Madrigalia
(1960)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
LV.1.[regelnummer]
Questi ch' inditio fan del mio tormento
Sospir no sono, ne'i sospir son tali:
Quell'i han triegua tal hor, io mai no sento
Ch'il petto mio men la sua pen' eshali;
5.[regelnummer]
Amor che m'ard'il cor fa questo vento,
Mentre di batt' intorn' al foco l'ali;
Amor con che miracolo lo fai,
Ch' in focc' il tengh' e nol consumi mai?
Noë Faignient, Harmonia celeste 1593, fo. 8v; a 4. De tekst is van Ludovico Ariosto: Orlando furioso XXIII, 127. 1.[regelnummer]
Het zijn geen zuchten die getuigen van mijn lijden;
Zuchten zijn ook niet zo:
Deze worden onderbroken van tijd tot tijd; maar ik voel nooit
Dat mijn borst haar smart minder loost.
5.[regelnummer]
Amor, die mijn hart doet branden, veroorzaakt deze wind,
Terwijl hij rond het vuur met zijn vleugels slaat.
Amor, met welke wonderkracht bewerkt gij
Dat gij het brandend houdt, en het toch nooit verteert?
| |
[pagina 207]
| |
Questo inditio fan. Noë Faign. Vers. 8.1.[regelnummer]
Wanneer ick overdenck mijns Heeren smarten /
Versucht mijn adem: maer 't suchten gedijdt // myGa naar voetnoot2.
Tot een gestagen wind / die 't vyer mijns hartenGa naar voetnoot3.
Ontsteeckt / terwijl de medesucht doorsnijdt // myGa naar voetnoot4.
5.[regelnummer]
't Is God die door het geen hy heeft geladen /Ga naar voetnoot5.
My wegen laet mijn sond' en sijn genaden.Ga naar voetnoot6.
Maer / Heer! met wat mirakuleusheyd doeyeGa naar voetnoot7.
Mijn hart noch leven / en niet te min soo gloeyen!
|
|