Nagelate schriften
(1677)–Benedictus de Spinoza– AuteursrechtvrijEenenzeventigste Brief.
| |
[pagina 649]
| |
Ga naar margenootcbedenkingen, de Ga naar margenootdverscheidentheit der dingen Ga naar margenootevan voren getoont kan worden, dewijl gy van Deskartes gevoelen verhaalt, daar in Deskartes gestelt heeft dat hy haar op geen andere wijze van d' uitgestrektheit kan afleiden, dan met Ga naar margenootft' onderstellen dat door de Ga naar margenootgbeweging, van God verwekt, dit in Ga naar margenoothd'uitgestrektheit gewrocht is. Hy leid dieshalven, volgens mijn gevoelen, de Ga naar margenootiwezentlijkheit der lighamen niet van de Ga naar margenootkrustende stoffe af; 't en waar gy misschien Ga naar margenootld' onderstelling van dat God de Ga naar margenootmbeweger is, niets achtte, dewijl gy niet getoont hebt hoe dit uit Gods Ga naar margenootnwezentheit Ga naar margenootovan voren nootzakelijk moet volgen; 't welk Deskartes, toen hy dit tonen zou, geloofde de menschelijke Ga naar margenootpbevatting t' overtreffen. Ik verzoek dan deze zaak van u, dewijl ik wel weet dat gy andere Ga naar margenootqgedachten hebt, 't en zy 'er misschien enige andere gewichtige oorzaak onder schuilt, om 't welk gy dit tot noch toe niet hebt willen openbaren, en zo dit, gelijk ik niet twijffel, niet nodig had geweest, gy zoud niets zodanig duisterlijk aanwijzen. Maar gy hebt u dit zekerlijk Ga naar margenootrt' overreden, dat, 't zy gy my oprechtelijk iets zult aanwijzen, of voor my verborgen houden, mijn Ga naar margenootsgenegentheit echter tot u onverändert zal blijven. Doch de redenen, om de welken ik dit bezonderlijk verzoek, zijn dezen, dat ik in de Ga naar margenoottWiskundige dingen altijt waargenomen heb, dat wy uit yder zaak, in zich aangemerkt, dat is uit de Ga naar margenootubepaling van yder zaak, niet meer dan een enige Ga naar margenootweigenschap konnen Ga naar margenootxafleiden: maar dat, indien wy meer Ga naar margenootyeigenschappen begeren, het nootzakelijk is dat wy de Ga naar margenootzbepaalde zaak tot andere dingen Ga naar margenootabetrekken; want dan zullen 'er uit de Ga naar margenootbsamenvoeging der Ga naar margenootcbepalingen van deze dingen nieuwe eigenschappen voortkomen. Tot een voorbeelt, indien ik Ga naar margenootdd' omtrek van de Ga naar margenootekring alleen aanmerk, zo kan ik niets anders besluiten, dan dat hy overäl met zich zelf gelijk, of Ga naar margenootfeenvormig is; door welke Ga naar margenootgeigenschap hy warelijk van alle andere Ga naar margenoothkromme lijnen Ga naar margenootiwezentlijk verschik; en ik zal 'er nooit anderen konnen van Ga naar margenootkafleiden. Maar indien ik deze Ga naar margenootlomtrek tot andere dingen Ga naar margenootmbetrek, namelijk tot de Ga naar margenootnstralen, uit het Ga naar margenootomiddelpunt getrokken, tot twee lijnen, die malkander snijden, of ook tot meer andere lijnen, zo zal ik meer Ga naar margenootpeigenschappen hier van konnen afleiden: 't welk enigsins tegen de zestiende Ga naar margenootqVoorstelling schijnt te strijden, die bijna de voornaamste van 't eerste boek van uw Ga naar margenootrZedekunst is. Want in deze Voorstelling word als bekent aangenomen, dat men van de gestelde Ga naar margenootsbepaling van yder zaak meer Ga naar margenootteigenschappen kan afleiden; 't welk my onmogelijk schijnt, zo wy de Ga naar margenootubepaalde zaak niet tot andere dingen Ga naar margenootwbetrekken. Dit heeft ook te weeg- | |
[pagina 650]
| |
gebracht, dat ik niet kan zien op wat wijze uit enige Ga naar margenootxtoeëigening, alleen aangemerkt, tot een voorbeelt, uit Ga naar margenootyd'uitgestrektheit, een Ga naar margenootzonëindige verscheidenheit van lighamen zou konnen ontstaan. Immers, indien gy acht dat dit ook niet uit een enige toeëigening, alleen aangemerkt, maar uit alle, gezamentlijk genomen, besloten kan worden, zo wilde ik hier in wel van u onderwezen zijn, gelijk ook hoe men dit zou bevatten, enz.
23. Jun. 1676. |
|