Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
[21] Wellecomst-ghesangh,gesonghen door de Friesche Maeghd, op de weder-komste van d'Heere Erich Brahe. ende Iuffrou Lucia van Eysinga.Ga naar voetnoot*
De Friesche maeghd.
Wat schijnd daer voor geraes te schat'ren in mijn ooren?
Wat is het voor gherucht, dat ick daer schijn te hooren?Ga naar voetnoot2
Den Hemel galmt daer van, men roept vast om end' om,Ga naar voetnoot3
Lisck Eysinga die komt, die komt daer wederom.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O overbrave vrou, van d' Hemel uytvercoren,Ga naar voetnoot5
En al de Wereld tot verwonderingh gheboren.Ga naar voetnoot6
Pronck-peerle van mijn Croon, Goddinne, dien ick noem,
Mijn pracht, mijn hoovaerdy, mijn eer, mijn hoogste roem,Ga naar voetnoot8
Ick heet u wellekom, o wellekom van harten,
10[regelnummer]
Die met u schoonheyd meughd all' and're schoonheyd tarten.Ga naar voetnoot10
In wien Natura selfs haer eere heeft betracht,Ga naar voetnoot11
En al haer wetenschap volcomentlijck volbracht.
O wellekom Goddin dien ick heb willen kiesen,
Als voorbeeld vande glans en schoonheyd vande Friesen.
15[regelnummer]
En dien ick als een pronck en eere van haer land
Te worden omghevoerd, alleene waerdigh vand.Ga naar voetnoot16
Ick weet, doen ghy gestrand waert, riepen al de Denen,Ga naar voetnoot17
Op aerden heeft de Son noyt schoonder vrou beschenen:
| |
[pagina 39]
| |
Men hoorde niet een mensch yet anders segghen, dan,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Daer komt het voorbeeld van de Friesche schoonheyd an.
O vrienden, dits een vrou, neemt nu eens af by desen,Ga naar voetnoot21
Wat moeten in dat land al schoone Maeghden wesen.
Dat waren hare re'en, en die u glans mocht sien,Ga naar voetnoot23
Die achte sich te zijn, de salighst van de li'en.
25[regelnummer]
De Coningh schrickte selfs, en bleef schier opgetoghen,Ga naar voetnoot25
Doen uwe schoonheyd stond te schem'ren voor sijn ooghen,Ga naar voetnoot26
En dacht (soo haest hy sagh u braef ghestaltenis)Ga naar voetnoot27
Geluckigh is het land daer sulcken vrou-volck is.Ga naar voetnoot28
Nu (sprak hy) is 't niet vreemd het geen men heeft geschrevenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dat vanden Coninck sou van Eng'landt sijn bedreven.Ga naar voetnoot30
Die d'eerste Friesche vrouw, die oyt in Eng'landt quam,Ga naar voetnoot31
Versocht tot zijn ghemael, en tot zijn huysvrou nam.Ga naar voetnoot32
Wie isser, die niet soud' aensiende sulcke vrouwen,
Haer soecken in zijn land met alle vlijt te houwen?
35[regelnummer]
Hy heet u wellekom, en haeld u als Goddin,
En peerle van zijn land triumphelijcken in.Ga naar voetnoot36
Hoe menichmael heeft hy u byder hand ghenomen?
En met u omghedanst, en weer by u ghekomen?Ga naar voetnoot38
Heeft hy u niet, Goddin, en u geselschap beydGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Op zijn onwinbaer Slot met achtbaerheyd gheleyd?Ga naar voetnoot40
En u daer laten sien syn schatten en juwelen,
Sijn dierbare gesteent (gheweygert aen soo velen)Ga naar voetnoot42
d'Eer die u daer in 't land (mijn Engel) is geschied,
Die laet ick in de pen, en die verhael ick niet,
45[regelnummer]
Want, dat ick daer wou staen thien daghen van te schryven,Ga naar voetnoot45
Noch souder (dat gaet vast) veel ongeschreven blyven.Ga naar voetnoot46
[22] O cierlijcke cieraad, die my soo seer vermaeckt,Ga naar voetnoot47
En tot den hooghsten top van alle schoonheyd raeckt,
Wiens deftighe gelaet, wiens cierelijcke reden,Ga naar voetnoot49
| |
[pagina 40]
| |
50[regelnummer]
Wiens deughdelijck gemoed, en welghemaeckte leden,Ga naar voetnoot50
De wyste vande Werld vermagh te maken stom,
Ick heet u wederom met vreughde wellekom.
De Heere sy ghelooft, die u heeft willen sparen,
En op u groote reys voor ongheluck bewaren.
55[regelnummer]
Die u heeft voort gebraght, doen worden die ghy syt,Ga naar voetnoot55
De peerle van mijn Croon, de Phenix van u tijd.
Tot noch toe heb ick in Ronixa myn behaghen
Gesteld, en oock op haer mijn hooghste roem gedragen,
Ronixa segh ick, die het Coninghlijck gemoed
60[regelnummer]
Van groot Brittannyen deed branden in een gloed,
Deed branden in een gloed, een gloed van reyne minne,
Ja soo dat hy haer heeft getroud als Coninginne,
O roem! o groote roem! die eerste Friesche Maeghd
Die oyt in Eng'landt quam, den Coningh soo behaegd
65[regelnummer]
Dat hy zijn trotsch gemoed niet langer kon betomen,
Maer heeft haer tot zijn vrou, zijn Echte vrou genomen.Ga naar voetnoot66
Dan dese quam hem t' huys, dees quam hem in de hand,Ga naar voetnoot67
En ghy, ghy blijft alhier, ghy blijft hier in u land,
Daer komt den trotschen Held, de roem van alle Deenen,
70[regelnummer]
Die met een Hartogin met eeren mocht vereenen,Ga naar voetnoot70
Die alle landen had van Christenrijck deur-reyst,
En over al gesien wat het gesicht vereyst,Ga naar voetnoot72
De schoonste schoonen daer oyt eenigh mensch van hoorden,
Maer nimmer een soo schoon, die hem tot min bekoorden,
75[regelnummer]
Die segh ick komt by u, hy siet u schoonheyd aen,
Doe stond hy als verbaest, doe wast met hem ghedaen,Ga naar voetnoot76
U hayren, daer de Son zijn glans van schijnd te halen,
U voorhooft als yvoor, u lippen als Coralen,
U ooghen als een git vol soete soetigheydGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
U Princelijck gelaet, u brave deftigheyd,Ga naar voetnoot80
U treffelijcke gangh, u wel gestelde leden,Ga naar voetnoot81
U heuscheyd, u vernuft in 't kav'len van u reden,Ga naar voetnoot82
Maer boven alle dingh, de deughd van u gemoed,
Doorwonden inder yl zijn welgeboren bloed,
| |
[pagina 41]
| |
85[regelnummer]
U lieffelijck gelonck, Goddin, dat was de schichte,Ga naar voetnoot85
Die desen soeten brand in syne boesem stichte,Ga naar voetnoot86
U lodderlijck gegluer, had zijn manhaftigh hertGa naar voetnoot87
Doornagelt met de min, een ongewoone smert.
Ghy waert de dool-hof voort van alle zijn gedachten,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Hy storte voor u neer de stromen van zijn klachten,
Hy ruste dagh noch nacht, maer heeft u staech gevleyd,Ga naar voetnoot91
Tot dat ghy hem op 't laest u trou hebt toegeseyd.
O wel gewenste paer! van d' Heere soo gesegend,Ga naar voetnoot93
Als oyt den Hemel heeft beschenen of beregend,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Cieraet van desen Eeuw! ick heet u wederomGa naar voetnoot95
Met een verheughd gemoed van herten wellekom
Wat zullen nu hier toe der Nydris tongen seggen,Ga naar voetnoot97
Die naer u ondergangh vergeefs te wachten leggen:Ga naar voetnoot98
Die yder een soo slim gewittight hebben, vanGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
De trouwe, die ghy deed, met sulcken braven man?Ga naar voetnoot100
En hadden wel gesien haer opperste behagen,
Zoo veer het qualijck u had komen te beslagen?Ga naar voetnoot102
Wat ist? sy moeten sien, tot haer misnoegen, aen,Ga naar voetnoot103
U lof en u geluck op 't alderhooghste gaen.
105[regelnummer]
Hoe mach de Wereld soo verkeerd zijn van gedachten?Ga naar voetnoot105
En d' een den and'ren soo genegen te verachten?
Als d' Hemel d' eene mensch een groot geluck toe vlijd,Ga naar voetnoot107
Die word dan daedlijck van zijn mindere benijd.
Misgunders van haer vreugd! och! had ghy doch geswegen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Tot dat ghy saeghd hoe dat de sake was gelegen,
Dat waer noch yet geweest, nu hebt ghy afgemaeldGa naar voetnoot111
U nydigh hert, en vind u vande wegh gedwaeld.Ga naar voetnoot112
Siet nu bevind ghy in u meningh u bedroghen,
En wat ghy hebt geseyd bewijst de tijd gelogen,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Ach! d' opper-Heere die veranderd doch u sinnen,Ga naar voetnoot115
| |
[pagina 42]
| |
En gunne dat ghy mooght malkanderen beminnen
Die geef dat ware liefd' aen uwe herten grenst,Ga naar voetnoot117
En niemand d' ondergangh meer van den ander wenst.
De tijd die is doch kort die u hier is gegeven,
120[regelnummer]
Wilt die in vriendschap met malkanderen beleven.Ga naar voetnoot120
Wel dan gesegend paer, hier met beveel ick uGa naar voetnoot121
Des opper-Heeren schut, en segh u voort Adieu.Ga naar voetnoot122
[23] Och dat ghy soo veel vreughds genoot als ick u wensche,Ga naar voetnoot123
Geluckigh soud ghy zijn ver boven alle menschen,
125[regelnummer]
Gelooft, gelooft het vry, ick wensch u soo veel vreughd,
Als aende blaeuwe lucht ghy Sterren tellen meught,Ga naar voetnoot126
Dat Hemel, Aerd', en Hel, eer mengel deur malkanderGa naar voetnoot127
Als dat uw liefd' in haet, u vreughd in druck verander.Ga naar voetnoot128
Och dat ick by u moght gestadigh blyven staen!Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Dan sou het na mijn wensch en na mijn wille gaen.Ga naar voetnoot130
Hoe garen soud' ick al des Werelds vreughden lakenGa naar voetnoot131
En in u schoon gesicht alleene my vermaken,Ga naar voetnoot132
Maer vrolijcke Juffrou (hoe seer het my oock spijt)
Ick moet, ick moet van hier gedwongen door de tijd,
135[regelnummer]
Ghy weet hoe my den Heer der Heeren heeft gesegend,
En wat my al gelucx tot heden is bejegend:Ga naar voetnoot136
Ja dat (na mijn begrijp) geen landschap sou by mijnGa naar voetnoot137
In vruchten noch gewas, geleken mogen zijn,Ga naar voetnoot138
Want dat laet d'opper-Heer soo overvloedigh groeijen,
140[regelnummer]
Dat yder segghen sou, het suyvel hier te vloeijen,Ga naar voetnoot140
Kaes, botter, honich, melck, dat vloyter allegaer,
Niet anders dan of dit 't land van beloften waer.
Mijn Grensen zijn voorsien met schanssen en met dijcken,
De vyand moet voor 't een, de zee voor 't ander wijcken.
145[regelnummer]
Drye honderd dertich en vier Dorpen wel beboud,Ga naar voetnoot145
Met Kercken braef voorsien mijn kleyne landschap houd,Ga naar voetnoot146
Wat gheeft mijn land al op van paerden en van volen:Ga naar voetnoot147
Wat schoone schapen siet men op mijn Heyden dolen.
| |
[pagina 43]
| |
t Gevogelt dat ick heb (hoewel ick het beny)
150[regelnummer]
Spijst Holland niet alleen maer Engeland daer by.
'k Heb Veenen groot genoeg om Ne'erland gantsch te warmen
Daer toe heeft my de zee omcingeld met zijn armen.Ga naar voetnoot152
Van Adel ben ick rijck, door wiens manhaftigheydGa naar voetnoot153
Toe aen des Werelds end mijn eere word verbreyd,
155[regelnummer]
Wat hooge scholen, en geleerde luy betreft,
Daer in den Heere my noch dagelijcx verheft,
Behoefd mijn heerlijckheyd geen Hartoghdom te wijcken,Ga naar voetnoot157
Jae soud my by de braefst wel derven vergelijcken.Ga naar voetnoot158
Mijn dienaers van Gods woord, die trecken eenen lijn,
160[regelnummer]
En soecken in de vreed' en buyten twist te zijn,
Sy houden sich al stil, in 't midden vande baren,Ga naar voetnoot161
Dus, moet ick het oock sien sorghvuldigh te bewaren,Ga naar voetnoot162
Ja duysend dingen meer die ick moet gade slaenGa naar voetnoot163
Bedwingen my van hier op 't spoedighste te gaen.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Maer: als ick al vertreck, mijn sinnen en gedachtenGa naar voetnoot165
Die sullen staegh op u en u welvaren achten,Ga naar voetnoot166
Al word ghy somtijds van d' onwetende benijd,
Versteurd u daer niet in, het heeft een kleyne strijd,Ga naar voetnoot168
Of sy u groot geluck beschempen en versmaden,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Het heeft niet veel om 't lijf, het kan u weynigh schaden,
Hoe hard de sachte zee komt op de Rotse slaen,
De Rots staet even stijf, en treckt het hem niet aen.Ga naar voetnoot172
De Wijngaerd-ranck, die bloeyd veel hooger door 't besnoyen,
Hun tongh, dat nydigh mes, sal oock u lof doen groyen.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
O, overbrave vrou, hier met beveel ick weerGa naar voetnoot175
U en u lieve man, den al-vermogen Heer.
Ick sweer u dat mijn gunst sal eeuwigh by u blyven
Soo langh den Hemel sal op syne polen dryven,
Den Olyphant sal eer gaen vliegen in de lucht,
180[regelnummer]
't Onnosel schaep den Wolf eer dryven op de vlucht,
| |
[pagina 44]
| |
De visschen sullen eer sich nestelen inde boomen,
De vog'len vande lucht gaen swemmen inde stroomen,
De Maen sal eer by daegh, de Son by nachte staen,
Eer mijn getrouwe liefd tot uwaerts sal vergaen.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Wel dan, de groote God wil u voor druck bewaren,Ga naar voetnoot185
En laten u met vreughd verslyten uwe jaren.
|
|