Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: Wie zig ter hooger Schoole, &c.1. ZOo iemands herte is belust
Te leeven in een volle rust,
In alle vre'e, in volle vreugd,
Om onvermoeid, langs 't pad der deugd,
Stand-vastelijk te treeden voort
Door d' ingang van de enge poort,
Naa d' onvergankkelijke Stad,
Die vol 't van vreugd en heil bevat.
2. Die laat voor d' ingang van deez' baan
Zijn eigen wil ter zijden staan;
Die geef zig over, om Gods wil
De zijn te laaten, en zig stil
Te vree te houden in zulk lot,
Als hem beschooren is van God,
In hoon, in smert, in leet, in druk
Te stellen nimmer ongeluk.
3. Maar all' voor heil en luk t' ontfaan,
Al schijnt het groot en swaar te gaan;
't Zy voor of swaare teegen-spoed
Te neemen willig op voor goed;
In overvloed of in gebrek
Het hart t' ontrekken 's weerelds trek;
| |
[pagina 90]
| |
In zoet, in zuer, in zagt, in zeer
Met vreugd te looven zijnen Heer.
4. Die zoo zig zelven over-geefd,
En noid naa eigen wil en leefd,
Maar werpt zig heel in Goodes hand,
Vloeid vreugde toe, aan alle kant,
Voeld volle vree in zijn gemoed,
Heeft volle rust, en al het zoet,
Dat eenig menschen brein bevat
Geniet hy als een waarden schat.
5. Hy steund op Hem, wiens wil hy doet,
Die d' oorspronk is van alle goed,
Daar vlugt hy heen in swaare nood,
Daar zugt hy naar in angst voor dood,
Daar zoekt hy heul in leed en pijn,
Die laat hy zijn bezorger zijn
In lijfs gebrek en arremoed,
Daar zoekt hy troost in teegen-spoed.
6. Hy vind het al wat hy begeerd,
Als hy zig tot zijn God maar keerd;
Schoon hy terstond geen redding krijgd,
En God op zijn gebeeden zwijgd,
Hy laat noit los, hy houd Hem vast,
Schoon 't God op hem niet toe en past,
Zijn hert zwemd nog in volle hoop,
Schoon 't alles tuimeld over hoop.
7. Waarom? hy weet dat God een schat,
Die al wat wenschlijk is bevat,
Voor haar alleen heeft weg-geleid,
Die hier in alle teegenheid
Nog durven steunen op zijn woord,
En daar op manlijk treeden voort.
Dies is zijn hart in God gerust
Schoon reddings wens niet word geblust.
| |
[pagina 91]
| |
8. Hy weet dat God den zijnen mind,
En noit aan haar iets quaads begind,
Maar al wat Hy gehengd of doet
Aan haar, haar altijd strekt tot goed.
Dies hem, 't zy wat hem over-koomt,
Zijn hert met vreugden over-stroomd.
Waarom? hy is geheel vernoegd
Als God hem 't eeuwig maar toe voegd.
L.T. |
|