetnoot23
Effend de golven van u verwoede baren,
25[regelnummer]
Op dat met geluck en vreughd,
Sonder tegenspoeden,
By zijn opperste geneughd,Ga naar voetnoot27
Dwars door uwe vloeden,
De Bruygom veyligh kom
30[regelnummer]
Van d'Hollandsche palen,Ga naar voetnoot30
By de rust van zijn lustGa naar voetnoot31
In de Friesche salen.
2.
D'Eerbare, kuysche, deugdsame Iong-Vrou,
Diemen de spiegel des ieughds met recht mach noemen:
35[regelnummer]
Die door haer seldsame schoonheden sou
Parssen een yeder om van haer lof te roemen.Ga naar voetnoot36
Die in 't bloeijen van haer ieughd
Blinckt in brave zeden,Ga naar voetnoot38
[66] Wijsheyd, heuschheyd, schoonheyd, deughd
40[regelnummer]
En sin-rijcke reden,Ga naar voetnoot40
Hoopt en wacht dagh en nachtGa naar voetnoot41
Naer hem (haer beminde)
Die haer siel soo beviel,
Dat s'hem best besinde.Ga naar voetnoot44
| |
[pagina 103]
| |
3.
45[regelnummer]
Hierom o Heer, die het alles beheerd,Ga naar voetnoot45
Gund dat sy eerst met gheluck te saem vergaren:Ga naar voetnoot46
Gheeft dan daer na dat haer voorspoed vermeerd,Ga naar voetnoot47
En dat s'in vreughden verslyten al haer jaren.Ga naar voetnoot48
Dat sy van gheen ongheluck,
50[regelnummer]
Onheyls slincksche streken,
Schaden, twisten, droeve druck,Ga naar voetnoot51
Weten oyt te spreken;
Maer dat sy, altijd bly en gherust'lijck leven,
Op dat Heer, sy u d'eer,
55[regelnummer]
Voor u gonste gheven.Ga naar voetnoot55
Soo sy dit had vol-end, is sy by my gheseten,Ga naar voetnoot56
En ick, nieus-gierigh, en begeerigh om te weten
Wat datter wederom voor nieus op handen waer,
Ben dus in het ghespreck ghetreden voort met haer.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
O Goddelijcke maeghd! uyt wiens beleefde wesenGa naar voetnoot60
De alderplompste mensch sou alle deughden lesen,Ga naar voetnoot61
In wien de liefde blinckt, in wien de heuschheyd blaekt,Ga naar voetnoot62
Ey seght my wie ghy syt, en wat ghy by myn maeckt.Ga naar voetnoot63
[67] Dewijl ghy 't my afvraeghd, antwoorden de Goddinne,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Ick ben d'Oprechte liefd, des gaylheyds vyandinne,Ga naar voetnoot65
Die d'herten t'samen hecht van Bruyd en Bruydegom,
Met sulcken vasten knoop, dat niemand die we'eromGa naar voetnoot67
Door list, door twist, door haet, door nijd, door klapperyen,Ga naar voetnoot68
Vermagh t' ontbinden of aen stucken oyt te snyen.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Al wat de gayle min door wellust-vuyr aenhist,Ga naar voetnoot70
Scheyd in 't ghemeen daer na de tweedracht ende twist.
Maer daer de ware liefd, daer ick mijn zaet laet dalen,Ga naar voetnoot72
Vermagh gheen nijd, door tijd, my weer te rug te halen,Ga naar voetnoot73
| |
[pagina 104]
| |
Ick blyf haer stadigh by, tot dat de swarte doodGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Den een van d'ander scheyd, en brenghtse in syn schoot.
En wijl ick door de wil, van die myn heeft ghesonden,Ga naar voetnoot76
En daeglijx noch bestierd, twee liefkens heb gebonden,Ga naar voetnoot77
Twee zielen heb vereend, met desen soeten band.
Waer door de ware liefd' in beyd haer herten brand,
80[regelnummer]
En eeuwigh branden sal tot dat het lieve leven
Een van hun beyden komt ten laetsten te begeven:
Begeer ick vriendelijck dat ghy tot haren lof,Ga naar voetnoot82
Een Bruydlofts-liedje maeckt; 't ontbreeckt u aen geen stof.
Veel Ionghmans, of sy schoon zijn treffelijck van goede,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Sijn niet te min seer arm en kleyntjes van ghemoede,
Sy blyven altijd t'huys te heng'len by den haerd.Ga naar voetnoot86
En weten niet wat nut sich elders openbaerd:
Maer dese Bruydegom, heeft in zijn teere jaren,
Tot syn geluck en eer, dat treffelijck ervaren,
90[regelnummer]
[68] Die kruyssende de zee, dat grondeloose vocht,
Veel Coninckrijcken, en veel landen heeft besocht.
Die Spagnien vijf jaer bereysd heeft en door-wandeld,
En daer seer treffelijck van wijd en syd ghehandeld.Ga naar voetnoot93
Italien doorsien, en den VenetiaenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Met al zijn deftigheyd in syne steden staen.Ga naar voetnoot95
Castilyen beoogt, Sicilien deur-tooghen,Ga naar voetnoot96
Tot scherpingh syns vernufts, tot wellust synder ooghen,Ga naar voetnoot97
En and're landen meer. Soo wie syn stam bevraeghd:Ga naar voetnoot98
't Syn sy daer Amsterdam haer hooghste roem op draeghd,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Sijn Vader oud en grijs, bekroond met eer en schatten,
Daer op de mag're Nijd noyt met haer gift kon vatten,Ga naar voetnoot101
Is teghenwoordigh noch de Mede-GeneraelGa naar voetnoot102
Commijs en Heerscher der Convoyen altemael:Ga naar voetnoot103
Dat treffelijcke ampt, daer d'hooge soo na wenschen,Ga naar voetnoot104
| |
[pagina 105]
| |
105[regelnummer]
Bediend hy loffelijck met gonst van alle menschen,Ga naar voetnoot105
Verwervende daer door schat en een groote naem,Ga naar voetnoot106
En voor de reste, syn zijn vrienden altesaem
Met ampten hoogh en waerd tot op den dagh van hedenGa naar voetnoot108
Voorsien, die sy met gonst op 't loffelijckst bekleden.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Soo ghy syn jonge jeughd, het bloeyen van syn tijd,Ga naar voetnoot110
Eens rypelijck aensiet, en hoe hy die verslijt,Ga naar voetnoot111
Met welck een nuttigheyd en brave oeffeninghen,Ga naar voetnoot112
Hy al syn daghen weet met voordeel door te bringhen,
Tot lof van hem en syns: ick wed ghy segghen soud,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Is hy van Iaren jongh, in wysheyd is hy oud,
[69] Marcus Aurelius, de wyste keyser van
't Beroemde Roomsche rijck, hiel meer van soo een man,
Die braef van zeden was, ervaren, rijck van sinnen,Ga naar voetnoot118
Die selver was bequaem om goed en eer te winnen,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Als van een die op zijn voor-ouders eer en goed
Droegh syn voorneemste pracht, en al syn hooge moed.Ga naar voetnoot121
En selfs 't gewonnen goed en d'eer nau kon bewaren,Ga naar voetnoot122
Ick laet dan staen veel goed en eer daer by vergaren,Ga naar voetnoot123
Maer die veel goed en eer van zijn voor-ouders erft,
125[regelnummer]
En daer noch meerder goed en eere by verwerfd,
Door eygen lust tot deughd, door eygen naerstigheden,Ga naar voetnoot126
Door eygen scherp vernuft, door eygen goede zeden,
Ghelijck den Bruydegom veel jaren heeft ghedaen,
Daer hem de jonge jeughd met recht mach spieg'len aen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Ick woud' wel dat my eens de nyders seggen wouden,Ga naar voetnoot130
Watmen van sulcken man behoorlijck hoort te houden.Ga naar voetnoot131
Dit wist de wyse Maeghd, dit wist haer wyse Vaer,
Die al de vreughde vond syns ouderdoms in haer,
Waerom hy sorge droegh, en dat met goede reden,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Aen wien, en welcken man hy wou syn kind besteden,Ga naar voetnoot135
| |
[pagina 106]
| |
Want soo de Philosooph, de wyse Heyden sprack,Ga naar voetnoot136
't Scheeld, of den man het goed, of't goed de man ontbrack,Ga naar voetnoot137
Maer daer het goed is, en een man die 't kan vermeeren'
G'lijck Abbas heeft betoond, kan 't qualyck slim verkeeren.Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Nu wat de lieve Bruyd, de spiegel vande jeughd,
Het Hof van goede ze'en, de woon-plaets vande deughd,
[70] Belanght, dat ick haer lof volkomen sou beschryven,Ga naar voetnoot142
Ick sou de gantsche nacht daer mede besich blyven,
En rechten noch niet uyt. De Vaer van dese maeghd,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Met eer' en groote roem syn gryse hayren draeghd.
't Welck 't vrye Friesland wel heeft tot haer nut ervaren,Ga naar voetnoot146
Alwaer hy in 't begin van syne jonghe jaren
Verscheyden ampten heeft bediend, en naderhand
Door zijn getrouheyd, deughd, vlijt, heuscheyd, goed verstand,
150[regelnummer]
Ontfanger is erweeld van al de Clooster-goeden,Ga naar voetnoot150
Die Friesland nu besit, en eertijds plach te voeden.Ga naar voetnoot151
Het welck hy trouwelijck ruym dry en dertich jaerGa naar voetnoot152
Bediend heeft, soo in vred', als 't oorloghs groot ghevaer,Ga naar voetnoot153
En heden noch bediend, ja soo diend na behooren,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Dat hy ten acht'ren noyt, maer altijd is te vorenGa naar voetnoot155
In 's rekeninghs besluyt, o, lof van grooter waerd!Ga naar voetnoot156
Hoe weynigh vindmen nu die trouheyd op der aerd!Ga naar voetnoot157
En is het niet wel vreemd? noch vindmen sulcke menschenGa naar voetnoot158
Die naer den ondergangh van desen vromen wenschen:Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
En trachten hem door Nijd zijn eer te scheuren af,Ga naar voetnoot160
Wiens lof de schande noyt een eenigh vleckjen gaf,Ga naar voetnoot161
Van zijn kinds-beenen of tot op den dagh van heden:
Die niemand ergernis gaf immer aen zijn zeden.Ga naar voetnoot163
Dan doch, als men 't bedenckt, 't is hedens-daeghs de tijdGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
Dat vrome worden van d'onvrome luy benijd.
| |
[pagina 107]
| |
Maer die den Heer betroud, kan gansch geen laster deeren,Ga naar voetnoot166
Want op den last'raer selfs sal staegh de schande keeren.Ga naar voetnoot167
[71] Van dese vrome stam is dese schoone spruyt
Ghesproten, die nu met Hans Abbas is de Bruydt,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Die door d'aentreklijckheyd van haer volmaekte leden,
Soo çierelijck besne'en van boven tot beneden,
Haer heuschen ommegangh, haer deftighe ghelaet,Ga naar voetnoot172
Haer goedertieren aerd, haer redens schoon çieraet,Ga naar voetnoot173
Haer kuysche eerbaerheyd, haer aengeboren deughden,
175[regelnummer]
Haer soete nedrigheyd, haer pryselijcke vreughden,Ga naar voetnoot175
Haer treffelijck verstand, haer lieffelijck ghesicht,
Haer brave seden daer sy yeder een met sticht,Ga naar voetnoot177
Haer yver tot Gods woordt, haer vroom en oprecht leven,
De wijsheyd die sy in haer jeughd soo had verheven,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
In menigh braef Iongman heeft liefd tot haer gebaerd,Ga naar voetnoot180
Dan d'Heer heeft (soo het schijnd) voor Abbas haer bewaerd.Ga naar voetnoot181
Wel d'Hemel wil haer so veel vreugd te saem beraden,Ga naar voetnoot182
Als 't Haeghsche bos is in de Lent beknopt met bladen.Ga naar voetnoot183
En ghy, voldoet mijn eys, ick laet u nu alleen.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Dit had sy nau gheseyd of d'ed'le Nymph verdween.
'k Ontwaeckten uyt mijn slaep, en sagh dat door mijn glasen,Ga naar voetnoot186
De heughelijcke Son syn glans begon te blasen:Ga naar voetnoot187
Dies stond ick yligh op, en gaf my op de straet,Ga naar voetnoot188
Dicht by de waeg, daer sich de klap-school vinden laet,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Daer heb ick datelijck de tydinghe ontfanghen,
Dat Tiedtje Rhala had haer lieve Echt beganghen,Ga naar voetnoot191
Ick vraeghde strax, met wie? men seyde dat het wasGa naar voetnoot192
Een Hollander, ick docht, dit's juyst die Hans Abbas
[72] Daer my de liefde deed verganghen nacht van dromen:Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Dies heb ick datelijck myn gangh naer huys ghenomen:
Om (volgens liefds bevel) een vrolijck Bruylofs-dicht,
Tot lof van 't lieve paer, te gheven in het licht.Ga naar voetnoot197
| |
[pagina 108]
| |
Wel dan gewenste twee, dien God heeft willen voeghenGa naar voetnoot198
Ick wensch u beyden toe het opperste ghenoegen:
200[regelnummer]
Dat Hymenaeus met de lieve Griecksche Maeghd,
Daer noch op dese dagh de gantsche Wer'ld van waeghd:Ga naar voetnoot201
Noch oock Thalassus de Romeyn met syn Sabyne,
Hetwelck een lof gebaerd heeft hem, en al de syne,
So vredigh, heusch, beleefd, voor-spoedigh, aenghenaem,
205[regelnummer]
Eendrachtigh, lieflijck, soet, gheluckigh en bequaemGa naar voetnoot205
Geleefd heeft, als ghy beyd te samen staegh sult leven:Ga naar voetnoot206
Dit wil de goede God u uyt ghenade gheven.Ga naar voetnoot207
Wel dan, o Bruydegom, op dat ick u niet hou
Te langh met mijn ghedicht, van u wel lieve vrou,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
En haer van al haer lust, (schoon sy na de manierenGa naar voetnoot210
Van de geveynsde Bruyds, haer droevigh schijnd te tieren,)Ga naar voetnoot211
Wensch ick u veel gelux en al des Werelds lust:
Hier op malcander eens uyt goeder herten kust,
De reste wijst sich selfs, daer moetmen niet van spreken,
215[regelnummer]
Dies sluyt ick mijn ghedicht, en laet het daer by steken.Ga naar voetnoot215
Eynde
|
|